Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7900

Datum uitspraak2008-03-10
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/4708 WRO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om - zonder delegatiebesluit - te beslissen inzake planschadeverzoeken die zijn ingediend voor 1 september 2005. Voor 1 september 2005 was ingevolge art 49 WRO, zoals dat toentertijd luidde, de gemeenteraad bevoegd te beslissen op aanvragen van planschadevergoeding. In het onderhavige geval heeft de gemeenteraad het primaire besluit genomen, en het college van B&W de beslissing op bezwaar. De aanvraag om planschadevergoeding is gedaan voor 1 september 2005 en er is geen delegatiebesluit genomen waarbij de bevoegdheid van de raad om te beslissen inzake planschadevergoeding is gedelegeerd aan het college van B&W. Het in de hoofdstukken 6 en 7 van de Awb neergelegde uitgangspunt dat het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen een beslissing neemt op het bezwaarschrift is hier geschonden. Nu het primaire besluit is genomen door de gemeenteraad en geen delegatiebesluit is genomen, was het college van B&W niet bevoegd te beslissen op het door eiser ingediende bezwaarschrift. Het bestreden besluit is dan ook onbevoegd genomen.   


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht eerste afdeling, meervoudige kamer Reg. nr. AWB 07/4708 WRO Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen [eiser], wonende te [plaats], eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 27 november 2006 heeft de raad van de gemeente Wassenaar eisers verzoek om toekenning van planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) afgewezen. Bij besluit van 22 mei 2007, verzonden op 29 mei 2007, heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 23 juni 2007, ingekomen bij de rechtbank op 2 juli 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 10 maart 2008 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn zoon [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Waleboer. Motivering Ingevolge artikel II, eerste lid, van de Wet van 8 juni 2005 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschade-vergoedingsaanspraken, alsmede planschadevergoedingsovereenkomsten, Stb. 2005, 305) blijft artikel 49 van de WRO, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, zijnde 1 september 2005, van toepassing op aanvragen om vergoeding van schade die vóór dat tijdstip zijn ingediend. Aangezien eisers aanvraag is ingekomen op 26 augustus 2005, is in dit geval het recht van toepassing zoals dat gold vóór 1 september 2005. Ingevolge artikel 49 van de WRO, zoals dat artikel tot 1 september 2005 luidde, kent de gemeenteraad, voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. In het bestreden besluit is overwogen dat verweerder ingevolge artikel 49 van de WRO, zoals dat artikel luidt per 1 september 2005, bevoegd is om te beslissen op verzoeken om planschadevergoeding. Bij gebreke van overgangsrecht op het punt van de bezwarenprocedure is verweerder van mening dat hij bevoegd is te beslissen op eisers bezwaren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 6 januari 1997 (AB 1997, 86, LJN: AH6433) overwogen dat de bezwaarprocedure niet voorziet in de mogelijkheid om het nemen van een beslissing op bezwaar over te dragen aan een ander bestuursorgaan dan het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen. In haar uitspraak van 2 december 1997 (ABKort 1997, 741) heeft de Afdeling geoordeeld in een zaak waarin het primaire besluit door het college van burgemeester en wethouders was genomen en de gemeenteraad op het bezwaar had beslist, dat de beslissing op bezwaar onbevoegdelijk is genomen wegens schending van het in de hoofdstukken 6 en 7 van de Awb neergelegde uitgangspunt dat het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen een beslissing neemt op het bezwaarschrift. De door gemachtigde van verweerder ter zitting genoemde uitspraken hebben alle betrekking op delegatiebesluiten. Gelet op genoemde uitspraken van de Afdeling was verweerder, nu het primaire besluit van 27 november 2006 door de gemeenteraad is genomen en geen delegatiebesluit is genomen, niet bevoegd te beslissen op het door eiser ingediende bezwaarschrift. Het bestreden besluit is dan ook onbevoegd genomen. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De raad van de gemeente Wassenaar wordt opgedragen een besluit te nemen op het door eiser ingediende bezwaarschrift. De gemeenteraad dient de door eiser in de zienswijze gemaakte opmerkingen ten aanzien van de door het bestemmingsplan veroorzaakte schade aan te merken als een aanvulling van het planschadeverzoek en daarop alsnog in te gaan, aangezien de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) dat niet heeft gedaan. Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit ; draagt de raad van de gemeente Wassenaar op een besluit te nemen op het door eiser ingediende bezwaarschrift; bepaalt dat de gemeente Wassenaar aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 143,-, vergoedt. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mr. S. Verheijen, mr. G. van Zeben-de Vries en mr. I.A.M. Kroft en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2008, in tegenwoordigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers.