Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7664

Datum uitspraak2008-07-02
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.003.490
Statusgepubliceerd


Indicatie

"voortijdige beëindiging schuldsaneringsregeling. toepassing artikel 350 lid 3 sub c FW"


Uitspraak

DvdH 2 juli 2008 Sector civiel recht Zaaknummer: HV 200.003.490/01 Zaaknummer eerste aanleg: 07/141 R GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Arrest in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen: [X.], procureur: mr. J.P. de Man. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 11 maart 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 18 maart 2008, heeft [X.] verzocht voorvermeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar zal worden voortgezet. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord: - [X.], bijgestaan door haar advocaat mr. drs. E.R. Knoester; - mevrouw mr. M.C.C. Ording, vervangende de heer F.H. Entjes, hierna te noemen: de bewindvoerder. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg van 26 februari 2008; - het vonnis van de rechtbank Breda van 5 februari 2007 met meerdere bijlagen van de bewindvoerder, binnengekomen ter griffie op 3 april 2008; - de brieven met bijlagen d.dis 29 april 2008 en 12 juni 2008 van de bewindvoerder. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Bij vonnis van 5 februari 2007 van de rechtbank Breda is ten aanzien van [X.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. 4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 (nieuw) lid 3 sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuld¬sanerings¬regeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 22 november 2007 tussentijds beëindigd, nu [X.] één of meer van haar uit de schuldsanerings¬regeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. 4.2.2. De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de erkenning door [X.] van haar nalatigheid – vaststaat dat [X.] niet aan haar informatie¬verplichtingen heeft voldaan, waardoor de bewindvoerder niet, dan wel onvoldoende, heeft kunnen controleren of [X.] haar uit de schuldsanerings¬regeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen. Verder heeft [X.] een boedelachterstand laten ontstaan. De exacte hoogte daarvan heeft de bewind¬voerder niet kunnen berekenen omdat [X.] haar geen inkomensspecificaties heeft toegestuurd. 4.3. [X.] voert in haar beroepschrift aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [X.] niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. [X.] heeft de bewindvoerder geïnformeerd met zoveel informatie als haar ten dienste staat. De toenmalige werkgever van [X.] (uitzendbureau Inventis) heeft nooit loonspecificaties verstrekt, alhoewel [X.] daar wel om heeft verzocht. Verder bevreemdt het [X.] dat de bewindvoerder niet op de hoogte zou zijn van het aantal uren dat zij heeft gewerkt, omdat de werkroosters per post door Inventis werden verstuurd en de bewindvoerder deze via de postblokkade ontving. Tenslotte stelt [X.] dat er sprake is van onmacht en niet van onwil. 4.4. De bewindvoerder heeft in haar schriftelijke reactie d.d. 12 juni 2008 op het beroepschrift gesteld dat [X.] gedurende (nagenoeg) de gehele periode van de schuldsaneringsregeling niet c.q. niet voldoende heeft voldaan aan haar verplichtingen. Zij is door de bewindvoerder meerdere malen gewezen op haar verplichtingen, maar heeft hier telkenmale niet op gereageerd en in ieder geval niet aan voldaan. [X.] heeft de bewindvoerder tot medio januari 2008 geen enkele keer geïnfor¬meerd over het ontvangen inkomen, de verrichte werkzaamheden, de vaste lasten, sollicitaties en overige inlichtingen die van belang zijn voor de schuldsaneringsregeling. Verder stelt de bewindvoerder dat [X.] vanaf juli 2007 niets meer heeft afgedragen aan de boedelrekening. Ten tijde van het derde openbaar verslag d.d. 3 maart 2008 bedraagt de boedelachterstand € 3.104,12. De bewindvoerder verzoekt het hof het bestreden vonnis te bekrachtigen. 4.5. Het hof komt thans tot de volgende beoordeling. 4.5.1. Op 1 januari 2008 is in werking getreden de Wet van 24 mei 2007 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuld¬sanerings¬regeling natuurlijke personen. Uit het bepaalde in artikel IV van het in deze wet opgenomen overgangsrecht moet worden afgeleid dat de bepalingen van deze wet onmiddellijke werking hebben. Deze onmiddellijke werking houdt in dat in hoger beroep de situatie met ingang van 1 januari 2008 getoetst moet worden aan de criteria van artikel 350 (nieuw) lid 3 sub c Fw. 4.5.2. Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling geldt op basis van artikel 350 (nieuw) lid 3 sub c Fw of [X.] één of meer van haar uit de schuldsanerings¬regeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nakomen of dat zij door haar doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsrege¬ling anderszins belemmert dan wel frustreert. 4.5.3. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [X.] vanaf ongeveer zomer 2007 tot de datum van het bestreden vonnis, te weten 11 maart 2008, de bewind¬voerder structureel onvoldoende heeft geïnformeerd. [X.] heeft een verklaring voor haar nalatigheid gegeven, namelijk dat zij op 12 augustus 2007 ziek is geworden en wegens haar psychische en fysieke gesteldheid was vergeten haar bewindvoerder te informeren. Het hof kan aannemen dat dit verklaart dat [X.] wellicht enige tijd niet in staat was om haar informatieplicht niet volledig en naar behoren na te komen; dit neemt evenwel niet weg dat onverklaard is gebleven waarom [X.] gedurende een periode van een half jaar – ondanks diverse rappellen van de bewindvoerder met concrete vragen en aanwijzingen– in dit opzicht structureel is tekortgeschoten. Ter zitting in hoger beroep is verder gebleken dat [X.] een achterstand in de boedelafdracht tot een totaalbedrag van € 3.104,12 heeft laten ontstaan en dat zij – zoals door de bewindvoerder onweersproken is gesteld – niet meer in staat is in geval van voortzetting deze boedelachterstand in te lopen binnen de looptijd van de schuldsanering¬s¬regeling. 4.5.4. Ook het hof is van oordeel dat [X.] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. De toepassing van de schuldsaneringsregeling is door de rechtbank dan ook op juiste gronden beëindigd en het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Breda van 11 maart 2008. Dit arrest is gewezen door mrs. De Klerk-Leenen, Gründemann en Noordijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.