Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7883

Datum uitspraak2008-07-04
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.810015-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 2 opiumwet en art. 311 Sr.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.810015-08 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 4 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte] geboren te [geboorteplaats en datum verdachte] 1972, wonende te [woonplaats en adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. El Hami, advocaat te Roden. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2008 in de gemeente Tynaarlo, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op of omstreeks 18 november 2007 te Paterswolde, gemeente Tynaarlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een doos (met geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; 3. hij op of omstreeks 01 december 2007 te Paterswolde, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (school)gebouw aan/nabij de Bahler Boermalaan heeft weggenomen een computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Van Heemskerckschool, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven; - de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 juni 2008: Ik ben rond juli 2007 begonnen met handelen in cocaïne. Ik handelde in cocaïne om zelf te kunnen gebruiken. - de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 juni 2008: Ik heb in de periode van april 2007 tot en met augustus 2007 en in de periode van december 2007 tot en met 4 februari 2008 gehandeld in cocaïne. Ik verkocht de drugs om in mijn eigen gebruik te kunnen voorzien. Sinds 5 februari 2008 ben ik clean en ben ik ook gestopt met handelen. - de verklaring van [naam getuige] : Ik heb in de tenlastegelegde periode wel eens drugs afgenomen van [naam medeverdachte] en/of [naam verdachte]. Als ik drugs (coke) wilde kopen of bestellen, belde ik [naam medeverdachte] en soms [naam verdachte]. De verkoop was het meest door [naam medeverdachte] en soms door [naam verdachte] of door hen samen. - de verklaring van [naam getuige] : Ik heb in de tenlastegelegde periode drugs gekocht bij [naam medeverdachte]. Ik belde hem en bestelde dan de hoeveelheid die ik wilde. Ik gebruikte alleen cocaïne. Ik kocht alleen bij [naam medeverdachte] en soms had ik via [naam medeverdachte] ook contact met [naam verdachte]. - de verklaring van [naam getuige] : Sinds november/december 2007 ben ik weer begonnen met het gebruiken van cocaïne en ik kocht de cocaïne van [naam medeverdachte]. Als ik drugs wilde kopen of bestellen, belde ik [naam medeverdachte]. Ik liet hem dan weten hoeveel ik zou willen en dan spraken we ergens af waar ik dan geleverd zou krijgen. Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven; - de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 juni 2008: Ik heb op het verjaardagsfeest van [naam slachtoffer]in de sporthal een doos met daarin enveloppen met geld weggenomen. Het totaalbedrag dat in de enveloppen zat was ongeveer driehonderd à vierhonderd euro. - de verklaring van aangever [naam slachtoffer] : Op 17 november 2007 vierde ik mijn 60ste verjaardag in sporthal De Marsch in Paterswolde. Het was een besloten feest. Als cadeautip was een enveloppe met inhoud vermeld. Al deze enveloppen waren in een oude doos gestopt. De hele avond heeft de doos in de hal gestaan. Tegen 02.00 uur kwam [naam verdachte]. In principe was hij uitgenodigd. Toen hij weer weg ging, heeft hij zich opvallend gedragen in de gang naar de uitgang toe. Dit was ook de plaats waar de doos stond. Nadat [naam verdachte] was vertrokken, was ook de doos verdwenen. Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven; - de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 juni 2008: Ik heb met een bezem een raam van de Van Heemskerckschool ingetikt. Ik ben via dit raam de school ingeklommen. Ik heb daar een computer weggenomen. - de verklaring van aangever [naam slachtoffer] : Op 1 december 2007 om 21.58 uur is het alarm afgegaan van de Van Heemskerckschool, locatie B. Boermalaan te Paterswolde. Men kwam de school in door een ruit te vernielen van de kinderopvang Trias, dat ook in het gebouw gevestigd is. De ruit werd waarschijnlijk vernield door er met een bezem door te slaan. Deze lag namelijk bij het kapotte raam. In het gebouw is men door het gebouw gelopen naar de school via een tussendoor. In de school is een pc weggenomen. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 juli 2007 tot en met 4 februari 2008 in de gemeente Tynaarlo, telkens tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 18 november 2007 te Paterswolde, gemeente Tynaarlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een doos (met geld), toebehorende aan [naam slachtoffer]; 3. hij op 01 december 2007 te Paterswolde, gemeente Tynaarlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (school)gebouw aan de Bahler Boermalaan heeft weggenomen een computer, toebehorende aan de Van Heemskerckschool, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1 Verdachte heeft tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte] gehandeld in drugs. Gelet op de verklaring zoals verdachte deze ter terechtzitting heeft afgelegd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich vanaf 1 juli 2007 heeft schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds 5 februari 2008 clean is en dat hij sindsdien niet meer heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank gaat derhalve uit van een pleegperiode van 1 juli 2007 tot en met 4 februari 2008, welke aanzienlijk korter is dan zoals door het Openbaar Ministerie is tenlastegelegd. Kwalificatie Het onder 1 bewezen verklaarde levert op: handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: diefstal Het onder 3 bewezen verklaarde levert op: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit zou inhouden een ambulante behandeling bij de AFPN; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 april 2008. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft gedurende de bewezenverklaarde periode samen met zijn medeverdachte, [naam medeverdachte], op relatief kleine schaal drugs verkocht, vervoerd, afgeleverd en verstrekt aan anderen. Verdachte deed dit om te kunnen voorzien in zijn eigen drugsverslaving. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de bewezenverklaarde periode waarin verdachte heeft gehandeld in cocaïne een aantal maanden korter is dan de pleegperiode van zijn medeverdachte [naam medeverdachte]. Tevens acht de rechtbank het aandeel dat verdachte in de cocaïnehandel heeft gehad kleiner dan dat van zijn medeverdachte [naam medeverdachte]. De rechtbank neemt echter ook in aanmerking dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, waarbij verdachte door de politierechter op 1 februari 2006 is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verdachte liep derhalve nog in een proeftijd. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft tijdens een verjaardagsfeest van het slachtoffer een doos weggenomen waarin verschillende enveloppen met geld lagen. Verdachte heeft het geld dat in de enveloppen zat uitgegeven aan drugs zodat hij kon voorzien in zijn eigen drugsverslaving. De rechtbank acht het stelen van geld tijdens een verjaardagsfeest een laffe daad. De verdachte heeft het slachtoffer niet alleen bestolen van zijn geld, maar verdachte heeft bovendien een bittere nasmaak gegeven aan het 60ste verjaardagsfeest van het slachtoffer. De rechtbank heeft tevens bij de strafbepaling in aanmerking genomen dat verdachte zich op 1 december 2007 nogmaals schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte heeft met een bezem een ruit van het schoolgebouw vernield en heeft vervolgens uit de school een computer weggenomen. De rechtbank is op grond van de ernst van de feiten, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur geboden is. De rechtbank is, in tegenstelling tot de eis van de officier van justitie, van oordeel dat reclasseringstoezicht in een verplicht kader niet geboden is. Blijkens het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 13 juni 2008 zal de bijzondere voorwaarde verplicht contact met de Stichting Reclassering Nederland geen meerwaarde hebben. Verdachte is voornemens om het gestarte hulpverleningstraject en het AFPN traject te continueren. Benadeelde partij [naam slachtoffer] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan een gedeelte groot 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: - mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van de som van € 400,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, een bedrag van € 400,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 juli 2008, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.