Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7534

Datum uitspraak2008-07-09
Datum gepubliceerd2008-07-17
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers294363 / HA ZA 07-2786
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schadevergoeding wegens wanprestatie, vordering afgewezen, onvoldoende gesteld.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 294363 / HA ZA 07-2786 Vonnis in reconventie van 9 juli 2008 in de zaak van: De besloten vennootschap [A] ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS B.V., gevestigd te [plaats], verweerster in reconventie, procureur mr. E. Grabandt, tegen 1. De vennootschap onder firma V.O.F. [B], gevestigd te [plaats], 2. [B], wonende te [plaats], 3. [C], wonende te [plaats], eisers in reconventie, procureur mr. L.Ph.J. baron van Utenhove. Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft van 26 juli 2007, waarbij de zaak in conventie is afgedaan en de zaak in reconventie is verwezen naar de rechtbank 's-Gravenhage, sector civiel recht; - de nadere conclusie na verwijzing van [B] van 12 december 2007; - de nadere antwoordconclusie na verwijzing van [A] van 23 januari 2008 met een bijlage. 1.2. Ten slotte is vonnis in reconventie bepaald. 2. Het geschil in reconventie 2.1. Voor de weergave van de feiten wordt verwezen naar het onder 1.1 genoemde vonnis, rechtsoverwegingen 1.1 t/m 1.4. 2.2 In reconventie vordert [B] betaling van schadevergoeding vanwege door haar geleden schade, nader op te maken bij staat, als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van [A] in de nakoming van haar verbintenis jegens [B]. Zij voert daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aan. 2.3 [A] heeft in opdracht en voor rekening van [B] boekhoudkundige werkzaamheden verricht. [B] heeft sinds 1983 haar volledige financiële administratie bij [A] ondergebracht. Zij heeft [A] opdracht gegeven om haar met betrekking tot haar bedrijfsvoering te adviseren in ruime zin. Onderdeel van de werkzaamheden van [A] was het verzorgen van de aanvragen van EG-premies, waaronder ook zogenaamde stieren- en zoogkoeienpremies, over de jaren 2000, 2001 en 2002. 2.4 Elke agrarische ondernemer die in de periode 2000 tot en met 2002 een aanvraag had ingediend voor EG-premies, had vanaf 1 januari 2006 recht op een bedrijfstoeslag. [B] heeft begin 2006 van de Dienst Regelingen een overzicht gekregen van de bij die Dienst geregistreerde gegevens van haar onderneming over de referentiejaren 2000-2002. Uit die gegevens maakt [B] op dat haar voor 2006 een bedrijfstoeslag is toegekend gebaseerd op een lager referentiebedrag dan verwacht. Uit mondelinge informatie van de Dienst Regelingen heeft zij begrepen dat een lager referentiebedrag is toegekend omdat in 2000, 2001 en 2002 de aanvragen niet of niet tijdig zijn ingediend dan wel op de formulieren onjuiste gegevens zijn ingevuld. 2.5 [A] was gehouden deze aanvragen te verzorgen. Zo dit niet al rechtstreeks besloten lag in de opdracht, had [A] uit hoofde van haar zorgplicht als adviseur [B] op de mogelijkheid van het aanvragen van de specifieke subsidies moeten wijzen. [B] is agrariër, heeft relatief veel grond en weinig vee. Deze gegevens hadden voor een redelijk bekwaam adviseur aanwijzing moeten zijn dat [B] in aanmerking kwam voor subsidies. 2.6 [A] heeft over de jaren 2000 tot en met 2002 de aanvragen voor de stieren- en zoogkoeienpremies niet, dan wel te laat of onjuist ingediend. Als gevolg daarvan is [B] in de jaren 2000, 2001 en 2002 stieren- en zoogkoeienpremies misgelopen en is zij per 1 januari 2006 in aanmerking gekomen voor een lager bedrag aan bedrijfstoeslag dan waar zij recht op zou hebben gehad in geval van correcte en tijdige premie-aanvragen over 2000 tot en met 2002. [B] heeft een berekening van 2 maart 2007 van ABAB accountants overgelegd van de schade die zij als gevolg van de nalatigheid van [A] stelt te hebben geleden. Volgens die berekening bedraagt de schade € 81.060,-- . 2.7 [A] heeft de vordering gemotiveerd betwist. Daartoe voert zij -zakelijk weergegeven- het navolgende aan. 2.8 Over het jaar 2000 heeft [A] geen opdracht van [B] gekregen om aanvragen voor stieren- en zoogkoeienpremies te verzorgen. Over de jaren 2001 en 2002 heeft zij wel opdracht gekregen voor het aanvragen van stierenpremies. Die opdracht heeft zij correct uitgevoerd. Het traject verliep zowel in 2001 als in 2002 als volgt. De betreffende instantie zond de aanvraagformulieren rechtstreeks aan de agrarisch ondernemer. [B] heeft aan [A] aanvraagformulieren 'premie voor het aanhouden van mannelijke runderen' toegezonden. [A] heeft de aantallen runderen nagevraagd bij [B] en de formulieren verder ingevuld, waarna [B] de formulieren heeft ondertekend en retour gezonden. [A] heeft de aanvragen voor stierenpremies over de jaren 2001 en 2002 op deze wijze tijdig en naar behoren verzorgd. Voor de zoogkoeienpremies heeft [B] geen formulieren aan [A] toegezonden. [A] stelt dat [B] deze ook niet zal hebben gekregen omdat zij niet het daartoe vereiste zoogkoeienquotum had. 2.9 [A] is accountant, geen agrarisch adviseur. Zij verricht boekhoudkundige werkzaamheden en gaat bij de uitvoering van haar werkzaamheden niet op de stoel van de ondernemer zitten. Het ongevraagd adviseren over mogelijke subsidies maakte geen onderdeel uit van de afspraken tussen partijen. [A] betwist dat [B] schade heeft geleden als gevolg van haar handelen of nalaten. Subsidiair betwist zij de omvang van de gestelde schade. 3. De beoordeling 3.1 [A] heeft bij haar antwoordconclusie een bijlage overgelegd. [B] heeft op deze bijlage niet meer kunnen reageren. Nu de rechtbank haar beslissing slechts kan baseren op stukken waarover beide partijen zich hebben uitgelaten zal de rechtbank deze bijlage buiten beschouwing laten. 3.2 [A] heeft erkend dat zij over de jaren 2001 en 2002 opdracht heeft gekregen om de aanvragen voor stierenpremies voor [B] te verzorgen door middel van aanvraagformulieren die zij van [B] toegezonden kreeg. Het door [A] geschetste traject als weergegeven onder 2.8 hiervoor heeft [B] niet bestreden. Mede in dat licht is het aan [B] om nader te onderbouwen dat er ook voor het jaar 2000 een opdracht is geweest tot het verzorgen van de premie-aanvragen. [A] heeft het bestaan van een opdracht steeds ontkend zodat [B] tijdstip, plaats en wijze van geven (schriftelijk of mondeling) van de opdracht had moeten stellen. [A] heeft terecht aangevoerd dat van haar als accountant niet verwacht kan worden dat zij als agrarisch adviseur optreedt of dat zij op de stoel van de ondernemer gaat zitten. Daar tegenover dient [B] nadere feiten aan te dragen ter onderbouwing van de stelling dat [A] haar in 2000 eigener beweging op de mogelijkheid van aanvragen van juist deze premies had moeten wijzen. Die feiten zijn niet gesteld. Om die reden neemt de rechtbank als vaststaand aan dat over het jaar 2000 [B] geen opdracht aan [A] heeft gegeven tot het verzorgen van aanvragen voor stieren- en zoogkoeienpremies. 3.3 Voor de jaren 2001 en 2002 heeft [B] wel opdracht gegeven tot het verzorgen van de aanvragen van stierenpremies. Met [A] is de rechtbank van oordeel dat [B] niet althans volstrekt onvoldoende concreet heeft gesteld op welke wijze [A] tekort is geschoten in de uitvoering van deze opdracht. Uit de door [B] overgelegde stukken van de Dienst Regelingen blijkt dat over beide jaren aantallen stieren zijn opgegeven. [B] heeft niet bestreden dat zij zelf die aantallen aan [A] heeft doorgegeven. De beweerde mondelinge informatie van de Dienst Regelingen, die verder zonder enige feitelijke adstructie is gebleven, behelst niet meer dan de algemene stelling dat er geen (tijdige) of onjuiste gegevens zouden zijn verstrekt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [A] heeft [B] evenmin nadere feiten gesteld waaruit volgt dat [A], als financieel adviseur, op de hoogte had moeten zijn van het op dat moment in de agrarische onderneming van [B] aanwezige voederareaal en dat gegeven -naar [B] kennelijk bedoelt te stellen- zonder voorafgaande opgave of instructie van [B] had moeten betrekken bij de aanvraag van de premies. Dit geldt evenzeer voor de gemotiveerd betwiste stelling dat [A] [B] ook in 2001 en 2002 zonder expliciete opdracht had moeten wijzen op de mogelijkheid zoogkoeienpremies aan te vragen. Andere feiten die kunnen leiden tot de conclusie dat [A] in 2001 en/of 2002 tekort is geschoten in de nakoming van enige verbintenis jegens [B] heeft [B] niet gesteld. 3.4 Samengevat heeft [B] tegenover de gemotiveerde betwisting door [A] onvoldoende gesteld ter onderbouwing van de feitelijke grondslag van de vordering, zodat deze zal worden afgewezen. Aan bespreking van de gestelde schade komt de rechtbank derhalve niet toe. 3.5 [B] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. 4 De beslissing De rechtbank 4.1 wijst de vordering in reconventie af; 4.2 veroordeelt [B] in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.198,-- waarvan € 104,-- aan griffierecht, € 1.200,-- aan salaris gemachtigde in de procedure voor deze rechtbank, sector kanton en € 894,- aan salaris procureur. Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Rochat en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2008.