Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7539

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460200-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Fietsendief wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460200-08 Uitspraak d.d.: 18 juli 2008 Tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1987], zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2008. Ter terechtzitting gegeven beslissing De rechtbank heeft het door de raadsvrouw gedane verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte afgewezen. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 20 april 2008 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een fietsenstalling (bij het station) heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekende eigenaar, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door meermalen, althans eenmaal de fiets aan de achterkant op te tillen en/of (vervolgens) een voorwaartse beweging met de fiets te maken/in te zetten en/of (daarbij) de fiets aan de achterkant los te laten (tengevolge waarvan het fietsslot is verbroken) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering (eindnoot 1) 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. 2. Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat niet aan alle bestanddelen van het delict diefstal is voldaan, nu niet is komen vast te staan dat de fiets aan een ander toebehoorde. In het dossier is geen aangifte van de diefstal aanwezig en voorts blijkt het om een oude fiets te gaan, die al enkele dagen onafgesloten bij een sportschool in Doetinchem stond. Gelet op die omstandigheden behoorde de fiets kennelijk aan niemand toe en is er geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening, aldus de raadsvrouw. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat wel bewezen kan worden verklaard dat verdachte de diefstal heeft gepleegd, heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde braak en/of verbreking, nu hiervoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. 3. De rechtbank oordeelt als volgt. 4. Op 20 april 2008 even na middennacht zien de nachtwachten [getuige 1] en [getuige 2], werkzaam voor de gemeente Doetinchem, de hen ambtshalve bekende verdachte komen aanlopen bij het station te Doetinchem.(eindnoot 2) Zij zien dat verdachte de grote fietsenstalling inliep, alle paden afstruinde en keek of er een fiets niet op slot stond. Op een gegeven moment zien zij dat verdachte een fiets uit de stalling pakte, op de fiets stapte en wegfietste.(eindnoot 3) Voornoemde [getuige 1] en [getuige 2] hebben vervolgens de politie bericht over hetgeen zij zojuist hadden waargenomen. Vervolgens wordt verdachte op 20 april 2008 te 00.24 uur door de politie aangehouden op verdenking van de diefstal van een fiets.(eindnoot 4) Verdachte heeft bij de politie (eindnoot 5) en ter terechtzitting verklaard, dat hij die fiets heeft gestolen. Verdachte heeft afstand gedaan van de fiets.(eindnoot 6) 5. Voor zover verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft aangegeven, dat hij de fiets niet bij het treinstation, maar bij een sportschool in Doetinchem heeft weggenomen, overweegt de rechtbank dat die verklaring, bezien tegen de achtergrond van de verklaringen van voornoemde getuigen, niet geloofwaardig wordt geacht. De rechtbank overweegt hierbij dat door de getuigen is waargenomen dat verdachte zoekend rondkeek in de fietsenstalling, dat hij vervolgens een fiets uit de stalling heeft weggepakt en op die fiets is weggereden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de fiets bij het station heeft weggenomen. 6. Door de raadsvrouw is tevens aangevoerd dat het bij de fiets zou gaan om een res nullius. De rechtbank verwerpt dat verweer. De fiets is door verdachte weggenomen uit de fietsenstalling op het station; een plek waarvan niet zonder meer kan worden aangenomen, dat degene die zijn fiets daar heeft gestald, daarmee afstand heeft gedaan van de fiets. Het betoog ter zitting van de verdediging omtrent de toestand van de fiets, vindt geen steun in het dossier en leidt derhalve niet tot een ander oordeel. Het ontbreken van een aangifte van diefstal staat aan een bewezenverklaring van het bestanddeel “toebehorend aan een ander” niet in de weg, nu verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft gestolen en hij afstand van de fiets heeft gedaan. 7. De rechtbank volgt de raadsvrouw evenwel in haar betoog dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking. In het dossier is vermeld dat de fiets een kabelslot had.(eindnoot 7) Voor het overige zijn onvoldoende feitelijke omstandigheden bekend over de toestand van het slot van de fiets dan wel eventuele schade aan (het slot van) de fiets, om te kunnen concluderen dat en hoe verdachte dat slot verbroken zou hebben. Verdachte dient dan ook van dit onderdeel te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring 8. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 20 april 2008 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een fietsenstalling bij het station heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een onbekende eigenaar. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde 9. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 10. Het bewezene levert op het misdrijf: diefstal. Strafbaarheid van de verdachte 11. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 12. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van één jaar, met een proeftijd van drie jaar. Zij heeft gevorderd aan deze voorwaardelijke maatregel de bijzondere voorwaarde te koppelen, dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen aan een intramurale behandeling. 13. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een eventueel op te leggen straf op het standpunt gesteld dat de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel disproportioneel is, nu de laatste veroordeling van verdachte dateert van mei 2007. Bovendien is het strafbare feit waar hij nu van verdacht wordt een betrekkelijk gering feit. Voor zover de rechtbank echter van oordeel is dat aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd, voert de raadsvrouw aan, dat de oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact gewenst is, met uitzondering van het deel dat verdachte zal moeten meewerken aan een intramurale behandeling. 14. De rechtbank overweegt als volgt. 15. Verdachte heeft door de diefstal van de fiets inbreuk gemaakt op andermans eigendom, met de hinderlijke gevolgen van dien. 16. Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering van 4 juli 2008 komt naar voren dat verdachte al vanaf zijn twaalfde jaar bekend is bij justitie, maar dat hij binnen de reclassering en Tactus vrijwel onbekend is. Zowel binnen de reclassering alswel de jeugdreclassering is er nauwelijks tot geen contact met verdachte geweest. Uit voormeld rapport blijkt voorts dat verdachte reeds op negenjarige leeftijd is begonnen met het gebruik van softdrugs. Vanaf zijn achttiende gebruikt hij harddrugs. Momenteel geeft hij aan vooral veel te blowen en af en toe wat speed te gebruiken. Hij is niet bekend binnen de ambulante of klinische verslavingszorg van Tactus. Hoewel verdachte niet heeft meegewerkt aan de afname van een Risc, kan ingeschat worden dat wanneer verdachte niet behandeld of opgenomen wordt, de kans op recidive erg groot is. De reclassering geeft aan op dit moment enkele contra-indicaties of nadelige effecten van een ISD-maatregel te verwachten, omdat verdachte uitdrukkelijk aangeeft geen programma’s te zullen volgens binnen een ISD-traject en zich zal blijven verzetten. 17. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij nooit begeleiding van de reclassering dan wel anderszins hulpverlening heeft gehad, hetgeen wordt bevestigd in meergenoemd rapport. Verdachte heeft aangegeven, dat hij graag gesprekken wil met de reclassering en dat, indien de reclassering aangeeft dat hij een ambulante behandeling moet volgen, hij daartoe bereid is. Verdachte heeft tot slot aangegeven dat hij van zijn drugsprobleem af wil. 18. De rechtbank is van oordeel dat aan alle voorwaarden – mede gelet op de minimale medewerking van verdachte aan het rapport – die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf, waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Voorts is hij, blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 april 2008, in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf tenminste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het bewezenverklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Daarnaast moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen rechtvaardigt het opleggen van de maatregel. 19. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de eis van de officier van justitie voor zover die inhoudt oplegging van de – voorwaardelijke – ISD-maatregel volgen, waarbij de rechtbank in aanmerking heeft genomen de veelheid van misdrijven waarvoor verdachte reeds is veroordeeld en het voorlichtingsrapport van de reclassering. De ISD-maatregel is een methode om de negatieve spiraal te doorbreken en de samenleving gedurende een lange tijd te vrijwaren van verdachtes criminele recidive. Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan het oplossen van zijn (verslavings)problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom – anders dan door de officier van justitie gevorderd – de maatregel, voorwaardelijk, opleggen voor de duur van twee jaar. 20. Gelet op de omstandigheid dat er niet eerder sprake is geweest van hulpverlening van de reclassering of een andere soortgelijke instelling en het gegeven dat verdachte zich ter zitting bereid heeft verklaard zich te laten begeleiden door de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat verdachte nog een allerlaatste kans moet worden gegeven en hem de gelegenheid moet worden gegeven zelf zijn gedrag te wijzigen. De rechtbank zal de ISD-maatregel om die reden voorwaardelijk opleggen. Dit strekt ertoe verdachte duidelijk te maken dat hij zélf aan zijn toekomst moet werken en daarbij hulp van met name de reclassering dient te aanvaarden teneinde het opnieuw plegen van strafbare feiten – en daarmee een eventuele tenuitvoerlegging van de op te leggen voorwaardelijke ISD-maatregel – te voorkomen. De rechtbank acht de voorwaardelijke oplegging van deze maatregel passend en geboden, waarbij zij de na te melden bijzondere voorwaarde oplegt. De rechtbank zal de officier van justitie voorts volgen in haar eis om de duur van de proeftijd op drie jaar te stellen. 21. Voor zover door de officier van justitie is gevorderd aan de voorwaardelijke ISD-maatregel de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te koppelen, ook indien dit inhoudt een intramurale behandeling, is de rechtbank van oordeel dat voor oplegging van dit laatste onderdeel onvoldoende informatie beschikbaar is. Bovendien heeft verdachte aangegeven dat hij geen intramurale behandeling wil, hetgeen aan oplegging van deze voorwaarde ingevolge artikel 38p, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de weg staat. Over de bereidheid om een ambulante behandeling te ondergaan, is verdachte niet eenduidig. Hoewel hij ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij bereid is hieraan mee te werken, heeft verdachte bij de reclassering te kennen gegeven dat hij niet zal meewerken aan een ambulante behandeling. Het voorgaande in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten bestaan om verdachte deze bijzondere voorwaarde op te leggen. Zij zal de eis van de officier van justitie in zoverre dan ook niet volgen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren. Beveelt dat die maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling. Geeft genoemde instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Aldus gewezen door mr. Hemrica, voorzitter, mrs. Van der Mei en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2008. (eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0641/08-203501, gedateerd 20 april 2008. (eindnoot 2) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (p.17) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (p.19) (eindnoot 3) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (p.17) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (p.19) (eindnoot 4) Proces-verbaal van bevindingen (p.15) (eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.21) (eindnoot 6) Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.21) (eindnoot 7) Aangetroffen goederen (p.16)