Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7930

Datum uitspraak2008-06-11
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers119279 / HA ZA 06-459
Statusgepubliceerd


Indicatie

Algemene voorwaarden.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 119279 / HA ZA 06-459 Vonnis van 11 juni 2008 in de zaak van 1. de vennootschap onder firma [eiser] V.O.F., gevestigd te [woonplaats], 2. [eiser sub 1], wonende te [woonplaats], 3. [eiser sub 2], wonende te [woonplaats], 4. [eiser sub 3], wonende te [woonplaats], eisers in conventie, verweerders in reconventie, procureur mr. M.G.I.W. Teunis, advocaat mr. G.J.M. Meulepas te Nijmegen, tegen 1. de vennootschap onder firma [gedaagde] V.O.F., gevestigd te [woonplaats], 2. [gedaagde sub 1], wonende te [woonplaats], 3. [gedaagde sub 2], wonende te [woonplaats], 4. [gedaagde sub 3], wonende te [woonplaats], gedaagden in conventie, eisers in reconventie, procureur mr. P.A.M. Manning. Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en [gedaagde] c.s. worden genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 4 juli 2007 - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 november 2007 - het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 9 april 2008 - het procesverbaal van voortzetting van getuigenverhoor van op 14 april 2008. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De beoordeling 2.1. Bij tussenvonnis van 4 juli 2007 heeft de rechtbank [gedaagde] c.s. opgedragen te bewijzen dat a) zij haar algemene voorwaarden aan [eiser] c.s. ter hand heeft gesteld; b) zij [eiser] c.s. uitdrukkelijk heeft gewaarschuwd dat, gegeven de beschikbare ruimte, een opstelling met acht stoelen met behoud van een wachtruimte voor acht personen, krap zou worden dan wel een of meer andere opstellingen heeft geadviseerd; 2.2. Namens [gedaagde] zijn als getuigen gehoord [A] (interieurbouwer) en [gedaagde sub 3] (ondernemer), [B] (administratief medewerkster bij [gedaagde] c.s.) en [C] (interieurontwerpster, voorheen werkzaam bij [gedaagde] c.s.). 2.3. Aan de zijde van [eiser] zijn als getuigen gehoord [eiser sub 1] (kapper), [eiser sub 2] (kapster) en [eiser sub 3] (kapster). 2.4. [A] verklaart dat hij niets kan meedelen over het al dan niet meesturen van algemene voorwaarden. Hij verklaart dat hij één keer met [C] bij [eiser] is geweest. Zij hebben toen een ontwerptekening besproken. Zij hebben daar de maten genomen. De achtste kapplaats kwam in de verdrukking en zij dachten dat men daar niet goed zou kunnen werken. Dit heeft [C] in zijn aanwezigheid tegen de heer [eiser] gezegd. De reactie van [eiser] op haar waarschuwing was dat er toch acht kapplaatsen moesten komen. 2.5. [C] verklaart dat zij niet weet of de algemene voorwaarden aan [eiser] zijn opgestuurd. Verder verklaart zij dat zij de familie [eiser] heeft gewezen op de krapte in de salon als er zoveel stoelen zouden worden geplaatst met de door hen gewenste wachtruimte. Al meteen bij het eerste ontwerp was te zien dat de ruimte te krap was. Daarom heeft zij het ontwerp aangepast. In aanwezigheid van de familie [eiser] heeft zij met de rolmaat het aangepaste plan in de salon uitgezet. Zij hebben de stoelen volgens dat plan neergezet en zo de nieuwe situatie gesimuleerd. Zij heeft toen gezegd dat het krap werd. De familie [eiser] heeft toen gezegd dat het tóch zo moest, volgens dat ontwerp. De heer [A] was daar niet bij. Deze was wel aanwezig bij het inmeten. 2.6. [D] verklaart dat zij in deze zaak de opdrachtbevestiging heeft verstuurd. Met een opdrachtbevestiging worden altijd de leveringsvoorwaarden meegestuurd. Dat is standaard en zij betwijfelt niet dat dit in deze zaak ook is gebeurd. Op de achterkant van het briefpapier staan de beknopte leveringsvoorwaarden voorgedrukt. Zij verklaart dat zij de tekeningen voor [eiser] heeft gezien en dat zij heeft gehoord dat haar collega’s vonden dat het door de grote tafel in de wachtruimte wel erg krap werd om nog acht kapplaatsen te realiseren. [C] heeft haar verteld dat zij [eiser] daar meerdere keren voor heeft gewaarschuwd maar dat [eiser] het toch per se zo wilde. 2.7. [gedaagde sub 3] verklaart dat er een vaste procedure is voor wat betreft de algemene voorwaarden. Op het briefpapier wordt verwezen naar de voorwaarden, de belangrijkste daarvan staan op de achterkant afgedrukt. In de orderfase wordt opnieuw naar de algemene voorwaarden verwezen en worden deze ook meegestuurd. Verder verklaart zij dat zij bij het bespreken van het ontwerp en bij andere gelegenheden regelmatig van [C] heeft gehoord dat deze [eiser] c.s. meerdere malen persoonlijk en per telefoon heeft gewaarschuwd dat de ruimte voor acht plaatsen te krap zou zijn. 2.8. [eiser] verklaart dat hij de algemene voorwaarden van [gedaagde] c.s. niet heeft ontvangen. Deze zijn niet toegestuurd en ook niet bij mondelinge afspraken overhandigd. Verder verklaart hij dat [gedaagde] c.s. nooit heeft gewaarschuwd voor de krapte aan het ontwerp. 2.9. [eiser sub 2] en [eiser sub 3] verklaren niet te weten of de algemene voorwaarden zijn opgestuurd of overhandigd omdat de heer [eiser] de administratieve zaken verzorgt. Beiden verklaren dat [gedaagde] c.s. hen nooit heeft gewaarschuwd dat wat zij met de verbouwing wilden, te krap zou worden. 2.10. Met betrekking tot de onder r.o. 2.1 onder b bedoelde bewijsopdracht overweegt de rechtbank dat de verklaringen die van de zijde van [gedaagde] c.s. zijn ingebracht, worden tegengesproken door de verklaringen van [eiser] c.s.. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat aan de afgelegde getuigenverklaringen aan de zijde van [gedaagde] c.s. meer gewicht moet worden toegekend dan aan de verklaringen van [eiser] c.s.. De rechtbank kent hierbij betekenis toe aan de omstandigheid dat [A], die bij geen van beide partijen werkzaam is, als een onafhankelijke getuige moet worden aangemerkt en uit eigen waarneming heeft verklaard dat [C] [eiser] heeft gewaarschuwd. De verklaringen van [C] ondersteunen deze verklaring. Ook de verklaringen van [D] en [gedaagde sub 3] kunnen naar het oordeel van de rechtbank dienen ter ondersteuning van de verklaringen van [A]. Weliswaar hebben zij niet persoonlijk waargenomen dat [eiser] is gewaarschuwd, maar uit hun verklaringen leidt de rechtbank af dat ten kantore van [gedaagde] c.s. over de in verhouding tot de wensen van [eiser] krappe beschikbare ruimte is gesproken, alsmede dat deze kwestie bij [eiser] aan de orde is gesteld. Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van [C] op zichzelf én bezien in samenhang met de verklaringen van [A], worden afgeleid dat zij [eiser] bij verschillende gelegenheden heeft gewaarschuwd. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van [D] en [gedaagde sub 3] waaruit blijkt dat zij hebben gehoord dat [C] [eiser] meerdere keren heeft gewaarschuwd. In dit licht bezien acht de rechtbank de verklaringen van [eiser] c.s. - die bovendien alle drie partij-getuige zijn - dat [gedaagde] c.s. nooit hebben gewaarschuwd, weinig overtuigend. 2.11. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat [gedaagde] is geslaagd in de onder r.o. 2.1 onder b beschreven bewijsopdracht. in conventie 2.12. Nu [gedaagde] in het haar opgedragen bewijs is geslaagd dat zij [eiser] heeft gewaarschuwd is er, zoals reeds in r.o. 4.7. van het tussenvonnis is overwogen, geen sprake van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] c.s. en zal de vordering worden afgewezen. 2.13. [eiser] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op: - vast recht EUR 660,00 - getuigenkosten 13,00 - salaris procureur 2.316,00 (4,0 punt × tarief EUR 579,00) Totaal EUR 2.989,00 in reconventie 2.14. Met betrekking tot de onder r.o. 2.1 onder a beschreven bewijsopdracht overweegt de rechtbank als volgt. Aan de zijde van [gedaagde] hebben zowel [D] als [gedaagde sub 3] verklaard over de standaardprocedure die [gedaagde] hanteert ten aanzien van de ter handstelling van algemene voorwaarden. Deze standaardprocedure houdt in dat de algemene voorwaarden altijd bij een orderbevestiging worden meegestuurd. Gelet op deze verklaringen en gelet op de niet-betwiste stelling van [gedaagde] c.s. dat [eiser] tweemaal, te weten op 19 juni 2003 en 21 augustus 2003 een (aanvullende) orderbevestiging is toegestuurd, ziet de rechtbank geen aanleiding de enkele ontkenning van [eiser] dat hij deze voorwaarden heeft ontvangen, voor juist te houden. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die ertoe leiden dat aan de verklaring van [eiser] meer waarde moet worden gehecht dan aan de verklaringen van [gedaagde] c.s.. 2.15. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] ook in de onder r.o. 2.1 onder a beschreven bewijsopdracht is geslaagd. 2.16. [gedaagde] c.s. heeft - onbewist - gesteld dat [eiser] c.s. de facturen [nummer], [nummer] en [nummer] ten bedrage van in totaal EUR 20.146,96 (inclusief BTW) niet aan haar heeft voldaan. Tussen partijen staat vast dat op dit bedrag EUR 2.975,00 in mindering zal worden gebracht en dat een bedrag van EUR 17.171,96 resteert. Zoals de rechtbank in r.o. 2.12 heeft overwogen is er geen sprake van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] c.s.. Hieruit volgt dat [eiser] c.s., anders dan zij heeft betoogd, niet bevoegd is tot opschorting van betaling van de openstaande facturen. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] c.s. het door [gedaagde] c.s. gevorderde bedrag aan haar dient te betalen. 2.17. [gedaagde] c.s. heeft onder verwijzing naar de algemene voorwaarden gevorderd dat de openstaande factuurbedragen worden vermeerderd met rente. De rechtbank zal daarom beoordelen of de algemene voorwaarden op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijn. Vast staat dat [gedaagde] c.s. de algemene voorwaarden aan [eiser] c.s. ter hand heeft gesteld. Aldus heeft [gedaagde] c.s. [eiser] een redelijke mogelijkheid als bedoeld in artikel 6:234 lid onder b BW geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Gelet hierop is niet aan het in artikel 6:233 onder b BW gestelde vereiste voor vernietiging van een beding in de algemene voorwaarden voldaan. [eiser] c.s. komt daarom - anders dan hij heeft gesteld - geen beroep op vernietigbaarheid van enig beding in deze voorwaarden toe. Integendeel, [eiser] c.s. heeft door ondertekening van (ondermeer) de orderbevestiging van 21 augustus 2003 met daarop de verwijzing naar de bijgevoegde leveringsvoorwaarden, de gelding van deze voorwaarden aanvaard. Hieruit volgt dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] c.s. op de overeenkomst van toepassing zijn. 2.18. Artikel 14 van de algemene voorwaarden luidt – voorzover van belang – als volgt: Betaling 1. (…). 2. (…). 3. Alle betalingen moeten zonder enige aftrek of schuldvergelijking geschieden ten kantore van de opdrachtnemer of op een door deze aan te wijzen rekening. Indien de opdrachtgever enige termijn niet uiterlijk na de vervaldag betaalt, is deze in verzuim zonder dat enige ingebrekestelling zal zijn vereist. 4. Vanaf de dag dat betaling moet zijn geschied, is de opdrachtgever rentevergoeding verschuldigd van 1% van het factuurbedrag voor iedere maand of elk gedeelte van een maand, waarmee de vervaldag wordt overschreden. 5. (…). 2.19. Gelet op het bepaalde in het hierboven aangehaalde artikel 14 van de algemene voorwaarden is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde rente tegen een tarief van 1 % per maand kan worden toegewezen. 2.20. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft [gedaagde] c.s., zoals reeds in r.o. 4.8 van het tussenvonnis is overwogen, niet voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen. 2.21. [eiser] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] c.s. worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op: - salaris procureur EUR 452,00 (2 punt × factor 0,5 × tarief EUR 452,00) Totaal EUR 452,00 3. De beslissing De rechtbank in conventie 3.1. wijst de vorderingen af, 3.2. veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op EUR 2.989,00, 3.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, in reconventie 3.4. veroordeelt [eiser] c.s. om aan [gedaagde] c.s. te betalen een bedrag van EUR 17.171,96 (zeventienduizendéénhonderdéénenzeventig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 17.171,96 telkens vanaf veertien dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling, 3.5. veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op EUR 452,00, 3.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 3.7. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Zomer en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.