Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7657

Datum uitspraak2008-07-09
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers139528 / HA ZA 07-1228
Statusgepubliceerd


Indicatie

Internationale bevoegdheid. Gedaagde is gevestigd in Guernsey. Rechtbank acht zich bevoegd op grond van de artikelen 6 en 6a Rv.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 139528 / HA ZA 07-1228 Vonnis in incident van 9 juli 2008 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], Statutair gevestigd te Heerhugowaard, kantoorhoudende te Medemblik, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, procureur mr. E.E. Verkade, tegen de rechtspersoon naar Engels recht SPS LIMITED, gevestigd te St. Peter Port, Guernsey, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, procureur mr. M. Velsink. Partijen zullen hierna [eiseres] en SPS genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de akte houdende overlegging producties van de zijde van [eiseres] - de incidentele conclusie tot onbevoegdheid - de incidentele conclusie van antwoord - de akte uitlating producties in het incident van de zijde van SPS. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. 2. De vordering in de hoofdzaak 2.1. [eiseres] vordert – samengevat – SPS te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 40.718,62 (te vermeerderen met na de dagvaarding verschenen rente en proceskosten), waarvan de hoofdsom EUR 28.752,30 bedraagt. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van een overeenkomst met SPS materialen heeft geleverd en werkzaamheden heeft verricht, onder meer ten behoeve van de bouw van het zeiljacht ‘de Jan de Vries’ bij de scheepswerf Claasen Jachtbouw B.V. te Zaandam, en dat SPS een aantal van de facturen met betrekking tot deze leveringen en werkzaamheden onbetaald laat. 2.2. SPS betwist dat tussen partijen een rechtstreekse contractuele relatie bestaat. 3. De beoordeling in het incident 3.1. SPS vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. SPS legt aan haar vordering ten grondslag dat artikel 767 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in dit geval geen bevoegdheid schept, omdat [eiseres] SPS kan dagvaarden voor de Engelse rechter, de rechter van de woonplaats van SPS, en vervolgens op een eventueel verkregen titel in Nederland een exequatur kan vragen. SPS voert verder aan dat tussen partijen geen rechtstreekse contractuele relatie heeft bestaan en dat geen sprake is van een forumkeuze, zodat op grond daarvan evenmin de Nederlandse rechter bevoegd is. Voor zover al sprake zou zijn van een rechtstreekse relatie, betwist SPS dat de Metaalunievoorwaarden, waaruit de forumkeuze zou volgen, rechtsgeldig van toepassing zijn verklaard. Verder stelt SPS dat de Metaalunievoorwaarden niet vóór of bij het sluiten van de overeenkomst aan haar ter hand zijn gesteld en beroept zij zich op vernietiging van de bepaling betreffende de forumkeuze. 3.2. [eiseres] heeft daartegen - samengevat - aangevoerd dat zowel op grond van artikel 767 Rv als ook op grond van de forumkeuze ingevolge de tussen partijen toepasselijke Metaalunievoorwaarden de Nederlandse rechter bevoegd is. 3.3. De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan SPS betoogt, is de EEX-Verordening (44/2001) (hierna: EEX-Vo) in het onderhavige geval niet van toepassing. De EEX-Vo geldt immers niet voor Guernsey, waar SPS is gevestigd. Nu bovendien in de relatie Nederland – Guernsey geen verdrag geldt met betrekking tot internationale bevoegdheid dient de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te worden bepaald aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 3.4. Artikel 6 aanhef en sub a Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Artikel 6a Rv geeft, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, een gefixeerde plaats van uitvoering voor elke uit de desbetreffende overeenkomst voortvloeiende verbintenis voor a) overeenkomsten strekkende tot de koop en verkoop van roerende zaken en b) overeenkomsten strekkende tot het verstrekken van diensten. De bevoegdheidsregels van de artikelen 6 en 6a Rv zijn ontleend aan artikel 5 van de EEX-Vo. De rechtbank neemt bij de uitleg van deze artikelen dan ook de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) met betrekking tot artikel 5 EEX-Vo tot richtsnoer. 3.5. Hoewel SPS het bestaan van de overeenkomst tussen partijen betwist, gaat de rechtbank bij de beoordeling van de bevoegdsheidvraag uit van het bestaan van een overeenkomst tussen partijen strekkende tot het leveren van zaken en het verstrekken van diensten. Hiervoor acht de rechtbank redengevend dat [eiseres] gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij op verzoek van SPS rechtstreeks zaken heeft geleverd aan SPS en diensten heeft verstrekt aan SPS en dat de reden daarvan was gelegen in de 10% opslag die Claasen Jachtbouw B.V. (hierna: Claasen) rekende over facturen van hulppersonen. Het had op de weg van SPS gelegen gemotiveerd te betwisten dat en waarom de facturen waarvan [eiseres] betaling vordert, welke facturen rechtstreeks aan SPS zijn gericht, voortvloeien uit een contractuele relatie tussen Claasen en SPS, temeer nu noch uit de facturen noch uit andere stukken blijkt dat SPS met betrekking tot de in de facturen genoemde zaken en werkzaamheden een opslag van 10% aan Claasen verschuldigd is. 3.6. De vraag die ingevolge de artikelen 6 sub a en 6a Rv moet worden beantwoord is of de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Nu SPS bij akte uitlating producties in het onbevoegdheidsincident heeft erkend dat - voor zover van een separate overeenkomst tussen [eiseres] en SPS sprake is - de kenmerkende prestatie in Nederland is geleverd, staat tussen partijen vast dat de levering van de zaken en de verstrekking van de diensten waarvan [eiseres] betaling vordert in Nederland heeft plaatsgevonden. Aangezien gesteld noch gebleken is dat partijen een andere plaats van levering van de zaken, verrichting van de werkzaamheden dan wel uitvoering van de betalingsverplichting van SPS zijn overeengekomen, brengt het voorgaande met zich mee dat de Nederlandse rechter op grond van de artikelen 6 en 6a Rv bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. De vraag of de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn en of partijen een geldige forumkeuze zijn overeengekomen kan in het midden blijven. 3.7. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat SPS in dit incident geen beroep heeft gedaan op relatieve onbevoegdheid van de rechtbank Haarlem. 3.8. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering op grond van het vorenstaande moet worden afgewezen. 3.9. SPS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. 4. De beslissing De rechtbank in het incident 4.1. wijst het gevorderde af, 4.2. veroordeelt SPS in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 452,00, in de hoofdzaak 4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 augustus 2008 voor de conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2008.?