Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7625

Datum uitspraak2008-07-14
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers565439
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gelet op arbeidsongeschiktheid van de werknemer moet terughoudend worden omgegaan met de mogelijkheid tot ontbinding. Werkgever heeft ten onrechte geen re-integratie op het 1e spoor ingezet. Verwijten die aan werknemer worden gemaakt kunnen daar niet los van worden gezien en zijn mede gezien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer van onvoldoende gewicht om tot ontbinding over te gaan.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch Zaaknummer : 565439 EJ verz. : 08-2405 Uitspraak : 14 juli 2008 in de zaak van: de naamloze vennootschap [verzoekster], gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, verzoekster, gemachtigde: mr. M.P. Poelman, t e g e n : [B], wonende te ‘s-Hertogenbosch, verweerster, gemachtigde: G. Groothuijse. Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoekster]” en “[verweerster]”. 1. De procedure Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, op 5 juni 2008, heeft [verzoekster] verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden. Zijdens [verweerster] is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juli 2008, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden. 2. Inleiding 2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [verweerster] is sedert 1 maart 2007 in dienst van [verzoekster], laatstelijk als Customer Service medewerker Benelux tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 2.593,35 per maand. [verweerster] is thans 25 jaar oud. 2.2. [verzoekster] grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. 2.3. [verweerster] heeft tegen het verzoek, kort weergegeven, tot verweer aangevoerd dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden zodat er geen grond is voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst en het verzoek van [verzoekster] dient te worden afgewezen. Voor het geval het verzoek tot ontbinding wordt toegewezen verzoekt [verweerster] om toekenning van een vergoeding aan haar omdat de wijziging van omstandigheden aan [verzoekster] verwijtbaar is. Voor de toelichting op en onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de stukken van het geding. 3. De beoordeling 3.1. De omstandigheden die volgens [verzoekster] blijkens de conclusie van haar verzoekschrift de relevante wijziging van omstandigheden opleveren betreffen de volgende. [verzoekster] wenst een beëindiging van het dienstverband aangezien [verweerster] dat ook wenst. [verweerster] wenst bij [verzoekster] geen voet meer over de vloer te zetten en zij beschuldigt collega’s opeens ten onrechte en ongemotiveerd van seksueel gedrag jegens haar als gevolg waarvan haar mentale problemen zijn verergerd. [verweerster] verwijt haar fysieke problemen ten onrechte en ongemotiveerd aan haar werkzaamheden. Onder deze omstandigheden is een terugkeer van [verweerster] bij [verzoekster] ondenkbaar. Daarbij komt dat met [verweerster] niet dan wel moeizaam valt te communiceren. Onduidelijk is waarom zij het niet eens is met het oordeel van de Arbodienst en waarom zij niet meewerkt aan de activiteiten van re-integratiebureau Salto. [verweerster] werkt zonder enige vorm van bericht of uitleg niet mee aan het 2e spoor, zodat het hele re-integratieproces op een dood spoor zit. 3.2. Tussen partijen staat vast dat [verweerster] sedert 4 januari 2008 arbeidsongeschikt is ten gevolge van ziekte. Deze arbeidsongeschiktheid brengt voor [verzoekster] als werkgever van [verweerster] wettelijke re-integratieverplichtingen mee. [verzoekster] heeft gesteld dat het na de ziekmelding moeilijk is gebleken contact met [verweerster] te krijgen maar dat is door [verweerster] weersproken en niet aannemelijk geworden. [verweerster] heeft op 4 februari 2008 een gesprek gehad met de bedrijfsarts, waarna de bedrijfsarts op 5 februari 2008 een voortgangsverslag heeft uitgebracht. De bedrijfsarts heeft [verweerster] volledig arbeidsongeschikt geacht voor haar eigen functie, in verband met medische beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren alsmede op het gebied van het dynamisch handelen. In het voortgangsverslag is vermeld dat er sprake is van een knelpunt in de arbeidsverhoudingen en dat er secundair aan de ziekmelding een arbeidsconflict is ontstaan. De bedrijfsarts heeft [verzoekster] geadviseerd deze knelpunten op te lossen zodat een adequate re-integratie mogelijk wordt. Hij heeft ook geadviseerd om mediation in te schakelen indien het conflict niet intern kan worden opgelost. Vast staat dat [verweerster] op 13 februari 2008 een gesprek heeft gehad met J.A. van der Hucht, interim HR manager bij [verzoekster]. Volgens [verzoekster] heeft [verweerster] in dat gesprek tegen Van der Hucht gezegd dat zij geen voet meer over de vloer zou zetten bij [verzoekster]. [verweerster] heeft betwist een dergelijke uitlating in dat gesprek, of op een eerder dan wel later moment, te hebben gedaan. Uit de stellingen van [verzoekster] volgt dat zij deze uitlatingen heeft opgevat als een kennisgeving van [verweerster] dat zij de arbeidsovereenkomst wenste te beëindigen. Van der Hucht heeft in verband daarmee in het tweede gesprek met [verweerster], op 18 februari 2008, aan haar een beëindigingsovereenkomst voorgehouden. Nadat [verweerster] te kennen had gegeven die overeenkomst in verband met haar ziekte niet te willen ondertekenen heeft [verzoekster], met het oog op re-integratie op het 2e spoor, re-integratiebedrijf Salto ingeschakeld. 3.3. Nu [verweerster] heeft betwist dat zij te kennen heeft gegeven bij [verzoekster] geen voet meer over de vloer te zetten is die uitlating niet komen vast te staan. Bovendien had het op de weg van [verzoekster] gelegen om zich er van te vergewissen of [verweerster] met een dergelijke uitlating, indien die zou zijn gedaan, had bedoeld te kennen te geven dat zij onder geen beding haar arbeidsrelatie met [verzoekster] wenste voort te zetten, te meer gezien de inhoud van het voortgangsverslag van de bedrijfarts waarin op geen enkele wijze wordt aangegeven dat [verweerster] de arbeidsrelatie niet zou willen continueren. Ook uit de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 13 februari 2008 blijkt niet dat [verweerster] niet meer bij [verzoekster] zou willen terugkeren. Als de mening van [verweerster] is in die analyse aangegeven dat ze met [verzoekster] de knelpunten wil bespreken die zij in haar werk ervaart. Als einddoel van de re-integratie is in de probleemanalyse de werkhervatting in de eigen functie genoemd. [verweerster] heeft in haar e-mail van 21 februari 2008 aan [verzoekster] niet alleen te kennen gegeven dat zij geen beëindiging van de arbeidsovereenkomst wil maar ook dat zij niet bij een andere firma wil gaan solliciteren. Dat [verzoekster] zich voldoende heeft vergewist als hiervoor bedoeld, is gesteld noch gebleken. [verzoekster] had er daarom niet van mogen uitgaan dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] zou willen beëindigen. [verzoekster] had derhalve, gelet op haar wettelijke verplichting, de inschakeling van [verweerster] bij haar dienen te bevorderen. Door aan [verweerster] een concept-beëindigingsovereenkomst voor te houden en haar re-integratie op het 2e spoor aan te bieden heeft [verzoekster] niet aan die verplichting voldaan. Door bureau Salto is een ‘Plan van Aanpak Re-integratie en Bemiddeling’ opgesteld. Daarin is onder 3.11 de visie van [verweerster] weergegeven en uit die weergave blijkt niet dat [verweerster] niet langer bij [verzoekster] werkzaam wil zijn. Uit de mededeling van [verweerster] tijdens het intakegesprek bij Salto, inhoudende dat zij bereid is deel te nemen aan een traject naar een andere meer passende werkplek, kan dat evenmin worden afgeleid, in aanmerking nemende ook de weg die [verzoekster] inmiddels met haar was ingeslagen. 3.4. Vast staat dat [verweerster] zonder bericht niet is verschenen voor de tweede bespreking met bureau Salto. Het verwijt dat [verweerster] Salto dan wel [verzoekster] niet op de hoogte heeft gesteld van haar niet verschijnen en de reden daarvan, kan niet los worden gezien van het feit dat [verzoekster] re-integratie op het 2e spoor heeft ingezet zonder dat was komen vast te staan dat [verweerster] de eigen arbeid niet meer kon verrichten en er bij [verzoekster] geen ander passend werk voorhanden was. Voorop staat derhalve dat [verzoekster] niet aan haar eigen verplichtingen heeft voldaan. 3.5. [verweerster] heeft vervolgens een beëindigingsvoorstel gedaan. Partijen hebben omtrent de beëindiging geen overeenstemming bereikt. De gemachtigde van [verweerster] heeft de gemachtigde van [verzoekster] daarop bij brief van 28 april 2008 laten weten dat het voorstel is komen te vervallen. Dat brengt mee dat de arbeidsovereenkomst is blijven voortduren en dat [verzoekster] er niet zonder meer vanuit kon gaan dat [verweerster] beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenste. Ook de re-integratieverplichtingen van [verzoekster] zijn blijven bestaan. Zij heeft daaraan verder geen uitvoering gegeven, ook niet nadat [verweerster] bij brief van 2 juni 2008 had laten weten alsnog aan re-integratie op het 2e spoor te willen meewerken. Vervolgens heeft [verweerster], onder verwijzing naar een door haar aangevraagd UWV rapport, aanspraak gemaakt op re-integratie op het 1e spoor. [verweerster] heeft ook ter terechtzitting te kennen gegeven bij [verzoekster] te willen terugkeren. Wat er ook verder zij van het UWV rapport, door [verzoekster] is onvoldoende onderzocht of re-integratie op het 1e spoor tot de mogelijkheden behoort. [verzoekster] heeft weliswaar gesteld dat de Arbodienst niet langer de mening is toegedaan dat re-integratie op het 1e spoor moet worden ingezet, maar daarvan is niet gebleken. 3.6. De huidige arbeidsongeschiktheid van [verweerster] brengt mee dat zij niet door [verzoekster] mag worden ontslagen. Dit ontslagverbod staat op zichzelf niet aan een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. Deze mogelijkheid van ontbinding moet echter met grote terughoudendheid worden benut. [verweerster] is door haar ziekte immers in een kwetsbare positie komen te verkeren en er moet rekening mee worden gehouden dat [verweerster] op korte termijn niet elders een dienstbetrekking zal kunnen aanvaarden. Uit hetgeen hiervoor onder 3.2 tot en met 3.5 is overwogen volgt dat de re-integratie van [verweerster] niet verlopen is zoals deze had behoren te verlopen en dat zulks in hoofdzaak aan [verzoekster] is te wijten. De verwijten die [verzoekster] aan [verweerster] heeft gemaakt zijn niet aannemelijk geworden dan wel hangen samen met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en de onjuiste wijze waarop [verzoekster] daarmee is omgegaan. De beschuldigingen van [verweerster] jegens haar collega’s heeft [verweerster] reeds tegenover Salto ter sprake gebracht en niet is gebleken van serieuze bespreking hiervan door [verzoekster] met alle betrokkenen. Dat [verweerster] haar fysieke problemen zou verwijten aan haar werkzaamheden is nergens uit gebleken. De aan [verweerster] gemaakte verwijten zijn in elk geval niet van zodanig gewicht dat zij, ondanks de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en gezien het verwijt dat [verzoekster] treft, tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zouden moeten leiden. Het ligt op de weg van [verzoekster] om in plaats van tegen de wil van [verweerster] te streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst, te voldoen aan haar re-integratieverplichtingen jegens [verweerster]. 3.7. Het verzoek zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden. 4. De beslissing De kantonrechter: wijst het verzoek af; compenseert de proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter te 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier, op 14 juli 2008. Zaaknummer: 565439 EJ VERZ 08-2405 [verzoekster] – [verweerster] beschikking