Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7593

Datum uitspraak2008-01-30
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers361314
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eisers, merendeels afkomstig uit het buitenland, volgden aan de RA de internationale Engelstalige opleiding “Master’s Degree programme in museology”(verder: MDP). Zij stellen dat de RA jegens hen de indruk heeft gewekt dat de MDP een universitaire opleiding betrof, die tot een universitaire Master of Arts-graad zou leiden. Bij afronding van de opleiding bleken zij echter de titel Master of Museology te ontvangen, een diploma op hbo-niveau. Eisers vorderen onder meer schadevergoeding nader op te maken bij staat, op grond van wanprestatie van de RA, alsmede een voorschot op de schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewijs van de stelling dat de MDP een universitaire opleiding betrof die tot het behalen van de universitaire MA-graad zou leiden, in beginsel op eisers rust. Op grond van concrete feiten en omstandigheden, onder andere de inhoud van de vóór aanvang van de opleiding aan de studenten verstrekte brochure (waarin onder meer wordt vermeld dat de MDP leidt tot een MA-graad, de MDP wordt onderscheiden van een hbo-opleiding aan de RA en de samenwerking met de universiteit van Newcastle upon Tyne wordt benadrukt), het bestaan van een U-bocht constructie waarbij studenten een universitaire studie volgen terwijl zij feitelijk onderwijs volgen bij een hbo-instelling, het internationale karakter van de opleiding en het feit dat in Angelsaksische stelsel de MA-graad wordt verstrekt na het voltooien van een universitaire opleiding, acht de rechtbank voorshands bewezen dat de RA jegens eisers de indruk heeft gewekt dat de MDP een universitaire opleiding betrof die leidde tot een universitaire MA-graad. De rechtbank laat de RA toe tot het leveren van tegenbewijs.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 361314 / HA ZA 07-226 Vonnis van 30 januari 2008 in de zaak van 1. A, wonende te ( plaats ), 2. B, wonende te ( plaats ), 3. C, wonende te ( plaats ), 4. D, wonende te ( plaats ), 5. E, wonende te ( plaats ), 6. F, wonende te ( plaats ), 7. G, wonende te ( plaats ), 8. H, wonende te ( plaats ), 9. I, wonende te ( plaats ), 10. J, wonende te ( plaats ), 11. K, wonende te ( plaats ), 12. L, wonende te ( plaats ), 13. M, wonende te ( plaats ), 14. N, wonende te ( plaats ), 15. O, wonende te ( plaats ), 16. P, wonende te ( plaats ), 17. Q, wonende te ( plaats ), 18. R, wonende te ( plaats ), 19. S, wonende te ( plaats ), 20. T, wonende te ( plaats ), 21. U, wonende te ( plaats ), 22. V, wonende te ( plaats ), 23. W, wonende te ( plaats ), 24. X, wonende te ( plaats ), 25. Y, wonende te ( plaats ), 26. Z, wonende te ( plaats ), eisers in conventie, verweerders in reconventie, procureur mr. J.C.A. Froon voor eisers in conventie, verweerders in reconventie sub 1, 6, 11, 13, 15, 17, 18, 22, 23 en 24, voor de overige eisers in conventie, verweerders in rconventie procureur mr. F.J.H.M. Tesink, tegen de stichting STICHTING AMSTERDAMSE HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN, tevens handelend onder de naam REINWARDT ACADEMIE, gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. J.A.J. Heikens. Partijen zullen hierna eisers (eisers in conventie sub 1 tot en met 26), AA (eisers in conventie/verweerders in reconventie sub 1, 6, 11, 13, 15, 17, 18, 22, 23 en 24) en de Reinwardt Academie genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het vonnis in het incident tot zekerheidsstelling van 18 april 2007, - het tussenvonnis van 2 mei 2007, - het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2007 en de daarin genoemde stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat tussen partijen het volgende vast. 2.1.1 De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (verder: AHK) is een instelling voor hoger beroepsonderwijs (verder: hbo). Haar faculteit museologie, genaamd de Reinwardt Academie, verzorgt museologie-opleidingen. Eisers zijn allen in de periode van januari 2000 tot en met september 2003 aan de Reinwardt Academie gestart met de internationale opleiding “Master’s Degree Programme in museology” (verder: de MDP). De Reinwardt Academie werkte toen met betrekking tot de MDP samen met de University of Newcastle upon Tyne in Groot-Brittannië (verder: de universiteit van Newcastle). 2.1.2 Eisers hebben vóór hun inschrijving aan de opleiding een (Engelstalige) brochure ontvangen met de volgende tekst, dan wel vergelijkbare bewoordingen: “(…) Training programmes - First-degree programme in museology (HBO) - Master’s Degree Programme in museology (MA) - National and international museum courses (…) Amsterdam School of the Arts The Reinwardt Academy is part of the Amsterdam School of the Arts, one of the six faculties offering art education exclusively. (…) The Amsterdam School of the Arts (…) is recognised and subsidised by the Ministry of Education, Culture and Science. It offers training and research opportunities at higher professional educational level, post-graduate programmes, and also courses and training to private individuals, companies and institutions on a contract basis. (…) Reinwardt Academy (…) The Reinwardt Academy was established in 1976 in Leiden as a higher professional education institute of museology. Sincs 1987 the Academy has been part of the Amsterdam School of Arts (…) Reinwardt Academy programmes (…) first-degree Programme (HBO) (…) Master’s Degree Programme in museology In september 1994, the Reinwardt Academy started an international museology programme leading to a Master of Arts in museology degree. (…) This programme, conducted in English, is in principle open to postgraduates of all recognised universities throughout the world. (…) The programme has a worldwide reputation, it is validated by the British Cultural Heritage National Training Organisation and the MA in museology is recognised by the University of Newcastle upon Tyne (UK). (…) Inter-University co-operation The University of Newcastle upon Tyne (Department of Archaeology, Museum Studies) and the Reinwardt Academy have an official co-operation agreement concerning the Master’s Degree Programme. Both partners have developed their own programmes, recognise each other’s degrees and are working on the interchange of modules. (…) Master’s Degree Programme in museology A high academic level combined with practical skills characterises the Master’s Degree Programme. (…) Programme structure The MA programme is modular in structure (…) Finals (…) Master of Arts in museology Students who successfully complete the taught part of the course (eight modules) will be given the option of proceeding to the Master of Arts in museology. (…) Tuition fee The tuition fee for the entire MA programme is dfl 18.000,- (€ 8.168,-) or the equivalent in USD. Tuition fee for the taught part of the programme, the first year of modules, is dfl 12.000,- (€ 5.445,-) of which the first dfl 6.000,- has to be paid before the commencement of the programme. The final dfl 6.000,- (€ 2.723,-) is paid before starting the research periode. (…)” Reinwardt Academy account number 56.64.95.635 ABN/Amro bank (…)” 2.1.3 In 2001 was op het diploma dat na afronding van de MDP werd uitgereikt vermeld dat de graad Master of Arts in museology was behaald. Voorts was op het diploma vermeld: “The Reinwardt M.A. in Museology is recognized by the University of Newcastle upon Tyne (UK).” 2.1.4 Op het diploma dat aan een aantal van AA is afgegeven, is als behaalde graad vermeld: Master of Museology (MMuseology). 2.1.5 Een schrijven d.d. 15 juni 1999 van BB, als Senior Lecturer in Museology verbonden aan de Universiteit van Newcastle, (verder: BB), luidt: “(…) Academic recognition of the MA in Museology, Reinwardt Academie Informal negotiations between the University of Newcastle and the Reinwardt Academie, Amsterdam began in 1993 (…). The need for academic recognition of the Reinwardt Course became one of the key facets of the formal document signed and agreed by both parties in September 1994 (…)” 2.1.6 Bij brief van 2 maart 2004 heeft BB aan CC, destijds directeur van de Reinwardt Academie (verder: CC), meegedeeld dat de Universiteit van Newcastle de samenwerkingsovereenkomst met de Reinwardt Academie opzegt. In die brief is vermeld: “(…) We also discussed in some detail the revelations you made in your e-mails that the Academie is currently (and always has been) unable to award Masters’ degrees and all the implications that stem from that situation. We were particularly concerned for your students, who clearly came to Amsterdam expecting to be awarded a postgraduate qualification.” 2.1.7 Bij brief van 8 april 2004 heeft de Reinwardt Academie aan alle studenten die de MDP volgden bericht: “(…) As you certainly know, the International Master’s Degree of Reinwardt Academy forms part of a Co-operative Agreement between Amsterdam School of the Arts and the University of Newcastle upon Tyne. Both institutes mutually recognise their Master’s programmes in the field of museology and museum studies as well. In the Netherlands from 1 september 2002 a new Bachelor’s / Master’s system has been introduced for all institutes of Higher education. (…) Although the high quality of Reinwardt’s Master’s programme recently revalidated by CINTO, is undisputed, the University of Newcastle upon Tyne has informed us recently that the Co-operative Agreement will not be renewed, since the formal accreditation in the Netherlands has yet to be obtained. (…) Nevertheless, since the fact that remains that the accreditation in the Netherlands has to be waited for a while, it means the awarding of the Master’s Degree has to be postponed till the formal accreditation has been received. For those students, who will complete soon the Master’s Programme, it implies that the submitted thesis indeed will be assessed by the Board of Examiners and that the students will be informed on the final grade, but that the issuing of the diploma will be postponed until the moment that the International Master’s Degree Programme will be officially accredited in the Netherlands. Issuing a Master’s Diploma now with a Master’s Degree would not be legitimate. In addition, within the Dutch system of Higher Education the degree ‘Master’s of Arts’ can only be awarded to students of universities, but not to students of HBO institutes (“universities of professional education”) like Amsterdam School of the Arts. Therefore Reinwardt Academy will be entitled to award to its students a degree of ‘Master’s in Museology’ after having received official accreditation. (…)” 2.1.8 In onder meer Angelsaksische landen wordt er in het hoger onderwijs geen onderscheid gemaakt tussen hbo-opleidingen en universitaire opleidingen. In Angelsaksische landen kent men de graad Master of Science voor het voltooien van technische opleidingen en Master of Arts voor niet-technische opleidingen. 2.1.9 In het Nederlandse hoger onderwijs wordt onderscheid gemaakt tussen hbo-opleidingen en wetenschappelijke (universitaire) opleidingen. Per 1 september 2002 is in het Nederlands hoger onderwijs het bachelor/masterstelsel ingevoerd. In samenhang daarmee is in mei 2003 door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een accreditatiekader voor opleidingen in het hoger onderwijs vastgesteld en geïmplementeerd. 2.1.10 Er bestaat een zogenaamde U-bocht constructie waarbij een student een universitaire studie doet, terwijl hij feitelijk onderwijs volgt bij een instelling voor hoger beroepsonderwijs. 2.1.11 Bij brief van 11 augustus 2004 heeft eiseres in conventie/verweerster in reconventie sub 24( X ) aan de Reinwardt Academie meegedeeld: “(…) wens ik mij met ingang van het studiejaar 2004/2005 uit te schrijven als student van de Reinwardt Academie. (…) het ontvangen van een diploma anders dan het beloofde Master of Arts diploma is voor mij onacceptabel. Om deze reden heb ik besloten te stoppen met mijn studie aan de Reinwardt Academie. (…)” 2.1.12 Op 7 mei 2004 heeft eiseres in conventie/verweerster in reconventie sub 18 (R), ter bevestiging van mondelinge afspraken, per email aan CC bericht dat zij, na overleg met CC, een tijdelijke baan bij het Stedelijk Museum Schiedam aanneemt voor de periode van 1 maart 2004 tot 1 augustus 2004 en haar studie reorganiseert. Zij vermeldt in dit bericht dat zij de module visitor studies verplaatst naar het voorjaar van 2005, dat zij in plaats van de lopende module exhibitions in het najaar van 2004 een cursus tentoonstellingen zal volgen en dat zij de module management aan het eind van het cursusjaar 2003/2004 wil volgen. CC heeft vervolgens bij email van 8 juni 2004 bevestigd dat de inhoud van de afspraken, zoals door R beschreven, overeenkomt met wat R en hij hadden besproken. 3. De vordering in conventie 3.1. Eisers vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 1. te verklaren voor recht dat de Reinwardt Academie onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld dan wel wanprestatie heeft gepleegd en gehouden is de daaruit ontstane door AA geleden en nog te lijden schade te vergoeden; 2. de Reinwardt Academie te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling aan AA van de door AA geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; 3. de Reinwardt Academie te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan AA van een voorschotbedrag van € 5.000,00; 4. de Reinwardt Academie te veroordelen in de proceskosten. 3.2 AA leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag: 3.2.1 De Reinwardt Academie heeft jegens AA de indruk gewekt dat de MDP een universitaire opleiding betrof, die zou leiden tot de internationaal erkende en bekende universitaire graad Master of Arts (verder: MA). AA hadden de gerechtvaardigde verwachting een dergelijke graad te halen. De eisers die de opleiding hebben afgerond hebben echter de titel Master in Museology ontvangen, op hbo-niveau. 3.2.2 De Reinwardt Academie heeft door de samenwerking met de Universiteit van Newcastle een universitaire kwalificatie willen bemachtigen. Zij heeft het samenwerkingsverband met de Universiteit van Newcastle bewust te gunstig geïnterpreteerd en zich op basis van dat samenwerkingsverband de bevoegdheid toegekend universitaire MA-graden uit te reiken. 3.2.3 De Reinwardt Academie wist althans behoorde te weten dat zij nimmer bevoegd is geweest een universitaire MA-graad toe te kennen en heeft AA willens en wetens/bewust misleid door hen onwettige diploma’s aan te bieden. 3.2.4 AA zouden nooit aan de MDP zijn begonnen, indien zij van tevoren hadden geweten dat de opleiding niet zou leiden tot een universitaire MA-graad. 3.2.5 De MDP is een internationale opleiding, gericht op studenten uit het buitenland, met Engels als voertaal. Van dergelijke studenten kun je niet verwachten dat zij op de hoogte zijn van of gaan uitzoeken hoe het zit met het Nederlandse onderwijsstelsel. 3.2.6 AA lijden schade doordat zij tijd en geld hebben gestoken in een opleiding die niet leidt tot de door hen beoogde universitaire graad. Voorts hebben zij slechtere kansen op de arbeidsmarkt doordat zij geen universitaire graad hebben behaald en lijden zij schade doordat het Masters of Museology-diploma internationaal niet bekend en erkend is. 4. Het verweer in conventie 4.1. De Reinwardt Academie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van eisers in de proceskosten, onder bepaling dat indien die kosten niet binnen veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis zijn voldaan, daarover de wettelijke rente is verschuldigd. 4.2 De Reinwardt Academie voert als verweer het volgende aan: 4.2.1 AHK heeft zich altijd, ook in de brochure, gepresenteerd als een instelling voor hoger beroepsonderwijs en de MDP is altijd een hbo-opleiding geweest. De Reinwardt Academie heeft nooit gepretendeerd opleidingen aan te bieden op universitair niveau en heeft nooit gedacht dat zij een universitair diploma kon afgeven. 4.2.2 In het kader van hun samenwerkingsverband zijn de Reinwardt Academie en de Universiteit van Newcastle overeengekomen elkaars bij hun masterprogramma’s behorende graad ‘Masters of Arts in Museology’ te erkennen. Die erkenning hield echter niet in dat de diploma’s uitwisselbaar waren of dat daarmee een student aan de Reinwardt Academie een universitaire studie volgde. 4.2.3 Wanneer de U-bocht-constructie wordt toegepast is de student ingeschreven bij de universiteit en niet bij de hbo-instelling, zoals in casu het geval was. 4.2.4 Vóór de invoering van het bachelor/masterstelsel kon de MDP in Nederland niet in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (verder: CROHO) worden geregistreerd omdat de opleiding niet door de overheid bekostigd wordt. Na 1 september 2002 is registratie wel mogelijk geworden, mits sprake is van accreditatie. Na beëindiging van het samenwerkingsverband met de Universiteit van Newcastle heeft AHK in 2004 voor de MDP accreditatie in Nederland verzocht en verkregen, en de MDP als hbo-masteropleiding laten registreren in het CROHO. Daarmee is de MDP thans een opleiding die valt onder de WHW. 4.2.5 Sinds 1 september 2002 is ingevolge artikel 10a van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (verder: WHW) het toekennen van de graad ‘Masters of Arts’ voorbehouden aan universitaire masteropleidingen en kennen hbo-masteropleidingen de graad ‘Master’ toe. Tot 1 september 2002 was in Nederland de MA-graad vrij en stond het een hbo-opleiding vrij die graad te voeren. De MDP was destijds niet in Nederland geregistreerd. Het aanbieden van een masteropleiding met de in de Angelsaksische context gangbare graad Master of Arts was dus niet onrechtmatig. 4.2.6 Het ontbreken van de toevoeging ‘of Arts’ in de graadaanduiding van AA maakt niet dat sprake is van wanprestatie door de Reinwardt Academie. In Europa is geen sprake van een eenduidige structuur in het hoger onderwijs en bestaat evenmin een eenduidige terminologie wat betreft de benaming van opleidingen en diploma’s 4.2.7 Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat tot de verplichtingen van de Reinwardt Academie jegens AA ook behoort het toekennen van een MA-graad, dan beroept de Reinwardt Academie zich op overmacht omdat de WHW haar niet toestaat een dergelijke graad toe te kennen. 4.2.8 Betwist wordt dat AA schade hebben geleden. Zij hebben een goede opleiding genoten op het niveau wat zij mochten verwachten. De Reinwardt Academie staat nationaal en internationaal uitstekend aangeschreven. Het uitgereikte diploma is niet inferieur aan een MA-graad. 4.2.9 Eiser sub 19 heeft zich slechts voor 3 modulen aangemeld en wilde het programma dus niet met een graad afsluiten. Eisers die de MDP vroegtijdig hebben beëindigd hebben niet aangetoond dat zij de opleiding hebben gestaakt omdat de MA-graad niet werd verleend. Eisers sub 15, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 hebben het verschuldigde collegegeld niet (geheel) voldaan. De Reinwardt Academie beroept zich terzake, voor het geval zij door de rechtbank schadeplichtig wordt geacht, op verrekening. 5. De vordering in reconventie 5.1. De Reinwardt Academie heeft in reconventie gevorderd eisers in conventie sub 1, 15, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 te veroordelen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van -kort samengevat- achterstallige collegegelden als gespecificeerd in de conclusie van eis in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de indiening van de eis in reconventie, alsmede proceskosten. 5.2 De Reinwardt Academie heeft aan haar reconventionele vordering ten grondslag gelegd dat de betreffende eisers het collegegeld niet (geheel) hebben voldaan. 6. Het verweer in reconventie 6.1. Verweerders in reconventie genoemd onder 1, 15, 17, 18, 22, 23 en 24 hebben bij conclusie van antwoord in reconventie geconcludeerd tot niet ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de vordering, met veroordeling van de Reinwardt Academie in de proceskosten. 6.2 Voornoemde verweerders in reconventie voeren als verweer aan dat zij de Reinwardt Academie niets meer verschuldigd zijn en stellen daartoe het volgende: 6.2.1 A (verweerster in reconventie, genoemd sub 1) heeft het collegegeld wel voldaan en heeft zelfs meer betaald dan zij verschuldigd was. Zij is nooit aangemaand door de Reinwardt Academie. 6.2.2 O (verweerster in reconventie, genoemd sub 15) betwist dat zij gehouden is het (volledige) bedrag aan collegegeld te voldoen, nu de Reinwardt Academie haar verplichting om haar de Master of Arts-graad toe te kennen niet is nagekomen. Zij beroept zich op opschorting. Voorts stelt O dat zij nooit een factuur van de Reinwardt Academie heeft ontvangen of is aangemaand. 6.2.3 Q, V, W en X (verweerder/verweerster in reconventie, respectievelijk genoemd sub 17, 22, 23 en 24) stellen dat zij een deel van de opleiding niet hebben gevolgd omdat zij niet de beloofde Master of Arts-graad zouden ontvangen. X voegt daar aan toe dat zij dit bij brief van 11 augustus 2004 aan de Reinwardt Academie heeft meegedeeld. Voorts stellen genoemde verweerder/verweersters dat zij nooit een factuur van de Reinwardt Academie hebben ontvangen of zijn aangemaand. 6.2.4 R (verweerster in reconventie, genoemd sub 18) voert aan dat zij op advies van de directeur van de Reinwardt Academie een tijdelijke baan heeft geaccepteerd, waardoor zij een deel van de opleiding niet kon volgen. Zij stelt verder dat zij nooit een factuur van de Reinwardt Academie heeft ontvangen of is aangemaand. 7. De beoordeling in conventie en in reconventie 7.1. Mr. Volbeda, de raadsvrouwe van AA heeft ter comparitie van partijen verklaard dat zij slechts optreedt voor de eisers in conventie/verweerders in reconventie genoemd onder 1, 6, 11, 13, 15, 17, 18, 22, 23 en 24 en dat de overige eisers in conventie de procedure niet wensten voort te zetten. Mr. F.J.H.M. Tesink, de procureur van de overige eisers in conventie, heeft de rechtbank nimmer een dergelijk bericht gestuurd en evenmin aan de rechtbank bericht dat zij zich als procureur wenst te onttrekken. Wel heeft mr. J.C.A. Froon de rechtbank bij brief van 2 augustus 2007 meegedeeld dat hij door mr. Volbeda is verzocht als procureur op te treden en dat het niet onmogelijk is dat mr F.J.H.M. Tesink nog als procureur staat genoteerd. Gelet hierop, evenals op voornoemde mededeling van mr. Volbeda en op het feit dat de overige eisers in conventie niet ter comparitie zijn verschenen noch een conclusie van antwoord in reconventie hebben ingediend, noch -voor zover van toepassing- zekerheid hebben gesteld, gaat de rechtbank er van uit dat de betreffende eisers in conventie inderdaad de procedure wensten te beëindigen. De eisers in conventie sub 4, 12, 16, 21 en 25 zullen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, nu zij niet binnen de daartoe gestelde termijn zekerheid hebben gesteld. De vordering van de eisers in conventie sub 2, 3, 5, 7, 8, 9, 10, 14, 19, 20 en 26 zal worden afgewezen aangezien zij het door de Reinwardt Academie gevoerde verweer onweersproken hebben gelaten. Eisers in conventie sub 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 19, 20, 21, 25 en 26 zullen worden veroordeeld in de door de Reinwardt Academie ten aanzien van hen gemaakte proceskosten in conventie. De rechtbank begroot deze proceskosten op nihil, omdat de Reinwardt Academie niet (substantieel) minder kosten zou hebben gemaakt wanneer deze eisers hun vordering niet hadden ingesteld. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de zaak in conventie slechts inhoudelijk beoordelen tussen AA en de Reinwardt Academie. Met de Reinwardt Academie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de eisers in conventie die geen zekerheid hebben gesteld de procedure in reconventie wel doorloopt. Dit geldt, gelet op het karakter van de procedure in reconventie als zelfstandige hoofdprocedure, eveneens ten aanzien van de eisers in conventie die niet gehouden waren zekerheid te stellen, maar wel de procedure in conventie wensten te staken. in conventie 7.2 Tussen partijen staat vast dat de Reinwardt Academie AA vóór aanvang van de MDP in het vooruitzicht heeft gesteld dat het voltooien van de opleiding tot het behalen van de graad Master of Arts zou leiden. Centraal in het betoog van AA staat de stelling dat de Reinwardt Academie jegens hen de indruk heeft gewekt dat dit een universitaire graad betrof en dat de MDP een universitaire opleiding was. De bewijslast voor deze stelling rust in beginsel op AA. 7.3 De rechtbank constateert het volgende. De Reinwardt Academie heeft in de aan AA verstrekte brochure bij de MDP niet vermeld dat het een hbo-opleiding betreft, terwijl dit bij het First-degree programme in museology wel is vermeld. In de brochure wordt gewezen op de samenwerking met de universiteit van Newcastle, de uitwisseling van modules en de wederzijdse erkenning van de te behalen MA-graden. Er wordt in de brochure vermeld dat de MDP een opleiding is met een “high academic level”, dat de MDP openstaat voor “postgraduates of all recognised universities” en dat na afronding van de MDP de graad Master of Arts wordt behaald. De rechtbank beziet een en ander in het licht van de tussen partijen vaststaande feiten dat de MDP een internationale Engelstalige opleiding is die zich (mede) richt op studenten uit het buitenland, dat (onder meer) Angelsaksische landen geen onderscheid kennen tussen hbo- en universitaire opleidingen en dat in het Angelsaksische stelsel de MA-graad wordt toegekend voor het volooien van een niet-technische opleiding in het hoger onderwijs, alsmede het bestaan van de U-bocht constructie. 7.4 Mede gezien de hiervoor geschetste context, lijkt uit de inhoud van de brochure het beeld op te rijzen dat de MDP een universitaire opleiding is die leidt tot een universitaire MA-graad. Hieraan doet niet af dat, zoals de Reinwardt Academie heeft gesteld, in de brochure is vermeld dat de Reinwardt Academie onderdeel is van de Amsterdam School of the Arts, nu immers de U-bocht constructie het mogelijk maakt dat een universitaire opleiding wordt behaald terwijl onderwijs aan een hbo-instelling wordt gevolgd. Dit laatste maakt ook mede dat de rechtbank, anders dan de Reinwardt Academie, geen reden ziet onderscheid te maken tussen de Nederlandse en de buitenlandse studenten. Daarbij wordt nog overwogen dat AA allen met de opleiding zijn begonnen voordat de samenwerking tussen de Reinwardt Academie en de universiteit van Newcastle was verbroken en dat de meeste Nederlandse studenten van AA met de opleiding zijn begonnen voordat in Nederland het bachelor/master stelsel werd ingevoerd. 7.5 Het beeld dat oprijst uit de brochure past ook in de veronderstelling van de Reinwardt Academie dat zij op grond van de samenwerking met de universiteit van Newcastle bevoegd was een MA-diploma af te geven. Deze veronderstelling blijkt uit de brief van de Reinwardt Academie d.d. 8 april 2004 (hiervoor weergegeven onder 2.1.7) en de opmerking ter comparitie van partijen van DD, directeur van de Reinwardt Academie, dat het voor de Reinwardt Academie als een donderslag bij heldere hemel kwam dat de universiteit van Newcastle meedeelde dat de Reinwardt Academie überhaupt geen diploma’s mocht afgeven. Thomassen verklaart daarbij weliswaar dat de Reinwardt Academie nooit heeft gedacht dat zij een diploma op universitair niveau kon afgeven, maar die gedachtegang ligt niet voor de hand indien sprake is van een (veronderstelde) diplomeringsbevoegdheid die is afgeleid van die van de universiteit van Newcastle. 7.6 Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank voorshands bewezen dat de Reinwardt Academie jegens AA de indruk heeft gewekt dat de MDP een universitaire opleiding betrof die leidde tot een universitaire MA-graad. De Reinwardt Academie zal, nu zij dit bestrijdt en mede gelet op haar stelling dat studenten in (onder meer) het intakegesprek zijn gewezen op karakter en inhoud van de MDP, worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. 7.7 Indien de Reinwardt Academie niet slaagt in de bewijslevering, moet op grond van de door de Reinwardt Academie gewekte indruk geconcludeerd worden dat AA de gerechtvaardigde verwachting hadden dat zij een universitaire opleiding volgden en een universitaire graad zouden behalen. Dat de Reinwardt Academie deze verwachting niet waar heeft gemaakt, moet dan als wanprestatie worden aangemerkt. De Reinwardt Academie is dan gehouden de schade die daaruit voortvloeit te vergoeden. 7.8 Anders dan de Reinwardt Academie acht de rechtbank door AA in het kader van de vordering tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden. Immers hebben zij onweersproken gesteld dat zij nooit aan de opleiding zouden zijn begonnen indien zij van tevoren hadden geweten dat het een hbo-opleiding betrof en hebben zij dus tijd gestoken in en kosten gemaakt voor een opleiding die niet van het door hen gewenste niveau bleek te zijn en niet tot de door hen gewenste MA-graad bleek te leiden. Dat een hbo-opleiding en -graad in de maatschappij (ook financieel) anders wordt gewaardeerd dan een universitaire opleiding en graad, acht de rechtbank een feit van algemene bekendheid. Bij de bepaling van het beloop van de schade zal aan de orde kunnen komen wat de omvang is van de schade van diegenen van AA die hun opleiding niet hebben afgemaakt. In dat kader zal ook de vraag moeten worden beantwoord of hun vroegtijdig staken van de MDP is te wijten aan het feit dat geen MA-graad zou worden verstrekt. 7.9 Indien de Reinwardt Academie slaagt in het leveren van het tegenbewijs, is geen sprake van wanprestatie van haar kant. Ook voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad, kan deze dan niet slagen, nog daargelaten wat er verder zij van de stellingen van AA als hiervoor weergegeven onder 3.2.2 en 3.2.3. De conventionele vorderingen zullen dan worden afgewezen, met veroordeling van AA in de kosten van de procedure in conventie. in reconventie 7.10 De Reinwardt Academie heeft ter comparitie aangevoerd dat de conclusie van antwoord in reconventie niet binnen de gestelde (fatale) termijn is ingediend. Vooropgesteld wordt dat in de praktijk de gestelde termijn veelal niet als fataal wordt beschouwd maar dat bij overschrijding van de termijn door de rechter wordt beoordeeld welke consequenties daaraan moeten worden verbonden. De rechtbank overweegt dat, voor zover zij thans kan opmaken uit de processtukken, de conclusie van antwoord in reconventie op 23 oktober 2007, dus één dag te laat, is ontvangen. AA hebben verklaard te kunnen bewijzen dat zij bedoelde conclusie tijdig, te weten op 22 oktober 2007, aan de rechtbank en de wederpartij hebben doen toekomen. De rechtbank komt aan bewijslevering op dit punt niet toe, gelet op het volgende. Voor zover er sprake is van een overschrijding van de termijn, is er sprake van een geringe overschrijding. Niet gesteld of gebleken is dat de Reinwardt Academie onvoldoende gelegenheid heeft gehad om van de conclusie kennis te nemen of deze in haar voorbereiding van de comparitie te betrekken. Door de Reinwardt Academie is ook niet om uitstel van de comparitie verzocht. Integendeel, de Reinwardt Academie heeft ter comparitie inhoudelijk op de conclusie gereageerd. De rechtbank ziet daarom geen reden de conclusie van antwoord in reconventie niet bij de processtukken te voegen en in haar beoordeling mee te wegen. 7.11 De Reinwardt Academie heeft ter comparitie haar reconventionele vordering ingetrokken voor zover deze is gericht tegen A (eisers in conventie/verweerster in reconventie sub 1). Dit onderdeel behoeft derhalve geen bespreking meer. 7.12 Voor zover het verweer van AA dat zij niets meer verschuldigd zijn omdat zij nooit een factuur hebben ontvangen of tot betaling zijn aangemaand, moet worden opgevat als een beroep op rechtsverwerking, overweegt de rechtbank dat voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking onvoldoende is gesteld, nu enkel tijdsverloop of stilzitten onvoldoende is om aan te nemen dat de Reinwardt Academie haar recht nakoming heeft te vorderen heeft verwerkt. Dit geldt temeer nu op grond van de bepalingen in de brochure met betrekking tot de tuition fee (hiervoor vermeld onder 2.1.2) de vraag kan worden gesteld of AA niet ook zonder factuur gehouden waren het door hen verschuldigde collegegeld (tijdig) te voldoen. 7.13 Het antwoord op de vraag of O zich terecht op opschorting van haar verplichting tot betaling van het volledige collegegeld heeft beroepen, hangt samen met de conventie en de rechtbank zal daarom de beoordeling van de reconventionele vordering jegens O aanhouden in afwachting van de bewijslevering in conventie. 7.14 Wat R betreft wordt overwogen dat uit de door haar aan CC verzonden mail (zie hiervoor onder 2.1.12) blijkt dat zij haar studie in het cursusjaar 2003/2004 niet helemaal heeft neergelegd maar dat zij 2 modules heeft verschoven naar het cursusjaar 2004/2005. Kennelijk heeft R wel in de eerste helft van het cursusjaar 2003/2004 en aan het eind van het cursusjaar 2003/2004 onderwijs gevolgd. Voorts blijkt uit deze mail niet dat zij met de Reinwardt Academie naar aanleiding van de reorganisatie van haar studieprogramma afspraken heeft gemaakt omtrent een wijziging in het door haar verschuldigde collegegeld. Daarom valt niet in te zien waarom R niet gehouden is het verschuldigde collegegeld te voldoen. De reconventionele vordering jegens R kan dan ook worden toegewezen, met inachtneming van het hierna onder 7.16 overwogene. 7.15 Eisers in conventie/verweerders in reconventie sub 17, 22, 23 en 24 hebben nog aangevoerd dat zij niets meer verschuldigd zijn omdat zij de opleiding hebben gestaakt omdat zij niet de beloofde Master of Arts graad zouden ontvangen. Gelet op de verwevenheid van deze stelling met de bewijsopdracht in conventie, zal de rechtbank de beoordeling op dit punt aanhouden. 7.16 De raadsvrouwe van de Reinwardt Academie heeft ter comparitie van partijen verklaard dat de studenten die het collegegeld niet geheel hebben voldaan, geen officiële ingebrekestelling hebben ontvangen. Wel zijn er volgens de raadsvrouwe wel eens mails naar hen verzonden. Nu de Reinwardt Academie deze mails niet heeft overgelegd en evenmin heeft meegedeeld wat de inhoud van deze mails was, moet het ervoor worden gehouden dat van een ingebrekestelling in de zin van de wet geen sprake was. Nu niet is gesteld of gebleken dat een ingebrekestelling in casu niet was vereist, moet worden geconcludeerd dat de betreffende studenten niet in verzuim zijn geraakt. In die gevallen waarin de vordering tot betaling van achterstallig collegegeld toewijsbaar is, zal daarom de vordering tot betaling van wettelijke rente over het achterstallige collegegeld moeten worden afgewezen. 7.17 Voor zover de vordering in reconventie is gericht jegens de studenten die de procedure in conventie inmiddels wensten te beëindigen (eisers in conventie sub 20, 21 en 25) moet het ervoor worden gehouden dat deze studenten geen verweer hebben gevoerd tegen de reconventionele vordering en dat deze dus voor toewijzing gereed ligt, voor zover deze de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De vordering in reconventie jegens hen zal dan ook worden toegewezen, met inachtneming van het hiervoor onder 7.16 overwogene. in conventie en in reconventie 7.18 Alle verdere beslissingen zullen worden aangehouden. 8. De beslissing De rechtbank in conventie 8.1 laat de Reinwardt Academie toe tot het tegenbewijs tegen hetgeen voorshands door de rechtbank bewezen wordt geacht, namelijk dat de Reinwardt Academie jegens AA de indruk heeft gewekt dat de MDP een universitaire opleiding betrof die leidde tot een universitaire MA-graad, 8.2 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 februari 2008 voor uitlating door de Reinwardt Academie of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel. 8.3 bepaalt dat de Reinwardt Academie, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken, die stukken direct in het geding moet brengen, 8.4 bepaalt dat de Reinwardt Academie, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met mei 2008 schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel- en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de dag en het uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, waarbij wordt opgemerkt dat maximaal drie getuigen per dagdeel zullen worden gehoord, 8.5 bepaalt dat, indien de Reinwardt Academie het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. G.A. Bouter- Rijksen in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220 op een nader te bepalen datum en tijdstip, 8.6 bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen, in conventie en in reconventie 8.7 houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bouter - Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2008.?