Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7514

Datum uitspraak2008-07-11
Datum gepubliceerd2008-07-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580152-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld voor heling en het helpen van iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf, namelijk diefstal met geweld (zie daarvoor uitspraak LJN BD7517). De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De geldvordering van de benadeelde partij (het slachtoffer) verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580152-08 Uitspraak d.d.: 11 juli 2008 tegenspraak/ dnip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1972], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland opzettelijk een persoon, [medeverdachte], die schuldig was aan of verdachte was van het misdrijf diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft verdachte die [medeverdachte] vervoerd in zijn, verdachtes auto, weg van de plaats van het delict; artikel 189 van het wetboek van strafrecht en/of hij op of omstreeks 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, een geldbedrag (200 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit geldbedrag wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen 1. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid (eindnoot 1). Eerste onderdeel en tweede onderdeel van de tenlastelegging 2. Op zondag 4 maart 2007 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangeefster verklaart - zakelijk weergegeven - dat zij, na sluiting van haar restaurant in de richting van haar woning is gefietst (eindnoot 2). Onderweg is zij ter hoogte van enkele zeecontainers aan de Brouwersmolenweg te Ugchelen van de fiets gevallen. Zij verklaart dat zij van achteren werd aangevallen, bij de rechterarm werd gepakt en met een voorwerp werd neergeslagen.(eindnoot 3) Zij had verschillende verwondingen. [slachtoffer] droeg in haar linkerhand een zwarte tas, die na de val was weggenomen. In de tas zat onder meer de dagopbrengst van het restaurant in een sealbag, een portemonnee met geld, een sleutelbos en identiteitsbewijs.(eindnoot 4) In de sealbag zat een bedrag van ongeveer € 2.500,-- en in de portemonnee een bedrag van € 250,- à € 300,--.(eindnoot 5) 3. Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 11 juli 2008 is [medeverdachte] veroordeeld voor voormeld feit, te weten diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of makkelijk te maken. 4. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- verklaard dat hij verdachte heeft gevraagd om hem met de auto naar Apeldoorn te rijden. Verdachte heeft in Ugchelen in de auto op [medeverdachte] gewacht toen deze is uitgestapt. Na de beroving is [medeverdachte] weer in de auto van verdachte gestapt en zijn zij weggereden.(eindnoot 6) Later heeft verdachte van hem, [medeverdachte], ongeveer € 200,- à € 250,-- van de buit gekregen.(eindnoot 7) 5. Verdachte heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] hem heeft gevraagd om mee te rijden naar Apeldoorn. Verdachte zou daar ongeveer € 200,-- voor krijgen. Op weg naar Ugchelen heeft [medeverdachte] in de auto gezegd dat zij een aggregaat zouden ophalen. Toen zij ter plaatse waren zei [medeverdachte] hem dat hij het aggregaat zo zou meenemen. Verdachte wist toen dat [medeverdachte] het apparaat wilde stelen. Verdachte verklaart dat hij [medeverdachte] heeft gezegd daar niet aan mee te willen doen. Bij de zeecontainers aan de Brouwersmolenweg te Ugchelen heeft verdachte toen in de auto op [medeverdachte] gewacht. Na ruim een half uur is [medeverdachte] hard aan komen rennen en heeft tegen verdachte gezegd dat hij snel moest wegrijden. Op de terugweg heeft verdachte gezien dat [medeverdachte] een stuk gereedschap en een donkere tas bij zich had. [medeverdachte] heeft tegen verdachte gezegd dat [medeverdachte] een vrouw van de fiets had getrokken.(eindnoot 8) Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij, toen ze na de rit weer bij [medeverdachte] thuis waren, € 50,-- van hem heeft gekregen. Standpunt van het openbaar ministerie 6. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het eerste en tweede onderdeel van het tenlastegelegde. Standpunt van de verdachte, de verdediging 7. Door de raadsvrouw is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het eerste onderdeel van de tenlastelegging, nu verdachte niet wist van het plan van zijn medeverdachte [medeverdachte] om iemand te beroven. 8. Ten aanzien van het tweede onderdeel van het tenlastegelegde heeft de verdediging allereerst aangevoerd dat verdachte geen € 200,-- heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte], maar € 50,--, zodat niet exact kan worden vastgesteld om welk geldbedrag het gaat. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte uit de buit een geldbedrag heeft ontvangen, zodat verdachte van het tweede onderdeel dient te worden vrijgesproken. Overweging van de rechtbank 9. De rechtbank verwerpt het verweer ten aanzien van het eerste onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] heeft gevraagd of hij wilde meerijden van Raalte naar Apeldoorn.(eindnoot 9) Voor deze -naar het oordeel van de rechtbank- relatief kleine inspanning zou verdachte een aanzienlijke beloning krijgen, te weten ongeveer € 200,--. Toen verdachte met [medeverdachte] bij de containers in Apeldoorn stond wist hij dat [medeverdachte] iets wilde stelen.(eindnoot 10) Verdachte is vervolgens in de auto gestapt en heeft zeker een half uur gewacht op [medeverdachte]. Vervolgens is [medeverdachte] hard komen aanrennen en heeft tegen verdachte gezegd “rijden rijden”. Het ging [medeverdachte] niet hard genoeg en verdachte moest nog harder rijden.(eindnoot 11) In de auto heeft [medeverdachte] hem verteld dat hij een vrouw van de fiets had getrokken en had [medeverdachte] een tas bij zich. Tijdens een plaspauze nam [medeverdachte] die tas mee, waarbij verdachte de indruk had dat [medeverdachte] deed alsof hij moest plassen, terwijl hij in de tas zat te rommelen. Daarna heeft verdachte [medeverdachte] naar huis gebracht en van hem geld aangenomen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank, anders dan door de raadsvrouw bepleit, van oordeel dat verdachte wel degelijk wist dat [medeverdachte] zich had schuldig gemaakt aan een misdrijf en dat verdachte hem opzettelijk behulpzaam was. Dat verdachte voorafgaand aan de autorit nog niet precies wist welk misdrijf [medeverdachte] zou gaan plegen, doet aan een bewezenverklaring niet af. 10. De rechtbank is voorts van oordeel dat het tweede onderdeel van de tenlastelegging bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat onduidelijk is welk geldbedrag verdachte van [medeverdachte] heeft ontvangen. Verdachte en [medeverdachte] verklaren daaromtrent verschillend. Andere bewijsmiddelen op grond waarvan een exact geldbedrag kan worden vastgesteld, bevat het dossier niet. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte in ieder geval een geldbedrag heeft ontvangen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat niet bewezen kan worden dat verdachte een geldbedrag heeft ontvangen waarvan hij wist of kon vermoeden dat het van een misdrijf afkomstig was. [medeverdachte] heeft immers verklaard dat verdachte rond de € 200,-- heeft gekregen van de buit. (eindnoot 12) Verdachte heeft zelf verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] in diens woning uit de tas van het slachtoffer geld uit het zakje haalde en het geld glad streek en het vervolgens in zijn zak stopte. Bij de voordeur heeft [medeverdachte] verdachte € 50,-- gegeven, aldus verdachte.(eindnoot 13) Voor de stelling van de raadsvrouw dat [medeverdachte] wellicht nog ander niet van een misdrijf afkomstig geld in zijn zak had, is geen steun te vinden. Bewezenverklaring 11. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, opzettelijk een persoon, [medeverdachte], die schuldig was aan het misdrijf diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft verdachte die [medeverdachte] vervoerd in zijn, verdachtes, auto, weg van de plaats van het delict; en hij op 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dit geldbedrag wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 12. Het bewezene levert op het misdrijf: Eerste onderdeel: Opzettelijk iemand die schuldig is aan of vervolgd wordt ter zake van enig misdrijf, verbergen of hem behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie. Tweede onderdeel: Opzetheling. Strafbaarheid van de verdachte 13. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 14. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 72 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, en met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een werkstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. 15. De verdediging heeft aangevoerd dat de strafeis buitengewoon hoog is. Een werkstraf van 60 uren is passend voor het tenlastegelegde. 16. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een werkstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde werkstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. 17. De rechtbank heeft bij de straftoemeting het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is niet de aanstichter geweest van hetgeen heeft plaatsgevonden, maar heeft wel het vervoer en de vlucht van verdachte mogelijk gemaakt. Verdachte heeft zich dan wel teruggetrokken nadat hij ontdekte dat [medeverdachte] van plan was een aggregaat te stelen, maar verdachte heeft vervolgens [medeverdachte] nog wel naar huis vervoerd. Daarna heeft verdachte uit de buit geld aangenomen, waarmee hij zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling. Achteraf is gebleken dat [medeverdachte] zich aan een ernstig feit had schuldig gemaakt. Door zijn handelwijze heeft verdachte een ander gefaciliteerd bij het plegen van een misdrijf en het ontkomen aan aanhouding nadien. 18. De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten voordele van verdachte ermee rekening houden dat, zoals uit het strafblad blijkt, hij niet eerder is veroordeeld in verband met soortgelijke feiten. 19. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande, geen aanleiding om een aanvullende gevangenisstraf op te leggen en is van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen een werkstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke werkstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Vordering tot schadevergoeding 20. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.950,-- (€ 2.500,-- dagopbrengst [restaurant],€ 150,-- voor de tas met inhoud en € 300,-- cash geld ) gevoegd in het strafproces. 21. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het ontstaan van de schade en het ten laste van deze verdachte bewezen verklaarde feit. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 189 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de veroordeelde tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen. Bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 50 (vijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering. Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Varenhorst en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2008. (eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0620/08-203360, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en getekend op 5 mei 2008. (eindnoot 2) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 55. (eindnoot 3) Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer], p. 68. (eindnoot 4) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 56. (eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 67. (eindnoot 6) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 240-242. (eindnoot 7) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 246. (eindnoot 8) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 273 en 274. (eindnoot 9) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 273. (eindnoot 10) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 274. (eindnoot 11) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 274. (eindnoot 12) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 246. (eindnoot 13) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 278 en 279.