Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7672

Datum uitspraak2008-07-03
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.002.821
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het plegen van misdrijven tijdens de schuldsaneringsregeling is reden tot voortijdige beëindiging van de regeling, ook wanneer de schade voor de schuldeisers achteraf bezien beperkt is gebleven.


Uitspraak

BL 3 juli 2008 Sector civiel recht Zaaknummer HV 200.002.821/01 Zaaknummer eerste aanleg 06/596 R GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Arrest in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen: [X.], procureur: mr. C.M.M. Mikkers. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 februari 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 maart 2008, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen, rekening houdende met de bijzondere aard en/of geringe betekenis van de vermeende tekortkomingen en de schuldsanerings- regeling onverkort van toepassing te laten zijn tot het einde van de looptijd op 7 juli 2009 zoals opgenomen in het vastgestelde saneringsplan. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juni 2008. Bij die gelegenheid is [X.], bijgestaan door mr. C.M.M. Mikkers, gehoord. mevrouw M.P.J.M. van der Lee, de bewindvoerder, heeft bij brief van 12 juni 2008 aangegeven niet ter zitting van het hof aanwezig te kunnen zijn. De heer D. Heesakkers, de beschermingsbewindvoerder, is, hoewel daartoe opgeroepen, niet ter zitting van het hof verschenen. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank ’s-Hertogenbosch; - de brief met bijlagen van de procureur van [X.] van 17 maart 2008; - de stukken van de bewindvoerder, ingekomen ter griffie d.d. 28 mei 2008; - de brief met bijlage van de bewindvoerder van 12 juni 2008; - de brief van de procureur van [X.] van 19 juni 2008, met als bijlage de instemmingsverklaring van de beschermings- bewindvoerder. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Bij vonnis van 7 juli 2006 is ten aanzien van [X.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Het saneringsplan is eveneens op 7 juli 2006 vastgesteld. 4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank met toepassing van artikel 345 lid 1 Faillissementswet (Fw) op voordracht van de rechter-commissaris d.d. 14 september 2007 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd door te bepalen dat de termijn gedurende welke deze regeling van kracht is wordt verkort. Voorts heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Fw vastgesteld dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw geen 'schone lei' is verleend. 4.2.2. De rechtbank heeft daartoe vooreerst overwogen dat, ingevolge artikel IV lid 2 van de Wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de herziening van de schuldsanering natuurlijke personen, op een saneringsplan dat op de datum van inwerkingtreding van voornoemde wet (1 januari 2008) door de rechter reeds is vastgesteld, het tot genoemde datum geldende recht van toepassing is. De rechtbank overweegt voorts dat de houding van [X.] op geen enkele manier te verenigen valt met de aard en het doel van de schuldsaneringsregeling. Nu een eerdere schuldsanering van [X.] vroegtijdig is beëindigd (19 november 2002) in verband met detentieperikelen, is de rechtbank van oordeel dat [X.] diende te weten dat het plegen van een strafbaar feit niet te verenigen is met een goed verloop van de regeling. De rechtbank overweegt dat, nu [X.] wederom in de problemen is gekomen na een kwade dronk, hij het risico heeft genomen om wederom opgepakt te worden en daardoor nieuwe schulden te laten ontstaan of in detentie te geraken. Hiermee heeft hij tevens het risico genomen dat zijn uitkering stopgezet zou worden, hetgeen tot gevolg zou hebben dat hij zich niet zou kunnen houden aan zijn afdrachtplicht. [X.] trekt zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook de belangen van zijn schuldeisers onvoldoende aan. 4.3.1. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en komt hiervan in hoger beroep. [X.] stelt dat hij in 2006 is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, terwijl de rechtbank op de hoogte was van het feit dat een eer¬dere schuldsanering vroegtijdig beëindigd was in verband met strafrechtelijke detentieperikelen. [X.] is dan ook van mening dat hem thans niet kan worden tegengeworpen dat hij in het verleden in aanraking is geweest met justitie. Voorts stelt [X.] dat hij alles op alles heeft gezet om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen en zijn leven weer op orde te krijgen; zo heeft hij geen nieuwe schulden laten ontstaan en heeft hij zich op 1 februari 2007 onder beschermingsbewind laten plaatsen bij Obin. Ondanks zijn goede start is [X.] – mede door problemen in persoonlijke sfeer – betrokken geweest bij een strafbaar feit in de stad. Hij is daarvoor op 13 juli 2007 in voorlopige hechtenis genomen, welke hechtenis op 17 juli 2007 werd geschorst. Nadat het UWV de uitkering van [X.] op basis van onjuiste informatie had gestaakt, heeft het UWV de uitkering op 5 november 2007 met terugwerkende kracht hersteld. Hierdoor zijn er ten onrechte en volledig buiten de schuld van [X.] om (tijdelijk) nieuwe schulden ontstaan. Nadat op 8 novem¬ber 2007 de achterstallige betalingen aan het UWV door de be¬schermings¬bewind¬voerder waren ontvangen, zijn alle nieuwe schulden per omgaande ingelost. Vervolgens is het UWV de uitkering maandelijks aan Obin gaan betalen en zijn er geen nieuwe schulden ontstaan. 4.3.2. De bewindvoerder heeft bij brief van 12 juni 2008 aangegeven dat zij zich geheel aansluit bij het vonnis van de rechtbank. Zij stelt dat [X.] voor het strafbaar feit in juli 2007 is veroordeeld tot een werkstraf van zestig uur en twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf. Bovendien, zo stelt de bewindvoerder, geeft [X.] geen gehoor aan zijn informatieverplichting. 4.4.1. Het hof komt tot de volgende beoordeling. 4.4.2. Ter zitting van het hof is gebleken dat [X.] in november 2007 wegens het plegen van een tweetal misdrijven door de politierechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd, met als bijzondere voorwaarde dat hij alle aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering zal opvolgen. Het hof is allereerst van oordeel dat het plegen van een misdrijf niet verenigbaar is met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling, omdat de saniet aldus het risico aanvaardt dat hij wordt veroordeeld tot een geldboete, tot het ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, tot het verrichten van een taakstraf en/of tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Dat alles kan tot gevolg hebben dat de saniet tijdelijk niet beschikbaar is voor het verrichten van betaalde werkzaamheden en/of dat hij nieuwe schulden laat ontstaan zodat hij al met al zijn schuldeisers ernstig benadeelt. Daar komt in het geval van [X.] nog bij dat reeds eerder, in 2002, de op hem van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling vroegtijdig is beëindigd wegens het plegen van misdrijven, zodat [X.] in de huidige schuldsaneringsregeling als gewaarschuwd man had te gelden. Aan het voorgaande doet naar het oordeel van het hof niet af dat uiteindelijk de benadeling van de schuldeisers beperkt is gebleven, nu zulks onverlet laat dat [X.] door het opzettelijk plegen van misdrijven willens en wetens het hiervoor omschreven onaanvaardbare risico heeft aanvaard. Het hof stelt vast dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en ziet geen aanleiding te bepalen dat deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft, als bedoeld in artikel 354 lid 2 Fw. Het vorenstaande brengt mee dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, Bijleveld-van der Slikke en Schyns en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.