Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7800

Datum uitspraak2008-07-10
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/2060
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoeker heeft als dakloze bij verweerders gemeente bijstandsuitkering aangevraagd. In verband hiermee heeft verweerder verzoeker verzocht een “budgethulpverlenings-contract” op te sturen. Omdat verzoeker niet aan dat verzoek had voldaan heeft verweerder de bijstandsaanvraag afgewezen. Voorlopig oordelende over de rechtmatigheid van het bestreden besluit merkt de voorzieningenrechter op dat verweerders beleid om in geval van dak- en thuislozen standaard een verplichting tot het aanvaarden van budgethulpverlening op te leggen niet als apert onredelijk kan worden aangemerkt. Echter biedt de WWB bij het niet voldoen aan genoemde verplichting geen grondslag om de bijstandsaanvraag af te wijzen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in dier voege dat met ingang van 17 juni 2008 aan verzoeker bijstand wordt verleend naar de voor hem geldende norm, zulks tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 08/2060 Uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2008 inzake [verzoeker], verblijvende te '[woonplaats], verzoeker, gemachtigde mr. G.J.B.C. Maton, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder, gemachtigden P.A. van de Ven en S.M. Immens. Procesverloop Bij formulier d.d. 11 januari 2008 heeft verzoeker als dakloze bij verweerders gemeente bijstandsuitkering aangevraagd. In verband hiermee heeft verweerder bij brieven van 30 januari 2008 en van 29 februari 2008 aan verzoeker verzocht een “budgethulpverlenings-contract” op te sturen. Omdat verzoeker niet aan dat verzoek had voldaan heeft verweerder bij besluit van 2 april 2008 de bijstandsaanvraag afgewezen. Namens verzoeker is tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Tevens is namens verzoeker bij brief van 17 juni 2008 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 9 juli 2008, waar partijen bij hun gemachtigden zijn verschenen. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voorlopig oordelende over de rechtmatigheid van het bestreden besluit merkt de voorzieningenrechter allereerst op dat verweerders beleid om in geval van dak- en thuislozen standaard een verplichting tot het aanvaarden van budgethulpverlening op te leggen niet als apert onredelijk kan worden aangemerkt. Bij dak- en thuislozen is er sprake van een situatie van tekortschietende zelfredzaamheid. In het onderhavige geval wordt dat niet anders doordat verzoeker bij de bijstandsaanvraag heeft aangegeven slechts tot een bedrag van ongeveer € 200,00 aan schulden te hebben. Bij het niet voldoen aan genoemde verplichting biedt de Wet werk en bijstand (WWB) echter geen grondslag om de bijstandsaanvraag af te wijzen. Hierbij wil de voorzieningenrechter er op wijzen dat er dan weliswaar mogelijkerwijs sprake zou zijn van schending van de in artikel 17, tweede lid, van die wet vervatte medewerkingsverplichting, maar dat die schending in casu niet tot gevolg heeft dat het recht op bijstand niet zou zijn vast te stellen. De bijstandsbehoevendheid van verzoeker staat immers niet ter discussie. Zijdens verweerder is nog gewezen op een passage in de desbetreffende Memorie van Toelichting (Tweede Kamer 2002-2003, 28870, nr. 3, p. 77), inhoudende dat bij het niet-meewerken aan een verplichting als de onderhavige de bijstand kan worden afgewezen dan wel beëindigd. Dienaangaande wil de voorzieningrechter vermelden dat de wet in dit opzicht duidelijk is en dat de wet dan dient te gelden boven de inhoud van een memorie van toelichting. Overigens dient bij schending van een uit de WWB voortvloeiende verplichting verlaging van de bijstand plaats te vinden overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van die wet. Gezien het vorenoverwogene zal de afwijzing van de bijstandsaanvraag in bezwaar geen stand kunnen houden. Het gaat de voorzieningenrechter te ver om zich uit te spreken over het punt of en zo ja in welke mate de bijstand bij het nog te nemen besluit op bezwaar zal (kunnen) worden verlaagd, mede in aanmerking nemend dat niet valt uit te sluiten dat verzoeker alsnog aan genoemde verplichting voldoet. Verzoekers belang afwegend tegen dat van verweerder acht de voorzieningenrechter voldoende grond aanwezig om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen in dier voege dat met ingang van 17 juni 2008 – de datum waarop het verzoek ter griffie van de rechtbank is ontvangen – aan verzoeker bijstand wordt verleend naar de voor hem geldende norm, zulks tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: • 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift; • 1 punt voor het verschijnen ter zitting; • waarde per punt € 322,00; • wegingsfactor 1. Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat door de gemeente 's-Hertogenbosch aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ad € 39,00 dient te worden vergoed. Beslist wordt als volgt. Beslissing De voorzieningenrechter, - wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in dier voege dat met ingang van 17 juni 2008 aan verzoeker bijstand wordt verleend naar de voor hem geldende norm, zulks tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist; - gelast de gemeente 's-Hertogenbosch aan verzoeker te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 39,00; - veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00; - wijst de gemeente 's-Hertogenbosch aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden; - bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier. Aldus gedaan door mr. A.W. Govers als rechter in tegenwoordigheid van mr. B. van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2008.