Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7756

Datum uitspraak2007-06-29
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers505875 UF VERZ 07-264
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzoek van bewindvoerder om machtiging tot het doen van een schenking aan zichzelf afgewezen. Niet gebleken van een schenkingstraditie. Eerdere schenkingen kunnen niet als zodanig meetellen.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector kanton Locatie Utrecht zaaknummer: 505875 UF VERZ 07-264 PK bewindnummer: bm 5971 beschikking d.d. 29 juni 2007 inzake het verzoek van [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoekende partij. Overwegingen van de kantonrechter Verzoekende partij, bewindvoerder, heeft machtiging verzocht betreffende het vermogen van de rechthebbende [x], zijn moeder, te weten het doen van een schenking aan zichzelf ten bedrage van € 90.300,-. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd: • de rechthebbende verblijft thans in een psychiatrisch verzorgingstehuis; • de rechthebbende is thans 79 jaar en herstel is zeer onzeker; • na het doen van deze schenking zal het vermogen nog groot genoeg zijn voor de verzorging van de rechthebbende. De kantonrechter overweegt het volgende Aan de verzoekende partij zijn eerder op 9 november 2005 en 1 februari 2006 door de kantonrechter machtigingen verleend tot het doen van schenkingen aan zichzelf ten bedrage van € 90.300, ten laste van genoemd vermogen. Ter toelichting op het eerste machtigingsverzoek heeft de bewindvoerder destijds - kort samengevat - aangevoerd: • de reden is gelegen in estate planning, te weten een besparing van de te zijner tijd verschuldigde successierechten; • hij is enig kind; • er is geen testament; • er is geen schenkingstraditie; • bij welzijn zou de rechthebbende in de positie hebben kunnen verkeren tot schenking over te gaan; • er zal na de schenking genoeg vermogen resteren voor de verzorging van de rechthebbende; bij de bepaling van de door haar verschuldigde eigen bijdrage aan het verzorgingstehuis geldt geen vermogenstoets. Ten slotte heeft de bewindvoerder op spoed aangedrongen, omdat een schenking fiscaal pas meetelt indien de schenker de schenking met 180 dagen overleeft, en de gezondheidstoestand van de rechthebbende, niet goed is te noemen. De kantonrechter heeft aan de bewindvoerder naar aanleiding van het onderhavige verzoek de vraag voorgelegd of de besparing op te betalen successierechten niet evengoed verwezenlijkt kan worden door een schuldigverklaring uit vrijgevigheid. Hierop heeft de bewindvoerder de kantonrechter geschreven dat een dergelijke methode in het algemeen in andere situaties wordt gebruikt, en voorts dat deze methode extra kosten met zich brengt. Ter zitting heeft de bewindvoerder erkend dat er in feite sprake is van estate planning te zijnen behoeve en niet van estate planning met betrekking tot het vermogen van de rechthebbende. De kantonrechter overweegt het volgende. Bij de uitoefening van zijn taak dient de bewindvoerder zich te richten naar de wensen van de rechthebbende, voor zover deze wensen zich verdragen met een doelmatige belegging van het vermogen. In het geval de rechthebbende niet in staat is zijn of haar wil te uiten, zoals hier het geval is, dient de vraag te worden beantwoord of de rechthebbende tot de betreffende schenking(en) zou zijn overgegaan als hij of zij in staat zou zijn geweest zijn of haar wil te bepalen. Deze vraag kan in beginsel bevestigend worden beantwoord indien er sprake is van een schenkingstraditie. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een schenkingstraditie dient de kantonrechter mede naar aanleiding van recente uitspraken in hoger beroep, een strengere maatstaf te hanteren dan wellicht in het verleden is gehanteerd. Dit leidt ertoe dat in deze zaak geen schenkingstraditie wordt aangenomen. De twee schenkingen die in 2005 en 2006 zijn gedaan kunnen niet als zodanig meetellen, omdat deze niet zijn gedaan op grond van enige wilsuiting van de rechthebbende. Besparingen van successierechten zijn op zichzelf niet aan te merken als doelmatige beleggingen van het vermogen van de rechthebbende. Niet gesteld of gebleken is dat de schenking voor het overige in het belang is van de rechthebbende, bijvoorbeeld in die zin dat deze haar leefomgeving zou verbeteren. De kantonrechter neemt tevens in aanmerking dat niet uitgesloten is dat de rechthebbende (toch) een testament heeft gemaakt, en dat daarin legaten voorkomen. Door de verzochte machtiging te verlenen zou de nakoming van deze legaten - als zij inderdaad zouden blijken te bestaan - in gevaar kunnen komen, hetgeen uiteraard niet zou stroken met de wil van de rechthebbende. De slotsom is dat de gevraagde machtiging wordt geweigerd. Beslissing De kantonrechter: weigert de gevraagde machtiging; Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat (procureur) worden ingediend.