Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7921

Datum uitspraak2008-07-04
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830001-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 285 sr en artikel 26 Wet wapens en munitie


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummers: 19.830001-08 en 19.830178-06 (vordering tul) vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 4 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte] geboren te [geboorteplaats en datum verdachte] 1987, wonende te [woonplaats en adres verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 juni 2008. Verdachte is niet verschenen. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Tenlastelegging De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 30 december 2007, te Ruinerwold, althans in de gemeente De Wolden, [naam slachtoffer] en/of andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten overstaan van die [naam slachtoffer]en/of die andere personen een pistool, althans een vuurwapen getoond/gepakt en/of (vervolgens) de slede van dat pistool, althans dat vuurwapen naar achteren getrokken/bewogen, althans dat pistool heeft gespannen; 2. hij op of omstreeks 30 december 2007, te Ruinerwold, althans in de gemeente De Wolden en/of te Meppel, althans in de gemeente Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een vuurwapen van categorie III, te weten een vuurwerkpistool, voorhanden heeft gehad; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven; - de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] : Op 30 december 2007 ben ik door een jongen met een vuurwapen bedreigd. Ik was samen met mijn vriendin die avond stappen in De Klok te Ruinerwold. Nadat ik omstreeks 02.45 uur buiten even met een vriendin, genaamd Iris, had gekletst, zag ik een jongen naar me toe komen met een trainingsbroek aan. Ik hoorde dat de jongen vroeg: ‘is dat een vriendin van jou?’. Hij zei: ‘als ze de politie bellen en zeggen dat ik vuurwerk heb, dan maak ik ze af’. Hij doelde hiermee op [naam betrokkene] en een vriendin van haar, [naam betrokkene]. Ik zei hierop tegen hem dat hij normaal moest doen. Ik zag dat de jongen erg kwaad werd. Nadat ik een paar keer had gezegd dat hij normaal moest doen, werd hij steeds kwader. Ik zag dat hij zijn jas omhoog deed en dat hij een trainingsbroek aan had. Ik zag dat hij in zijn broeksband een pistool had zitten. Hij zette zijn hand op het pistool. Ik zag dat hij mij erg boos aankeek en ik zag dat hij met zijn hand bewoog en ik hoorde hierop het geluid van klikkend metaal. Ik zag dat hij het pistool iets omhoog haalde. Ik hoorde dat hij zei: ‘deze keer blijf je gespaard meisje’. - de verklaring van verbalisanten [namen verbalisanten] : Op de camerabeelden van de discotheek d.d. 30 december 2007 is te zien dat verdachte en aangeefster contact met elkaar hebben. De gezichten zijn naar elkaar gericht. De afstand bedroeg minder dan 1 meter. Verdachte stond licht voorovergebogen en maakte duidelijk zichtbaar met zijn rechterarm een beweging vanachter zijn lichaam naar voren. Hij hield bij deze beweging de arm tegen het lichaam gedrukt. Verdachte liep vervolgens weg. Tijdens het weglopen wendde hij zijn gezicht nog naar de aangeefster en lijkt iets tegen haar te zeggen. - de verklaring van getuige [naam getuige]: Ik ben als medewerker c.q. uitsmijter werkzaam bij discotheek De Klok te Ruinerwold. Ik had in de nacht van 29 op 30 december 2007 dienst. Omstreeks 02.40 uur stond ik samen met een collega in het portiekje van de disco. Op een gegeven moment komt er een jongen naar ons toelopen die ons vertelde dat hij buiten iemand met een vuurwapen of een gaspistool had zien zwaaien. Nadat de jongen met het vuurwapen door de andere jongen werd omschreven, was het mij duidelijk om wie het ging. Even later zag ik de bewuste jongen, met het vuurwapen, een meter of 2 bij ons vandaan staan. Ik zag dat hij zijn hand deels uit de jaszak haalde. Ik zag dat hij toen een vrij groot model pistool in zijn hand had. We hebben deze jongen beetgepakt. Ik heb het wapen uit zijn rechterjaszak gehaald. Ik zag dat het wapen gespannen was. - de verklaring van [naam getuige] [naam verdachte] voor om mijn pistool te gaan halen nadat ik een opmerking had gemaakt over het afschrikken van de groep jongens. Ik heb me over laten halen het pistool op te halen. - de verklaring van verbalisant [naam verbalisant] : Op 7 januari 2008 werd mij een voorwerp overhandigd met het verzoek dit voorwerp nader te onderzoeken. Het voorwerp was inbeslaggenomen onder de verdachte [naam verdachte]. Ik zag dat dit voorwerp was een gaspistool van het merk BBM, model ME 8 POLICE, kaliber 8 mm Knal en niet voorzien van een serienummer. Ik zag dat het vuurwapen was voorzien van een open loop. Dit gaspistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, waarvan het voorhanden hebben verboden is op grond van artikel 26, lid 1 van de wet, strafbaar gesteld in artikel 55 derde lid onder a van de Wet wapens en munitie. - de verklaring van verdachte : In de nacht van 29 op 30 december 2007 was ik in De Klok te Ruinerwold. [naam betrokkene] had ruzie gehad met een groep van acht boeren. Het was de bedoeling de groep boeren weg te jagen met het vuurwapen. [naam betrokkene] is de eigenaar van het vuurwapen, welke in zijn auto lag. Ik kreeg het vuurwapen van hem toen we bij De Klok waren. Ik stopte het vuurwapen in mijn rechterjaszak. Toen ik de groep zag lopen, pakte ik het vuurwapen uit mijn jaszak en haalde ik de slede van het vuurwapen over. Ik deed dit achter mijn lichaam. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 30 december 2007, te Ruinerwold, [naam slachtoffer] en/of andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten overstaan van die [naam slachtoffer] en/of die andere personen een pistool getoond en vervolgens de slede van dat pistool naar achteren getrokken; 2. hij op 30 december 2007, te Ruinerwold, tezamen en in vereniging met een ander, een vuurwapen van categorie III, te weten een vuurwerkpistool, voorhanden heeft gehad; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificatie Het onder 1 bewezen verklaarde levert op: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - de eis van de officier van justitie, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en tenuitvoerlegging van de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830178-06; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 2 januari 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Verdachte heeft onder meer slachtoffer [naam slachtoffer] met een vuurwapen bedreigd toen zij aan het stappen was in Ruinerwold. Tijdens een woordenwisseling met het slachtoffer toonde verdachte het wapen, welke in zijn broeksband zat, aan het slachtoffer en trok hij de slede van het vuurwapen naar achteren, zodat deze gespannen werd. Het vuurwapen was in het bezit van een vriend van verdachte, [naam betrokkene]. Op initiatief van verdachte hebben ze samen het vuurwapen bij [naam betrokkene] thuis opgehaald. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft opgehaald met de bedoeling om een groep jongeren weg te jagen. De rechtbank is op grond van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor gegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14g en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830178-06 De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 13 december 2006 door de politierechter te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 juli 2008, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.