Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7517

Datum uitspraak2008-07-11
Datum gepubliceerd2008-07-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580163-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld voor het plegen van diefstal met geweld. Rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook moet de verdachte een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer van 2950,- euro. Zie ook uitspraak LJN BD7514.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580163-07 Uitspraak d.d.: 11 juli 2008 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1983], wonende te [adres], thans gedetineerd in het huis van bewaring Arnhem Zuid te Arnhem. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2008. Ter terechtzitting gegeven beslissingen De rechtbank heeft het ter terechtzitting van 27 juni 2008 gedane verzoek van de raadsman om opheffing van de voorlopige hechtenis en om onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte afgewezen. Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of een bos sleutels en/of een portemonnee en/of een identiteitsbewijs en/of 2800 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - die [slachtoffer] met kracht bij haar (boven)arm heeft gegrepen en/of - die [slachtoffer] onverhoeds met een hard, pijpvormig voorwerp, althans een voorwerp op/tegen haar gezicht, althans haar lichaam heeft geslagen en/of - die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of - plotsklaps en/of onverhoeds voor de fiets van die [slachtoffer] is gesprongen en/of als gevolg waarvan die [slachtoffer] van haar fiets is gevallen en/of - onverhoeds de tas van die [slachtoffer] uit haar hand en/of van haar schouder heeft gerukt en/of getrokken; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht en/of hij op of omstreeks 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] - met kracht bij haar (boven)arm heeft gegrepen en/of - onverhoeds met een hard, pijpvormig voorwerp, althans een voorwerp op/tegen haar gezicht, althans haar lichaam heeft geslagen en/of - (meermalen) in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of - heeft laten schrikken door onverhoeds voor haar fiets te springen als gevolg waarvan die [slachtoffer] van haar fiets en/of op de grond is komen te vallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht De rechtbank begrijpt, gelet op de toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting, de wijziging van de tenlastelegging aldus dat de rechtbank slechts kan toekomen aan de tenlastegelegde mishandeling, indien het terzake de diefstal tenlastegelegde geweld niet bewezen wordt verklaard. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen 1. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid.(eindnoot 1) 2. Op zondag 4 maart 2007 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangeefster verklaart - zakelijk weergegeven - dat zij, na sluiting van haar restaurant in de richting van haar woning is gefietst.(eindnoot 2) Onderweg is zij ter hoogte van enkele zeecontainers aan de Brouwersmolenweg te Ugchelen van de fiets gevallen. Zij verklaart dat zij van achteren werd aangevallen, bij de rechterarm werd gepakt en met een voorwerp werd neergeslagen.(eindnoot 3) Zij had verschillende verwondingen. [slachtoffer] droeg in haar linkerhand een zwarte tas, die na de val was weggenomen. In de tas zat onder meer de dagopbrengst van het restaurant in een sealbag, een portemonnee met geld, een sleutelbos en identiteitsbewijs.(eindnoot 4) In de sealbag zat een bedrag van ongeveer € 2.500,-- en in de portemonnee een bedrag van € 250,- à € 300,--.(eindnoot 5) 3. Uit de brief van 6 maart 2007 van R.P.A. van Valderen, arts voor Maatschappij en Gezondheid, forensisch geneeskundige, blijkt dat het slachtoffer diverse schaafverwondingen heeft in haar gezicht en aan haar knie en dat op haar rechterbovenarm een blauwige verkleuring en een geringe zwelling waarneembaar was.(eindnoot 6) 4. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- verklaard dat zij zondag 4 maart 2007 omstreeks 21.25 uur een schreeuw hoorde van iemand die een klap kreeg. Het slachtoffer lag niet meteen op de grond. Toen het slachtoffer op de grond lag heeft de getuige gezien dat iemand gebukt stond en trekkende en duwende bewegingen maakte. Zij heeft twee of drie doffe harde klappen gehoord. Vervolgens heeft zij iemand zien wegrennen.(eindnoot 7) 5. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- verklaard dat verdachte hem op 4 maart 2007 heeft gevraagd of hij met verdachte wilde meerijden. Hij zou daarvoor ongeveer € 200,-- krijgen. Nabij de zeecontainers aan de Brouwersmolenweg te Ugchelen heeft [medeverdachte] in de auto op verdachte gewacht. Na ruim een half uur is verdachte hard aan komen rennen en heeft hij tegen [medeverdachte] gezegd dat hij snel moest wegrijden. Op de terugweg heeft [medeverdachte] gezien dat verdachte een stuk gereedschap en een donkere tas bij zich had. Verdachte heeft tegen [medeverdachte] gezegd dat hij iemand van de fiets had getrokken.(eindnoot 8) 6. Verdachte heeft op 28 maart 2008 bij de rechter-commissaris -zakelijk weergegeven- verklaard dat hij de overval samen met [medeverdachte] heeft gepleegd en dat hij die overval heeft gepleegd naar aanleiding van een tip van [naam 1], ex-zwager van verdachte. Bij de politie -zakelijk weergegeven- heeft verdachte nogmaals verklaard dat de beroving op zondag 4 maart 2007 heeft plaatsgevonden.(eindnoot 9) Verdachte had een zaklamp en een masker bij zich. Verdachte heeft de tas met inhoud van aangeefster meegenomen.(eindnoot 10) Standpunt van het openbaar ministerie 7. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er oogmerk was om het geweld dan wel de dreiging met geweld te gebruiken om de diefstal mogelijk te maken. Zij heeft dat afgeleid uit de aard van de handelingen, te weten het slaan van iemand met een voorwerp, het duwen dan wel trekken en het slaan van die persoon met als gevolg dat deze buiten westen raakt en het er vervolgens doorgaan met de tas. Ook uit de getuigenverklaringen is af te leiden dat diefstal met geweld steeds het plan is geweest. Dat de getuigen verdachte zwart willen maken volgt de officier van justitie niet, omdat de getuigenverklaringen aansluiten bij de medische verklaring en verwondingen die bij het slachtoffer zijn geconstateerd. Ten aanzien van de verwonding van het slachtoffer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de wond die het slachtoffer in haar gezicht had na de overval, wordt verklaard door het slaan met een voorwerp. Die verwondingen kan niet door het vallen alleen zijn ontstaan. Als het slachtoffer met het gezicht op de fietsbel zou zijn gevallen, dan had de fietsbel kapot moeten zijn en dan had er een afdruk van een pinnetje in het gezicht moeten staan en dat is niet gebleken. Standpunt van de verdachte, de verdediging 8. De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat verdachte op 4 maart 2007 voor de fiets van het slachtoffer is gesprongen, dat zij tegen hem is aangereden en als gevolg daarvan is komen te vallen. Verdachte heeft voorts bekend een tas met inhoud van [slachtoffer] te hebben gestolen. In de tas zat echter ongeveer € 750,--. De raadsman heeft primair bepleit dat het oogmerk op diefstal met geweld ontbreekt. [naam 1] heeft verdachte aangespoord om [slachtoffer] die avond de stuipen op het lijf te jagen. Het is nooit de bedoeling van verdachte geweest om de tas met inhoud van het slachtoffer mee te nemen. Verdachte heeft voorts ontkend het grijpen van [slachtoffer] bij haar (boven)arm, het slaan van [slachtoffer] en het uit de hand of van de schouder van [slachtoffer] rukken of trekken van een tas. De raadsman heeft gesteld dat [slachtoffer] de verwondingen mogelijk heeft opgelopen als gevolg van de botsing met verdachte dan wel als gevolg van de daaropvolgende valpartij. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de door zijn ex-familieleden afgelegde verklaringen onjuist zijn, omdat hij problemen met hen heeft en zij daarom belastende verklaringen over hem afleggen. Overweging van de rechtbank 9. De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte niet de intentie had om het slachtoffer te beroven en dat het oogmerk op het plegen van geweld ontbrak. Voor zover verdachte heeft bedoeld dat de diefstal in een opwelling is gepleegd, is voor deze stelling geen steun te vinden in het dossier. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte immers zelf verklaard dat hij de overval heeft gepleegd naar aanleiding van een tip van [naam 1]. Ter terechtzitting heeft verdachte dan wel aangegeven dat hij bij de rechter-commissaris zenuwachtig was en dat hij met het woord ‘tip’ het woord ‘opdracht’ heeft bedoeld, maar dat acht de rechtbank ongeloofwaardig. Beide woorden hebben een heel verschillende betekenis. Verdachte heeft na voorlezing van het uitgewerkte proces-verbaal van verhoor deze verklaring ondertekend. Als verdachte het niet eens zou zijn geweest met de woordkeuze, dan had hij dit kunnen laten wijzigen. Het woord ‘tip’ past naar het oordeel van de rechtbank in een scenario waarin een plan bestaat om een diefstal te plegen. De rechtbank verwerpt voorts het verweer dat verdachte geen oogmerk heeft gehad op de geweldpleging. Uit de aard van de verwondingen van het slachtoffer blijkt dat geweld is gepleegd, zij had immers (onder meer) een blauwe plek op haar bovenarm en (opvallende) wonden in het gezicht. Daarnaast bevindt zich in het dossier een verklaring van getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat iemand gebukt stond en trekkende en duwende bewegingen maakte. De getuige verklaart dat zij het gevoel had dat het maar niet ophield. Zij heeft twee of drie doffe harde klappen gehoord.(eindnoot 11) Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte toen hij weer in de auto kwam een stuk gereedschap bij zich had en dat verdachte vertelde dat hij een vrouw van de fiets had getrokken.(eindnoot 12) Uit deze verklaringen kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat verdachte wel degelijk ook het oogmerk heeft gehad op het gebruiken van geweld. Gelet op de verklaring van het slachtoffer, medeverdachte [medeverdachte] en het vastgestelde letsel (onder meer op de bovenarm), gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte niet vóór het slachtoffer is gesprongen, waardoor zij is gevallen, zoals tenlastegelegd, maar van een situatie waarbij verdachte het slachtoffer onverhoeds heeft vastgepakt toen zij voorbij fietste en haar aldus van de fiets heeft getrokken. Die feitelijke gedraging is echter niet tenlastegelegd. 10. De rechtbank is voorts van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het slachtoffer met een hard, pijpvormig voorwerp, althans een voorwerp heeft geslagen. Uit de verklaring van R.P.A. van Valderen, voornoemd, van 21 mei 2008 blijkt dat [slachtoffer] op haar linkerwang een sikkelvormige, wat diepere schaafverwonding heeft met een diameter van ongeveer 4 cm. De huid is volgens deze verklaring naar de bovenkant toe opgestroopt. De linkerzijde van het gezicht ter hoogte van de onderkaak vertoont een duidelijke zwelling. Het letsel lijkt een afdruk van een perfect rond voorwerp te zijn. De inwerking van het geweld dat het letsel tot gevolg heeft gehad moet in de richting van de kin naar het oor zijn gegaan, gezien de opgestroopte huid in de bovenrand van het letsel en de kras in de linkerrand van het letstel, aldus Van Valderen. Gelet op de aard van de verwonding is de rechtbank van oordeel dat deze is veroorzaakt door het slaan met een voorwerp. Dit klemt te meer, nu medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte na afloop een verdachte na afloop een stuk gereedschap bij zich had (eindnoot 13) . De door de raadsman genoemde alternatieve oorzaken vinden geen steun in het dossier en worden ook niet aannemelijk geacht, daargelaten dat die verklaringen niet het bewijs zijn gebruikt. 11. De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen aanknopingspunten in het dossier zijn te vinden voor de juistheid van de stelling van verdachte dat zijn ex-familieleden valse verklaringen hebben afgelegd om verdachte te belasten. Ook deze stelling wordt niet aannemelijk geacht 12. Op basis van de hierboven vermelde wettige bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de navolgende bewezenverklaring. Bewezenverklaring 13. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: Primair, hij op 04 maart 2007 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een bos sleutels en een portemonnee en een identiteitsbewijs en een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestonden dat verdachte - die [slachtoffer] met kracht bij haar bovenarm heeft gegrepen en/of - die [slachtoffer] onverhoeds met een hard, pijpvormig voorwerp, althans een voorwerp op haar gezicht, althans haar lichaam heeft geslagen en - onverhoeds de tas van die [slachtoffer] uit haar hand en/of van haar schouder heeft gerukt of getrokken. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde 14. Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 15. Het bewezene levert op het misdrijf: Primair: Diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of makkelijk te maken. Strafbaarheid van de verdachte 16. Omtrent de persoon van verdachte is een oriënterend psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport gedateerd 15 mei 2008, opgemaakt door dr. J.H. Verhoef, psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Met de conclusie van de psychiater dat geen psychiatrische stoornis in engere zijn aantoonbaar is, maar dat wel sprake is van een persoonlijkheid met enige beïnvloedbare en subassertieve trekken, kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt, gelet op de bevindingen van rapporteur en het beeld dat de rechtbank ter zitting van de verdachte heeft gekregen, die conclusie over. 17. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 18. De officier van justitie heeft gevorderd -rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, en met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden. 19. De verdediging heeft bepleit een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien de een zwaardere straf wordt opgelegd verzoekt de raadsman de rechtbank het meerdere slechts voorwaardelijk op te leggen dan wel op te leggen in de vorm van een werk- of leerstraf. De argumenten voor een lagere straf zijn gelegen in de omstandigheid dat de leefsituatie van verdachte is sinds het verbreken van zijn relatie met [naam 2] is gewijzigd en dat verdachte is gestopt met het gebruik van middelen. Bovendien heeft verdachte een punt gezet achter zijn kortdurende criminele verleden. De kans op herhaling moet dan ook geacht worden aanzienlijk te zijn gereduceerd. Verdachte is bereid mee te werken aan een COVA-training. 20. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 21. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een roofoverval op de openbare weg van een bewust uitgekozen slachtoffer, dat ten gevolge van de tasjesroof diverse kneuzingen heeft opgelopen en blijvende littekens in haar gezicht heeft. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van het slachtoffer ernstig aangetast. Dat de gedragingen voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring. Straatberovingen veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. 22. In het nadeel van verdachte weegt dat hij, gezien zijn strafblad, al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en in verband met diefstal is veroordeeld. 23. Voorts houdt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling door de politierechter te Zwolle van 7 februari 2007. 24. Alle omstandigheden in aanmerking nemend komt de rechtbank tot een strafoplegging conform de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. 25. De rechtbank acht het op zijn plaats een deel daarvan, te weten 6 (zes) maanden met een proeftijd van 2 jaren voorwaardelijk op te leggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, gelet op het rapport van de Reclassering van 11 juni 2008 voorts de bijzondere voorwaarden stellen, dat veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden. Vordering tot schadevergoeding 26. De benadeelde partij[slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.950,-- (€ 2.500,-- dagopbrengst [restaurant], € 150,-- voor de tas met inhoud en € 300,-- cash geld dat in de portemonnee zat). 27. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot het gevraagde bedrag van € 2.950,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. 28. De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,--, aangezien verdachte een bedrag van € 750,-- in een sealbag heeft aangetroffen en geen € 2.500,-- zoals de benadeelde partij stelt. Voor het overige is de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, nu deze niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafproces. 29. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Gelet op de zich in het dossier bevindende overzichten van inkomsten op zondagen voorafgaand en na 4 maart 2007 in het restaurant van het slachtoffer, komt het gevorderde bedrag de rechtbank niet onaannemelijk voor. De enkele stelling van verdachte dat slechts een bedrag van € 750,-- in de sealbag is aangetroffen, is tegen deze achtergrond onvoldoende om de vordering tot dat bedrag te matigen. Omdat de vordering overigens niet voldoende is weersproken, zal deze worden toegewezen. Schadevergoedingsmaatregel 30. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden. Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 2.950,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.950,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 44 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Varenhorst en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2008. (eindnoot 1)Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0620/08-203360, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en getekend op 5 mei 2008. (eindnoot 2)Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 55. (eindnoot 3) Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer], p. 68. (eindnoot 4) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 56. (eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 67. (eindnoot 6) Schriftelijk bescheid, p. 62. (eindnoot 7) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p.110, 112 en 114. (eindnoot 8) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 273 en 274. (eindnoot 9) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 240. (eindnoot 10) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 241 en 242. (eindnoot 11) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 110, 112 en 114. (eindnoot 12) Proces-verbaal van verhoor van verdachte van medeverdachte [medeverdachte], p. 274. (eindnoot 13) Proces-verbaal van verhoor van verdachte van medeverdachte [medeverdachte], p. 274.