Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7647

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/558129-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

verkeersongeval op afrit A50 in Apeldoorn op 10 mei 2007 leidt tot een veroordeling terzake overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/558129-07 Uitspraak d.d.: 18 juli 2008 Tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1966], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 4 juli 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 10 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een personenauto, daarmede rijdende over de weg, (de afrit van) de A50, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij het naderen van de kruising van (de afrit van) de A50 en de Arnhemseweg, terwijl op (de afrit van) de A50 (kort) voor de kruising met de Arnhemseweg door middel van bord B6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Arnhemseweg een voorrangsweg was, en/of op de Arnhemseweg een wettelijk maximale toegestane snelheid gold van 80 kilometer per uur, gereden met onverminderde snelheid en/of is hij, verdachte, voornoemde kruising met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatste opgereden, waarbij hij, verdachte zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een personenauto, bestuurd door de heer [slachtoffer 1], die voor hem, verdachte, op de Arnhemseweg van links voornoemde kruising op reed, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaats gevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de door voornoemde heer [slachtoffer 1] bestuurde personenauto, waardoor voornoemde heer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heupkom en/of een heup uit de kom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 10 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, (de afrit van) de A50, althans enige weg, waarbij hij, verdachte, bij het naderen van de kruising van (de afrit van) de A50 en de Arnhemseweg, terwijl op (de afrit van) de A50 (kort) voor de kruising met de Arnhemseweg door middel van bord B6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Arnhemseweg een voorrangsweg was, en/of terwijl op de Arnhemseweg een wettelijk maximale toegestane snelheid gold van 80 kilometer per uur, heeft gereden met onverminderde snelheid en/of hij, verdachte, voornoemde kruising met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatste is opgereden, waarbij hij, verdachte zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een personenauto, bestuurd door de heer [slachtoffer 1], die voor hem, verdachte, op de Arnhemseweg van links voornoemde kruising op reed, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaats gevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de door voornoemde heer [slachtoffer 1] bestuurde personenauto, waarbij voornoemde heer [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering (eindnoot 1) A. De vaststaande feiten Aanleiding voor het onderzoek (eindnoot 2) was een ongeval op 10 mei 2007 op de Arnhemseweg in de gemeente Hoenderloo. B. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde. Overeenkomstig het arrest van 29 april 2008 (LJN: BD0544) acht de Hoge Raad culpa alleen dan bewezen indien er sprake is van meer dan één enkele verkeersovertreding, dan wel een zeer zware verkeersovertreding. In het onderhavige geval is er naar het oordeel van de officier van justitie geen sprake van meerdere verkeersovertredingen, dan wel een zeer zware verkeersovertreding. De officier van justitie acht het onder subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, aangezien verdachte geen voorrang heeft verleend en daardoor een aanrijding heeft veroorzaakt. C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van het onder primair vrijgesproken dient te worden. De verdachte refereert zich ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank. D. Beoordeling van de tenlastelegging De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden. Uit de verkeersongevalsanalyse (eindnoot 3) is gebleken dat het ten tijde van het ongeval zonnig en droog was. Het voertuig (eindnoot 4) , merk Ford, type Galaxy, kenteken [kenteken], vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Het voertuig (eindnoot 5) , merk Smart, type Fortwo Cabrio, kenteken [kenteken], vertoonde evenmin gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. De bestuurder (eindnoot 6) van de Smart naderde de plaats van het ongeval over de Oude Arnhemsweg vanuit de richting A50. de bestuurder van de Ford naderde de plaats van het ongeval over de afrit van de A50 vanuit de richting Apeldoorn. De bestuurder van de Ford reed de kruisende weg op zonder aan de van links naderende Smart voorrang te verlenen. De getuige/slachtoffer (eindnoot 7) [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij over de Oude Arnhemsweg reed. Gekomen bij de afslag Arnhem zag hij van rechts een grote blauwe auto rijden. Deze naderde het kruispunt zonder snelheid in te houden. Die auto rolde langzaam het kruispunt op en hij kon hem niet meer ontwijken. Van de botsing weet hij niet meer. De verdachte (eindnoot 8) heeft verklaard dat hij in een blauwe Ford vanuit de richting A50 Zwolle kwam rijden. Toen hij de afslag N788 naderde zag hij aan de bebording en de haaientanden dat hij voorrang diende te verlenen. Hij zag links van hem geen verkeer naderen. Hij trok op en halverwege het kruispunt werd hij in de linker flank aangereden. Hij sloeg met de auto over de kop en belandde in de berm. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. In het arrest van 28 april 2008 concludeert de Hoge Raad dat slechts dan tot het bewijs van culpa in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden gekomen, indien er sprake is van meer dan één verkeersovertreding dan wel een zeer zware verkeersovertreding. In het onderhavige geval heeft verdachte gekeken of hij veilig de weg op kon rijden. Hij heeft daarbij de van links komende personenauto niet gezien en deze derhalve geen voorrang verleend. Deze enkele verkeersovertreding is niet van dien aard en ernst dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde hij op 10 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, (de afrit van) de A50, waarbij hij, verdachte, bij het naderen van de kruising van (de afrit van) de A50 en de Arnhemseweg, terwijl op (de afrit van) de A50 (kort) voor de kruising met de Arnhemseweg door middel van bord B6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Arnhemseweg een voorrangsweg was, en terwijl op de Arnhemseweg een wettelijk maximale toegestane snelheid gold van 80 kilometer per uur, waarbij hij, verdachte geen voorrang heeft verleend aan een personenauto, bestuurd door de heer [slachtoffer 1], die voor hem, verdachte, op de Arnhemseweg van links voornoemde kruising op reed, waardoor een aanrijding heeft plaats gevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de door voornoemde heer [slachtoffer 1] bestuurde personenauto, waarbij voornoemde heer [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en schade heeft geleden. Vrijspraak van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde Wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde Het bewezene levert op: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd het onder subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten en verdachte te veroordelen tot geldboete van € 275,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. 2. Door en namens de verdachte is gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wat aan verdachte onder primair is ten laste gelegd. Verdachte refereert zich ten aanzien van het onder subsidiair ten last gelegde aan het oordeel van de rechtbank. 3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen de aanzienlijke gevolgen die het door verdachte veroorzaakte ongeval hebben gehad. 4. In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is gekomen. 5. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een straf als na te melden op zijn plaats. De rechtbank acht in de sfeer van het onderhavige delict het opleggen van een geldboete passend, waarbij rekening is gehouden met de financiële draagkracht van verdachte. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen, teneinde de verdachte in te scherpen nog meer oplettend in het verkeer te zijn. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Beslissing De rechtbank: • Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. • Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. • Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. • Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. • Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen. • Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) maanden. • Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2008. (eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen bij (stam)proces-verbaal nr. Pl0620/07-204238, Politie Team Apeldoorn ZuidOost, gedateerd 24 mei 2007 (eindnoot 2) (stam)proces-verbaal nr. PL0620/07-204238, doorgenummerde pag. 3 (eindnoot 3) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 17 (eindnoot 4) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 20 (eindnoot 5) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 22 (eindnoot 6) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 27 (eindnoot 7) Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], doorgenummerde pagina 31 (eindnoot 8) Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 33