Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7903

Datum uitspraak2008-07-02
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.012.123-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kinderalimentatie. Draagkracht. Inkomsten uit vermogen. De vraag of de vader vermogen in het buitenland heeft. Inkomen op bijstandsniveau.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 2 juli 2008 Zaaknummer : 105.012.123/01 Rekestnummer : 1559-H-07 Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-546 [appellant], wonende te [woonplaats], verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, procureur mr. R. van Biezen, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], verweerder in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, procureur mr. A.L. Jas. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 30 oktober 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 31 juli 2007 van de rechtbank ’s-Gravenhage. De vader heeft op 21 december 2007 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 9 november 2007 en op 13 mei 2008 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 15 mei 2008 aanvullende stukken ingekomen. Voormelde stukken zullen echter door het hof buiten beschouwing worden gelaten, nu de moeder geen afschrift van deze stukken toegezonden heeft gekregen en zij ter zitting bezwaar heeft gemaakt tegen de stukken. Op 23 mei 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, en de procureur van de vader. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De verschenen personen hebben het woord gevoerd, de procureur van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. Ter zitting is nog aan het hof overgelegd: - een origineel exemplaar van het vonnis (met de originele vertaling) van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Tetouan d.d. 6 maart 2008. Nadien zijn verder, volgens afspraak ter zitting, op 9 juni 2008 de volgende originele exemplaren van de door de moeder in eerste aanleg in kopie overgelegde bescheiden bij het hof ingekomen: - een origineel exemplaar (met originele vertaling) van het koopcontract van de verkoop van een bouwperceel tussen mevrouw [naam] als verkoper en de vader als koper; - een origineel exemplaar (met originele vertaling) van het huurcontract tussen de vader en de firma [naam] B.V.; - een origineel exemplaar (met originele vertaling) van het proces-verbaal van inspectie en ondervraging van een gerechtsdeurwaarder te Tetouan; - een origineel exemplaar (met originele vertaling) van een verklaring van de inspecteur van de Regionale Belastingdienst te Tetouan; - een origineel exemplaar (met originele vertaling) van een proces-verbaal van informatie van een gerechtsdeurwaarder te Tetouan. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder, tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarigen van € 200,-- per maand per kind bij vooruitbetaling te voldoen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift en uitvoerbaar bij voorraad, afgewezen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de draagkracht van de vader ten aanzien van de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarigen [kind 1], geboren [geboortedatum] 1993 te ’s-Gravenhage, verder: [kind 1], en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1998 te ’s-Gravenhage, verder: [kind 2], ook gezamenlijk verder: de kinderen. Op 8 februari 2005 is de echtscheiding tussen partijen ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij de echtscheidingsbeschikking van 6 augustus 2004 van de rechtbank ’s-Gravenhage is geen kinderalimentatie vastgesteld. De kinderen verblijven bij de moeder. 2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het oorspronkelijke verzoek van de man (het hof leest: de moeder) alsnog toe te wijzen, zonodig met verbetering van gronden, dan wel subsidiair dat het hof een zodanige beslissing neemt als het hof vermeent te behoren. 3. De vader bestrijdt het beroep van de moeder en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de moeder verzochte af te wijzen. Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden. Draagkracht van de vader 4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vader over onvoldoende draagkracht beschikt. De moeder meent dat zij voldoende heeft aangetoond dat de vader over vermogen beschikt in Marokko waaruit hij, naast zijn inkomen uit hoofde van een Ziektewetuitkering, inkomsten ontvangt. De moeder heeft een aantal originele stukken overgelegd die volgens de geëigende weg in Marokko zijn verkregen en zijn voorzien van een originele beëdigde vertaling. De enkele verklaring van het Kadaster uit Marokko daarentegen welke de vader ter weerlegging heeft overgelegd betreft geen origineel stuk en is niet volledig. Bovendien dient aan deze verklaring geen waarde te worden gehecht, nu het in Marokko niet verplicht is om eigendommen in te schrijven in registers, aldus de moeder. 5. De vader stelt zich op het standpunt dat hij geen vermogen bezit. Hij verwijst hiervoor naar een verklaring van het Kadaster te Marokko. De vader voert verder aan dat beide partijen veroordeeld zijn tot een taakstraf in verband met sociale fraude en dat in dit kader ook onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van vermogen bij de vader via het Kadaster te Marokko. De vader betwist dat inschrijving van eigendommen in het Kadaster niet verplicht is in Marokko. De vader betwist voorts het waarheidsgehalte van de door de moeder overgelegde stukken. De vader stelt dat hij geen andere inkomsten heeft dan de Ziektewetuitkering ad € 179,-netto per week en dat hij dus geen draagkracht heeft voor kinderalimentatie. 6. Het hof overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de vraag of registratie van eigendom van onroerend goed in het Kadaster in Marokko verplicht is, zodat aan de hand daarvan beoordeeld kan worden of de vader voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen vermogen bezit waaruit hij inkomsten ontvangt, en over de vraag of de stukken zoals die door de moeder zijn overgelegd voldoende aannemelijk maken dat de vader vermogen bezit en dat hij daaruit inkomsten ontvangt. Wat er ook van deze meningsverschillen zij, het hof stelt vast dat de draagkracht van de vader hoe dan ook onvoldoende is om kinderalimentatie vast te stellen. Immers, indien de inkomsten uit verhuur in aanmerking worden genomen die de vader blijkens het overgelegde huurcontract ontvangt, ten bedrage van 3.000 dirham per maand (ongeveer € 263,-- per maand op grond van de wisselkoers per juni 2008), dan nog zouden deze extra inkomsten – naast het inkomen uit een Ziektewetuitkering ad € 179,71 netto per week dat de vader ontvangt en gelet op zijn overige financiële omstandigheden, waartegen door geen van partijen een grief is gericht – niet leiden tot een zodanige draagkracht dat de vader in staat zou zijn een bijdrage voor de kinderen te voldoen. Het hof acht het op grond van de overige overgelegde stukken onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vader vermogen heeft wegens verkoop van een onroerende zaak en dat hij andere inkomsten uit verhuur ontvangt dan de voormelde. 7. Uit het voorgaande volgt dat, ook indien rekening zou worden gehouden met de voormelde extra huurinkomsten, de vader naar het oordeel van het hof nog steeds niet in staat is om kinderalimentatie te betalen. Het hof zal dan ook het verzoek van de moeder afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Mos-Verstraten en Mink, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2008.