Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7941

Datum uitspraak2008-02-19
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers91381 / JE RK 08-71
Statusgepubliceerd


Indicatie

afwijzing verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg; het MTFC (Multidimensional Treatment Foster Care) valt niet onder de door de minister aangewezen accommodaties voor gesloten jeugdzorg; ook voor het overige is niet gebleken van noodzaak tot opname in gesloten jeugdzorginstelling.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Familie Zaaknummer: 91381 / JE RK 08-71 beschikking van de kinderrechter d.d. 19 februari 2008 op het verzoek van: Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, gevestigd te: Arnhem, adres: Touwbaan 88, 3841 GA Harderwijk, verder te noemen: de stichting, inzake de minderjarige: [verweerder], geboren op: [1991], advocate: mr. S. van der Linden te Harderwijk, en de moeder (ouderlijk gezag): [naam 1], wonende te: [adres], adres: [adres], en de vader: [naam 2], wonende te: [adres], adres: [adres]. Het procesverloop Dit verloop blijkt uit: - het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 25 januari 2008; - het faxbericht met bijlagen van de gezinsvoogdijwerkster van 5 februari 2008; - het ‘standpunt bureau jeugdzorg/mtfc’, overgelegd tijdens de terechtzitting van 7 februari 2008; - het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 februari 2008. De feiten Krachtens de beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 11 september 2007 staat de minderjarige onder toezicht van de stichting tot 11 september 2008. In de tussenbeschikking van 8 oktober 2007 heeft de kinderrechter te Zutphen de stichting gemachtigd de minderjarige uit huis te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting voor de duur van vier weken met ingang van 8 oktober 2007 tot uiterlijk 5 november 2007. In de beschikking van 25 oktober 2007 heeft de kinderrechter te Zutphen de stichting gemachtigd de minderjarige uit huis te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting met ingang van 5 november 2007 tot uiterlijk 8 april 2008. Het verzoek De stichting verzoekt: - ter effectuering van het indicatiebesluit van 5 februari 2008 en op grond van artikel 29b lid 1 Wet op de Jeugdzorg, de machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht te verlenen conform dat besluit voor plaatsing van de minderjarige in een MTFC-opvoedgezin voor de duur van zes maanden vanaf 5 februari 2008 tot 5 augustus 2008, dan wel het verzoek aan te houden totdat de plaatsing van de minderjarige in het MTFC-opvoedgezin met positief resultaat is afgerond; - de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij stelt dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Ter toelichting brengt de stichting onder meer het volgende naar voren. De minderjarige is op 18 oktober 2007 in het vrijheidsbeperkende MTFC-opvoedgezin geplaatst ter voorkoming van plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Conform de overgangsregeling (artikel VII lid 2) van de wijziging van de Wet op de Jeugdzorg geldt een machtiging op grond van artikel 1:261 lid 5 Burgerlijk Wetboek als een machtiging als bedoeld in artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg. De basis voor de plaatsing is de machtiging gesloten jeugdzorg. Omdat [verweerder] een positieve ontwikkeling doormaakte in het MTFC-opvoedgezin is de voormelde machtiging niet ten uitvoer gelegd. Conform artikel 1:262 lid 3 Burgerlijk Wetboek is deze machtiging daarom komen te vervallen op 5 februari 2008. Vanwege de vrijheidsbeperking die de minderjarige ondergaat in het opvoedgezin, verzoekt de stichting om met ingang van de vervaldatum van de huidige machtiging, te weten 5 februari 2008, een nieuwe machtiging gesloten jeugdzorg te verlenen. Recentelijk is een persoonlijkheidsonderzoek bij [verweerder] uitgevoerd. Het advies hieruit luidt continuering van zijn plaatsing bij het MTFC-opvoedgezin met ondersteuning van CAD en de Gelderse Roos. Het standpunt van de stichting/MTFC Ter terechtzitting wijzigt de stichting haar verzoek. Zij verzoekt thans primair om een trajectmachtiging bestaande uit een machtiging pleegzorg én een machtiging gesloten jeugdzorg. Laatstgenoemde machtiging is nodig omdat de MTFC methodiek vraagt om een stok achter de deur teneinde [verweerder] in het programma te houden en te voorkomen dat hij wegloopt. Een dergelijke stok achter de deur wordt belangrijker naarmate zijn verblijf langer duurt en de minderjarige met vrijheden leert omgaan. [verweerder] bevindt zich nu in deze cruciale fase. De trajectmachtiging wordt verzocht aansluitend op de huidige machtiging die, in tegenstelling tot hetgeen de stichting eerder stelde, voortduurt tot 8 april 2008 waarbij verwezen wordt naar een passage op pagina 12 van de Memorie van Toelichting bij de recente Wijzigingswet ten aanzien van de Wet op de Jeugdzorg. In deze passage staat dat de tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten jeugdzorg geschorst wordt op het moment van plaatsing in een open setting en, als dat mogelijk mocht blijken, kan worden hervat. Subsidiair verzoekt de stichting de machtiging gesloten jeugdzorg aan te houden. Het standpunt van de minderjarige De minderjarige voert, mede bij monde van zijn advocate, uitsluitend verweer tegen de machtiging gesloten jeugdzorg. De minderjarige brengt naar voren dat hij nu bijna vier maanden in het opvoedgezin verblijft en het heel goed met hem gaat. [verweerder] voelt zich beter nu hij geen drugs meer gebruikt. Hij wil zich voor de volle honderd procent inzetten om een rooskleurige toekomst op te bouwen. De advocate stelt dat [verweerder] niet voldoet aan de criteria voor gesloten jeugdzorg zoals neergelegd in artikel 29b lid 2 van de Wet op de Jeugdzorg. Er bestaan geen enkele aanwijzingen dat hij zich zou ontrekken aan de noodzakelijke zorg; bij het MTFC-opvoedgezin heeft [verweerder] het prima naar zijn zin. Hij beseft zich maar al te goed dat hij zijn eigen ruiten ingooit wanneer hij vroegtijdig het opvoedgezin verlaat. Uit eigen ervaring weet hij hoe groot het verschil is tussen een opvoedgezin en een justitiële jeugdinrichting. Een stok achter de deur in de vorm van een machtiging gesloten jeugdzorg is daarmee overbodig geworden. Het standpunt van de moeder De moeder voert geen verweer tegen het verzoek. De moeder maakt kenbaar dat haar zoon een pittig traject doorloopt. Hij boekt vooruitgang maar is er nog niet. Het standpunt van de vader De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. De beoordeling De stichting verzoekt – na wijziging – om een trajectmachtiging voor een verblijf in een pleeggezin gevolgd door een verblijf in een gesloten jeugdzorginstelling. Daarmee wordt beoogd om [verweerder] bij een terugval in het huidige MTFC pleeggezin in een gesloten jeugdzorginstelling te kunnen plaatsen, maar ook om te voldoen aan een voorwaarde die het MTFC project stelt voor plaatsing, in verband met de vrijheidsbeperkingen die in het gezin worden toegepast. De kinderrechter is van mening dat de machtiging ten aanzien van plaatsing in een pleeggezin kan worden toegewezen, nu een dergelijke plaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht. De belanghebbenden voeren daartegen geen verweer en de plaatsing in het (MTFC) pleeggezin wordt hiermee geformaliseerd. De tweede schakel van het traject betreft gesloten jeugdzorg. Op grond van het bepaalde in artikel 29b lid 1 en lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg kan de kinderrechter een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten jeugdzorg accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, in het geval er bij hem sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of zal worden onttrokken. De minister heeft bij besluit van 19 december 2007 (nr. DJB/JZ-2819628) een aantal accommodaties aangewezen als accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het MTFC valt daar niet onder. Het is de intentie van de stichting om het verblijf van [verweerder] in het MTFC gezin, waar hij het momenteel heel goed doet, te continueren. Voor dat verblijf kan enkel om die reden al geen machtiging gesloten jeugdzorg worden afgegeven. Ook overigens kan het verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdzorg niet worden toegewezen. Nog afgezien van het feit dat aan formele vereisten voor toewijzing niet is voldaan, is op dit moment niet gebleken van noodzaak tot opname in een gesloten jeugdzorginstelling. Er zijn geen aanwijzingen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft en momenteel krijgt zal onttrekken. [verweerder] heeft ter zitting aangegeven dat hij een goede start heeft gemaakt in het pleeggezin, het er naar zijn zin heeft en zich voor de volle honderd procent wil inzetten voor zijn toekomst. Mocht de huidige situatie zich in de toekomst wijzigen, dan zal op dat moment door een gedragsdeskundige en vervolgens de kinderrechter beoordeeld moeten worden of aan het criterium voor gesloten jeugdzorg wordt voldaan. Eventueel kan – met spoed – een voorlopige machtiging als bedoeld in artikel 29c van de Wet op de Jeugdzorg worden afgegeven. Om die reden zal ook het subsidiaire verzoek van de Stichting om de beslissing ten aanzien van gesloten jeugdzorg aan te houden, worden afgewezen. Het verzoek de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal de kinderrechter als overbodig afwijzen, nu hierin reeds ingevolge artikel 29h lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg is voorzien. De beslissing De kinderrechter: machtigt de stichting de minderjarige uit huis te plaatsen in een voorziening voor verblijf pleegouder 24-uurs met ingang van 8 april 2008 voor de duur van zes maanden tot 8 oktober 2008; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck en uitgesproken door mr. A.E.F. Hillen ter openbare terechtzitting van 19 februari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.