Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7888

Datum uitspraak2008-02-28
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/9012 WW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser heeft na overleg met verweerder een aanvraag om bouwvergunning ingediend. Bij de aanvraag behoren tekeningen die de oude en de nieuwe parkeersituatie weergeven. Blijkens de tekeningen behorende bij de aanvraag is er in de situatie voor de verbouwing aan de zijde van weg sprake van 4 parkeerplaatsen en een uitrit. In de nieuwe situatie zijn op de plaats van de uitrit twee extra parkeerplaatsen geprojecteerd. Verweerder heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar omdat de vergunning is verleend in overeenstemming met de door eiser gedane aanvraag met bijbehorende situatietekeningen. Derde-partij heeft in dit verband aangevoerd dat zij er belang bij heeft dat er zes parkeerplaatsen komen omdat de parkeerdruk in de straat met de komst van de bed & breakfast is toegenomen. De feitelijke situatie moet overeen komen met wat vergund is, aldus derde-partij. De parkeernorm voor een hotel/pension bedraagt, mede gezien de parkeerdruk ter plaatse 1,0 parkeerplaats per kamer. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Beroep gegrond.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht eerste afdeling, enkelvoudige kamer Reg. nr. AWB 06/9012 WW44 UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen [eiser], wonende te [plaats], eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder. Derde-partij: [A], [B], [C] en [D], belanghebbenden. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 10 januari 2006 heeft verweerder aan eiser onder verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning verleend voor het wijzigen van het pand en het veranderen van de bestaande functie (van winkel naar Bed & Breakfast), op het perceel kadastraal bekend gemeente Westland, locatie [locatie], sectie [sectie], nummer [nummer], plaatselijk bekend [adres] te [plaats]. Bij besluit van 29 augustus 2006, verzonden op 29 september 2006, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie bezwaarschriften, het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft het bestreden besluit herroepen, in dier voege dat als basis voor de vrijstelling van het bestemmingsplan de bijzondere verklaring van geen bezwaar, welke gedeputeerde staten van Zuid-Holland (GS) op 6 juli 2006 heeft gepubliceerd, zal dienen. Voor het overige heeft verweerder het besluit van 10 januari 2006 ongewijzigd in stand gelaten. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief, ingekomen bij de rechtbank op 10 november 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. De derde-partij heeft bij brief van 24 oktober 2007 een schriftelijke uiteenzetting over het beroep gegeven. Het beroep is op 18 december 2007 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R. Brouwer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertgenwoordiger A]. Namens derde-partij zijn verschenen [A] en [C]. Motivering Het bouwplan betreft een (al voltooide) verbouwing van het (bedrijfs)pand aan de [adres] van winkel tot een bed & breakfast gelegenheid. In het pand zijn vijf kamers, sanitaire voorzieningen en (fietsen)bergingen gerealiseerd. Verder is er een gemeenschappelijke ruimte. Voorts zijn er een aantal nieuwe gevelopeningen aangebracht. Eiser exploiteert deze bed & breakfast. Derde-partij is een viertal bewoners die in de directe omgeving van het bouwplan wonen. In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet (Wow) is bepaald dat een reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar genoemde weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de bouwvergunning te worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door GS, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. GS kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van GS dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. Krachtens het eerste lid van artikel 19 van de WRO wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het desbetreffende gebied. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "[bestemmingsplan]" van de gemeente [plaats]. Het betrokken perceel heeft de bestemming "Woondoeleinden"met de nadere aanwijzing "Detailhandel toegestaan". Vaststaat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet hierop heeft verweerder vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO verleend. Voor de toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO hebben GS beleid vastgesteld. Dit beleid was ten tijde van belang neergelegd in de Nota Regels voor Ruimte van 8 maart 2005, welk beleid met ingang van 15 maart 2005 in werking is getreden en zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2006. Blijkens dit beleid verlenen GS in een aantal limitatief opgesomde situaties op voorhand een verklaring van geen bezwaar, de zogeheten bijzondere verklaring van geen bezwaar. Deze situaties betreffen, voor zover hier van belang, "het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en het omzetten van bestaande functies in functies ten behoeve van voorzieningen van educatieve, medische, recreatieve, sociaal-maatschappelijke en levensbeschouwelijke aard (scholen, sportvoorzieningen, horeca, gezondheidscentra, kerken e.d)" of "het oprichten van winkels, bedrijvigheid en kantoren en de daarbij behorende voorzieningen en het omzetten van bestaande functies naar winkel, bedrijfs- en kantoorfuncties." Verweerder heeft het primaire besluit herroepen nu ten tijde van dit besluit de door GS in overeenstemming met de inspecteur vastgestelde lijst met categorieën van gevallen waarvoor met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend niet op de juiste wijze was bekendgemaakt. Verweerder heeft in plaats van genoemd besluit een nieuw besluit genomen, waarbij de vrijstelling is gebaseerd op de categorieën die gepubliceerd zijn in het Provincieblad 44 van 6 juli 2006. Niet in geschil is dat het bouwplan past binnen de situaties waarvoor de bijzondere verklaring van geen bezwaar is verleend. Nu de publicatie van het huidige beleid alsnog op juiste wijze is geschied, en de (nieuwe) beslissing op bezwaar hierna (op 29 augustus 2006) is genomen kon verweerder gebruik maken van de bijzondere verklaring van geen bezwaar. Het betreft hier de verandering van een pand met een woon-/detailhandelsbestemming in een bed & breakfast gelegenheid. Behoudens het aanbrengen van enkele gevelopeningen, heeft het bouwplan niet of nauwelijks gevolgen gehad voor de buitenkant van het pand. Dit geschil beperkt zich tot de parkeersituatie ter plaatse. Van belang hierbij is de volgende feitelijke gang van zaken. Eiser heeft na overleg met verweerder op 5 januari 2005 een aanvraag om bouwvergunning ingediend. Bij de aanvraag behoren tekeningen die de oude en de nieuwe parkeersituatie weergeven. Blijkens de tekeningen behorende bij de aanvraag is er in de situatie voor de verbouwing aan de zijde van de [adres] sprake van 4 parkeerplaatsen en een uitrit. In de nieuwe situatie (situatie na verbouwing) blijven de 4 parkeerplaatsen behouden en zijn op de plaats van de uitrit twee extra parkeerplaatsen geprojecteerd. Verweerder heeft vervolgens op 10 januari 2006 vergunning verleend. De letterlijke tekst van het besluit tot verlening van de gevraagde vergunning luidt als volgt: "I aan de aanvrager, voornoemd, vrijstelling te verlenen voor het wijzigen van het pand en het veranderen van de bestemming (van winkel naar Bed & Breakfast), op het perceel kadastraal bekend gemeente Westland, locatie [locatie], sectie G, nummer [nummer], plaatselijk bekend [adres] te [plaats]; II aan de aanvrager, voornoemd, reguliere bouwvergunning te verlenen voor het wijzigen van het pand en het veranderen van de bestemming (van winkel naar bed & breakfast), op de onder I bedoelde locatie, overeenkomstig de bijgevoegde gewaarmerkte tekeningen en bescheiden; III aan de vergunning/vrijstelling de in de bijlagen opgenomen voorschriften te verbinden." In de bijlage ('bijlage B, voorwaarden aan de bouwvergunning') behorende bij de vergunning zijn de volgende vergunningvoorwaarden opgenomen: "- dat ten behoeve van de exploitatie van de bed & breakfast gelegenheid voldoende parkeervoorzieningen zullen worden aangelegd; - dat onder voldoende wordt verstaan: het opheffen van de inrit, welke aanwezig is naast de vier reeds aanwezige parkeerplaatsen aan de voorzijde van het pand aan de [adres] te [plaats] en op eigen kosten, ter plaatse van deze inrit, aanleggen van twee extra parkeerplaatsen (e.e.a. zoals op de tekeningen reeds is aangegeven); - dat in het geval dat het gebruik reeds plaats vindt de benodigde parkeervoorziening uiterlijk binnen acht weken na het nemen van deze beschikking is aangebracht." Blijkens foto's die door derde-partij in het geding zijn gebracht is ter plaatse sprake van de volgende situatie. Op de plaats waar op de tekeningen behorende bij het primaire besluit van 10 januari 2006 twee parkeerplaatsen zijn geprojecteerd bevindt zich thans in ieder geval 1 gewone parkeerplaats en 1 parkeerplaats die met een kruis is gemarkeerd. Dit kruis is door eiser zonder toestemming van de gemeente aangebracht en deze parkeerplaats wordt door eiser als privé-parkeerplaats gebruikt. Partijen hebben ter zitting bevestigd dat het voorgaande de huidige parkeersituatie weergeeft. Eiser voert in beroep aan dat verweerder hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder heeft in de verleende vergunning ten onrechte de voorwaarde gesteld dat twee parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd. Eiser heeft hiertoe gesteld dat ter plaatse slechts één extra parkeerplaats kan worden geëist. Volgens de geldende norm moet er per kamer één parkeerplaats worden gerekend en kunnen er nu er vijf kamers in het pand zijn, maximaal vijf parkeerplaatsen worden geëist. Derde-partij heeft in dit verband aangevoerd dat zij er belang bij heeft dat er zes parkeerplaatsen komen omdat de parkeerdruk in de straat met de komst van de bed & breakfast is toegenomen. De feitelijke situatie moet overeen komen met wat vergund is, aldus derde-partij. De rechtbank overweegt als volgt. De parkeernorm voor een hotel/pension bedraagt, mede gezien de parkeerdruk ter plaatse 1,0 parkeerplaats per kamer. Dit volgt uit de door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW) uitgegeven publicatie "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" uit 2004 (hierna: ASVV 2004). Hierin zijn kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimumaantallen parkeerplaatsen, uitgesplitst naar onder meer de functie van het gebouw, opgenomen, die gebruikt kunnen worden bij de berekening van de parkeerbehoefte. Verweerder heeft niet betwist dat er op basis van het aantal kamers (5) eigenlijk maar vijf parkeerplaatsen hoeven te worden gerealiseerd. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat de voorwaarde (het opheffen van de inrit en het aanleggen van twee extra parkeerplaatsen) zoals geformuleerd in de bijlage behorende bij het primaire besluit ten onrechte is opgenomen. Verweerder heeft derhalve het door eiser gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Met betrekking tot hetgeen derde-partij naar voren heeft gebracht overweegt de rechtbank het volgende. Derde-partij beoogt eigenlijk dat de vergunning zoals verleend wordt nageleefd. Dit ziet echter meer op handhaving. Tegen het (nieuwe) besluit staan voor derde-partij rechtsmiddelen open. Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 141,-, vergoedt; veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,-, welk bedrag de gemeente Westland aan eiser moet vergoeden. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Margaretha.