Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7866

Datum uitspraak2008-07-04
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830255-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brandstichting in gevangeniscel.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.830255-07 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 4 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte] geboren te [geboorte plaats en datum verdachte] 1979, thans verblijvende te [verblijfplaats verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 juni 2008. Verdachte is niet verschenen. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Tenlastelegging De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 22 juni 2007 te Veenhuizen, althans in de gemeente Noordenveld, opzettelijk brand heeft gesticht in een (isoleer)cel van de Penitentiaire Inrichtingen Veenhuizen (locatie) Esserheem (aan/nabij de Meidoornlaan), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die cel een hoeveelheid (toilet)papier in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die cel aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die cel en/of een matras geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de (overige) inboedel van die cel en/of voor een of meer belendende cel(len) en/of voor de inboedel van die belendende cel(len), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die belendende cel(len) aanwezige perso(o)n(en) en/of voor in die Esserheem aanwezig personeel, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 22 juni 2007 te Veenhuizen, althans in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een (isoleer)cel van de Penitentiaire Inrichtingen Veenhuizen (locatie) Esserheem (aan/nabij de Meidoornlaan), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, met dat opzet in die cel een hoeveelheid (toilet)papier in brand heeft gestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of laten komen met enig in die cel aanwezig brandbaar materiaal, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven; - de verklaring van aangever [naam aangever], unit directeur P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem : Op 22 juni 2007, tussen 17.30 en 18.30 uur, werd er brand gesticht in isoleercel 3 van de P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem. In isoleercel 3 verbleef ten tijde van de brand de gedetineerde [naam verdachte]. Door deze brandstichting is er veel gevaar geweest voor de betrokken gedetineerde, de gedetineerden in de naastliggende isoleercellen en voor het personeel dat op de brandalarmering is afgegaan. Verder is er door de brandstichting rook- en waterschade en schade aan het interieur van de cel. Ook is er vervolgschade en dan met name door het inzetten van extra personeel. - de verklaring van verdachte : Ik heb een aansteker meegenomen naar de isoleercel. Ik heb een brand gesticht zonder het te realiseren. Ik heb toiletpapier op de grond aangestoken. Ik had het koud. - verklaring [naam verbalisant], inspecteur van politie, deskundige A Brandonderzoeken : In de cel waren geen technische voorzieningen aanwezig waardoor deze brand veroorzaakt zou kunnen zijn. Tussen het matras en het zitkussen is brand geweest. Rond de brandhaard was de bekleding van het matras en het zitkussen, bestaande uit een glad soort kunststof, gaan smelten/smeulen. Voorts was het schuimrubber in deze matras en zitkussen gaan smelten/smeulen. Ook de stoffen hoes om het matras was deels gaan smeulen. De brand kan alleen zijn ontstaan doordat er vuur ter plaatse is gebracht. Door het veroorzaken van deze brand was er gemeen gevaar voor personen en goederen te duchten geweest. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 22 juni 2007 te Veenhuizen, opzettelijk brand heeft gesticht in een (isoleer)cel van de Penitentiaire Inrichtingen Veenhuizen (locatie) Esserheem, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die cel een hoeveelheid (toilet)papier in brand gestoken, ten gevolge waarvan een matras gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de overige inboedel van die cel en voor belendende cellen en levensgevaar voor een of meer in die belendende cellen aanwezige personen en voor in die Esserheem aanwezig personeel te duchten was; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op: opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - de eis van de officier van justitie, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 maart 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft in zijn isoleercel met een meegesmokkelde aansteker een toiletrol aangestoken. Het vuur verspreidde zich snel. Verdachte heeft door deze brandstichting zichzelf in levensgevaar gebracht. Verdachte is door de brand en de rookontwikkeling in bewusteloze toestand geraakt en voor medische zorg overgebracht naar een ziekenhuis. De ontstane brand bracht daarnaast niet alleen de in de cel aanwezige goederen in gevaar, maar de andere gedetineerden in de naastgelegen isoleercellen en het gealarmeerde personeel werden door de brand en de sterke rookontwikkeling (eveneens) in levensgevaar gebracht. De rechtbank is op grond van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor gegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Benadeelde partij P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 24c en 36f van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem, van de som van € 1386,59 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag van € 1386,59 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 juli 2008, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.