Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7881

Datum uitspraak2008-07-21
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers95216 / KG ZA 08-182
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen retentierecht op onroerende zaak. Verbod executie.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 95216 / KG ZA 08-182 datum vonnis: 21 juli 2008 (lj) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: [eiser], wonende te Enschede, eiser, verder te noemen [x], procureur: mr. J.H.B. Averdijk, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwbedrijf Stokkers BV, gevestigd te Enschede, gedaagde, verder te noemen Stokkers, procureur: mr. R.J. Leijssen. Het procesverloop [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 14 juli 2008. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. Averdijk en namens Stokkers de heer Stokkers vergezeld door mr. Leijsen. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing 1. In deze zaak staat het navolgende vast. - [eiser] is op 13 juli 2007 eigenaar geworden van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats], bestaande uit een boerderijwoning, een aantal schuren, waaronder een grote landbouwschuur en een stuk land. - [eiser] heeft deze onroerende zaak op 17 juli 2007 verhuurd aan [x] (hierna: [x]) onder de voorwaarde dat [x] op zijn kosten voor verbouwing van de landbouwschuur tot een ontmoetingscentrum zou zorgen. - [x] heeft op 24 juli 2007 een aannemingsovereenkomst gesloten met Stokkers omtrent het maken van toiletgroepen in de bestaande landbouwschuur. - Op 27 juli 2007 heeft [x] een aannemingsovereenkomst gesloten met Stokkers omtrent het uitbreiden en verbouwen van de landbouwschuur tot ontmoetingscentrum. - Op 6 augustus 2007 is Stokkers met de werkzaamheden gestart. - Tijdens de verbouwingswerkzaamheden verleende [x] hand en spandiensten aan Stokkers, teneinde de kosten te drukken. - [x] beschikte gedurende de verbouwing over een sleutel van de landbouwschuur / het ontmoetingscentrum. - Tijdens de verbouwing heeft [x] het ontmoetingscentrum reeds gedurende enige maanden als zodanig in gebruik gehad. - Vanaf eind 2007 heeft [x] de facturen van Stokkers niet meer voldaan, waarna Stokkers medio februari 2008 zijn werkzaamheden heeft opgeschort in verband met wanbetaling. - Bij brief d.d. 29 april 2008 heeft Stokkers aan [x] kenbaar gemaakt dat hij een retentierecht heeft en dat hij zich vrij achtte om op elk moment nadere maatregelen te treffen om het retentierecht verder te effectueren en aan derden kenbaar te maken. - Op 19 juni 2008 heeft Stokkers hekken rondom de landbouwschuur geplaatst en verbodsborden aangebracht alsmede borden met het opschrift dat door Stokkers aldaar retentierecht werd uitgeoefend. Stokkers heeft het retentierecht op 19 juni 2008 bij exploiten aangezegd aan [x] en [eiser] en heeft het retentierecht ingeschreven in het kadaster. - Op 24 juni 2008 heeft Stokkers conservatoir beslag laten leggen op de onderhavige onroerende zaak, alsmede op enkele andere (deels) aan [eiser] toebehorende onroerende [x]en. 2. [eiser] vordert, na wijziging c.q. aanvulling van eis, - verkort weergegeven - dat Stokkers wordt veroordeeld om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot verwijdering en het verwijderd houden van de hekken die zij op het perceel [adres] te [plaats] heeft geplaatst, alsmede om over te gaan tot het uit de openbare registers doen uitschrijven en uitgeschreven houden van het retentierecht op de onderhavige onroerende zaak. Daarnaast vordert [eiser] dat Stokkers tot afgifte van de sleutels wordt geboden en dat zij zich dient te onthouden van elke handeling die [eiser] beperkt in de toegang tot en beschikking over de aan [eiser] in eigendom toebehorende onroerende zaak. Voorts vordert [eiser] dat Stokkers wordt veroordeeld om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis de gelegde conservatoire beslagen op de onderhavige onroerende zaak en op de overige (deels) aan [eiser] in eigendom toebehorende onroerende [x]en op te heffen en opgeheven te houden. Eén en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Stokkers in de kosten van dit geding. 3. [eiser] stelt daartoe dat Stokkers de landbouwschuur niet in opdracht van hem, maar in opdracht van [x] heeft verbouwd. Tussen [eiser] en Stokkers bestaat geen enkele contractuele relatie. Stokkers handelt dan ook onrechtmatig jegens [eiser] door het eigendom van [eiser] af te sluiten. Stokkers komt geen beroep op een retentierecht toe aangezien hij op het moment dat hij de hekken om de landbouwschuur plaatste geen houder meer van de schuur was. Hij had het gebouw al maanden daarvoor aan [x] in gebruik gegeven, waardoor het gebouw weer in de macht van de schuldenaar / rechthebbende was gekomen en zijn houderschap eindigde. Ten tijde van het plaatsen van de hekken rondom het gebouw en het aanbrengen van een slot daarop oefende Stokkers de feitelijk macht over het gebouw niet meer uit. Daarmee voldoet Stokkers in ieder geval niet aan één van de vereisten op grond waarvan het retentierecht bestaat. Bovendien beroept Stokkers zich jegens [eiser] op een retentierecht, terwijl er tussen partijen geen enkele contractuele relatie bestaat of bestaan heeft. Stokkers heeft niets van [eiser] te vorderen dat zijn grondslag vindt in een tussen partijen gesloten overeenkomst, zodat Stokkers zich niet jegens [eiser] op het retentierecht kan beroepen. Van derdenwerking is bovendien geen sprake aangezien het retentierecht alleen werking heeft tegen derden indien het voor die derden ook duidelijk kan zijn dat de schuldeiser de zaak waarop het retentierecht rust voor de schuldenaar houdt. Aangezien Stokkers het werk allang had verlaten met medeneming van alle materialen, hoefde [eiser] niet te begrijpen dat Stokkers zich later nog eens op het retentierecht zou beroepen. Verder stelt [eiser] dat het conservatoir beslag onrechtmatig en derhalve vexatoir is, aangezien het is gelegd namens Bouwbedrijf Stokkers Boekelo B.V., een vennootschap die blijkens het handelsregister niet bestaat en nooit bestaan heeft. Om die reden dient het beslag opgeheven te worden. Bovendien heeft Stokkers beslag laten leggen uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. [eiser] betwist dat hij door de verbouwing van de landbouwschuur ongerechtvaardigd verrijkt is. 4. Stokkers voert gemotiveerd verweer. Hij stelt - verkort weergegeven - dat er continue een bouwbord/ reclamebord op het terrein heeft gestaan, dat de landbouwschuur nooit (zonder voorbehoud) aan [x] is afgegeven, dat hij altijd de sleutels heeft behouden, dat de verbouwingswerkzaamheden niet zijn voltooid en dat er bouwmateriaal op het terrein is achtergebleven. Hieruit volgt dat hij steeds houder is geweest van de onroerende zaak en dat hij dat nog steeds is, zodat hij een retentierecht heeft dat hij kan uitoefenen, ook jegens een derde die al rechten had op de onroerende zaak voordat het retentierecht gevestigd werd c.q. ontstond. Bovendien handelt [eiser] in strijd met de redelijkheid en billijkheid c.q. onrechtmatig door verwijdering van de hekken en opheffing van de beslagen te vorderen. Indien deze vorderingen worden toegewezen, dan kan [eiser] een gebouw in gebruik nemen dat grotendeels onbetaald is gebleven, maar dat door de verbouwing sterk in waarde is gestegen. [eiser] zou daardoor ongerechtvaardigd verrijkt worden. Overigens stelt Stokkers dat de beoordeling of sprake is van ongerechtvaardigde verrijking in een bodemprocedure thuishoort. Voorts betwist Stokkers het spoedeisend belang van de vordering tot opheffing van de beslagen. Tot slot stelt Stokkers dat uit het procesreglement volgt dat het indienen van een aanvulling c.q wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling van een kort geding niet is toegestaan en dat deze aanvulling c.q. wijziging buiten beschouwing gelaten zou moeten worden. 5. Ter beoordeling ligt primair de vraag voor of Stokkers, met betrekking tot de nog niet geheel voltooide verbouwingswerkzaamheden aan de landbouwschuur die hij krachtens twee aannemingsovereenkomsten voor [x] verrichtte, ook na medio februari 2008, toen de verbouwingswerkzaamheden waren opgeschort en de bouwplaats (gedeeltelijk) was ontruimd, terecht een retentierecht claimt. Daarbij gaat het om de vraag of Stokkers na medio februari 2008 de - voor een beroep op een retentierecht vereiste - feitelijke macht over de landbouwschuur uitoefende. Het recht van retentie – de aan de schuldeiser toekomende bevoegdheid om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten – is uit de aard van de zaak in beginsel slechts bestaanbaar ingeval de schuldeiser de zaak in zijn macht heeft dan wel ingeval een derde voor hem feitelijke macht uitoefent. Een zodanig retentierecht dient te worden beperkt tot het geval waarin de schuldeiser die het uitoefent, op een ook voor derden voldoende duidelijke wijze de feitelijke macht over de zaak uitoefent, zodat feitelijke afgifte, in een geval als het onderhavige veelal ontruiming, nodig is om deze macht weer op de rechthebbende te doen overgaan. De omstandigheid dat de aannemer het gebouw niet heeft opgeleverd in de zin die daaraan bij aannemingsovereenkomsten pleegt te worden toegekend, is niet doorslaggevend voor de vraag of de aannemer het gebouw onder zich heeft gehouden. Uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is de voorzieningenrechter gebleken dat er tijdens de verbouwingswerkzaamheden nooit hekken om de landbouwschuur hebben gestaan. Daarnaast heeft Stokkers aan [x] toegestaan dat hij, kennelijk ondanks dat hij zijn betalingverplichting niet nakwam, de landbouwschuur enkele maanden als ontmoetingscentrum heeft geëxploiteerd. De voorzieningenrechter begrijpt dat Stokkers dit heeft toegestaan om [x] de mogelijkheid te bieden om inkomsten te genereren teneinde aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, maar daarmee was het naar het oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval voor een derde, in casu [eiser], onvoldoende duidelijk dat Stokkers dit kennelijk met behoud van zijn retentierecht deed. Het enkel achterlaten van een reclamebord en enige stenen acht de voorzieningenrechter voorts onvoldoende om aan het vereiste te voldoen dat voor een derde op voldoende duidelijke wijze de feitelijke macht over de betrokken zaak wordt uitgeoefend. Bovendien heeft Stokkers na het staken van de werkzaamheden medio februari 2008 de sloten van de verbouwde landbouwschuur niet veranderd zodat alleen hij toegang had tot de landbouwschuur. [x] (en zo de voorzieningenrechter begrijpt naderhand ook [eiser]) had met de sleutel gewoon toegang tot de landbouwschuur, ook nadat Stokkers de werkzaamheden had gestaakt en het gebouw grotendeels had ontruimd. Bij brief van 29 april 2008 heeft Stokkers zich op zijn retentierecht beroepen en dan enkel jegens [x]. Pas anderhalve maand later heeft Stokkers het door hem gestelde retentierecht geëxecuteerd door hekken te plaatsen en de sloten te veranderen. Op dat moment, dat wil zeggen ruim 4 maanden na het beëindigen van de werkzaamheden was het voor een derde als [eiser] pas duidelijk dat Stokkers zich op een retentierecht beriep. 6. Hieruit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet geconcludeerd worden dat de landbouwschuur in de periode voorafgaand aan de door Stokkers in juni 2008 verrichte handelingen in Stokkers macht is gekomen c.q gebleven. Dat [x] de landbouwschuur feitelijk in gebruik heeft genomen en Stokkers de landbouwschuur nagenoeg geheel heeft ontruimd wettigen de gevolgtrekking dat een eventueel retentierecht in bedoelde periode in ieder geval is geëindigd. Een aldus geëindigd retentierecht kan slechts worden herkregen indien de schuldeiser de zaak weer uit hoofde van dezelfde rechtsverhouding onder zich krijgt. Het moet in dit geval gaan om dezelfde rechtverhouding op grond waarvan de Stokkers de zaak oorspronkelijk onder zich had. Herleving van het pretense retentierecht had hier derhalve alleen kunnen plaatsvinden indien Stokkers de landbouwschuur weer in zijn macht had gekregen op grond van de onderhavige aannemingsovereenkomsten. Dit is niet het geval. Een onderbreking van het uitoefenen van de feitelijke macht gedurende een betrekkelijk lange periode – in casu ruim 4 maanden – brengt mee dat het retentierecht is geëindigd zonder dat herleving van dat recht als bedoeld in artikel 3:294 BW kan intreden. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Stokkers zich niet op een retentierecht kan beroepen en zal de vordering van [eiser] tot verwijdering van de hekken en afgifte van de sleutels toewijzen. Aan de te verbeuren dwangsom zal een maximum worden verbonden. 7. De voorzieningenrechter zal in het dictum uitgaan van de aanvullende c.q. gewijzigde eis. De tijdens de mondelinge behandeling ingediende aanvulling c.q. wijziging is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van zodanige aard dat Stokkers zich hierop onvoldoende heeft kunnen voorbereiden en zijn belangen hierdoor zijn geschaad. Het betreft slechts een nadere invulling van hetgeen in de dagvaarding reeds gevorderd is ter opheffing en voorkoming van nadere maatregelen met betrekking tot de executie van het door Stokkers gestelde retentierecht. Dit verweer treft dan ook geen doel. 8. Met betrekking tot de gevorderde opheffingen van de door Stokkers gelegde beslagen overweegt de voorzieningenrechter als volgt: De vraag of [eiser] ongerechtvaardigd is verrijkt, is door Stokkers in de door hem aanhangig gemaakte bodemprocedure reeds aan de orde gesteld. De voorzieningenrechter is met Stokkers van oordeel dat deze beoordeling ook in een bodemprocedure thuishoort en dat daarover bij wege van voorlopige voorzieningen geen oordeel gegeven kan worden. [eiser] heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aan dit voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gerefereerd, zodat de voorzieningenrechter hetgeen partijen te dien aanzien hebben gesteld en/of betwist verder buiten behandeling zal laten. De vordering tot opheffing van de gelegde beslagen zal de voorzieningenrechter afwijzen nu het verlof voor deze beslagen op grond van de gestelde ongerechtvaardigde verrijking is verleend en het voorshands niet volstrekt onaannemelijk is geworden dat er sprake van enige verrijking zou kunnen zijn. Bovendien heeft [eiser] de spoedeisendheid van deze vordering onvoldoende onderbouwd. 9. Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld acht de voorzieningen-rechter termen aanwezig om de proceskosten op na te melden wijze te compenseren. De beslissing De voorzieningenrechter: I. veroordeelt Stokkers om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het verwijderen en verwijderd houden van de hekken die zij heeft geplaatst op het perceel kadastraal bekend gemeente [xxxx], plaatselijk bekend [adres] te [plaats], alsmede over te gaan tot het uit de openbare registers doen uitschrijven en uitgeschreven houden van het retentierecht op deze onroerende zaak, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat Stokkers weigert aan de veroordeling gevolg te geven, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 50.000,-; II. gebiedt Stokkers tot afgifte van de sleutels en zich te onthouden van elke handeling die [eiser] beperkt in de toegang tot en de beschikking over de aan [eiser] in eigendom toebehorende onroerende [x]en staande en gelegen op het perceel kadastraal bekend gemeente [xxxx], plaatselijk bekend [adres] te [plaats], zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat Stokkers weigert aan dat gebod gevolg te geven, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 50.000,-; III. compenseert de kosten van dit geding aldus dat elke partij de eigen kosten draagt; IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; V. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.