Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8000

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers216056/ HA ZA 06-1751
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewijswaardering: - niet geslaagd in bewijsopdracht m.b.t. schade, - op basis van foto's aangenomen dat boompjes er al meer dan 20 jaar staan.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer/rolnummer: 216056/HA ZA 06-1751 Vonnis van 23 juli 2008 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, procureur mr. F.E.J. Menkveld, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. G.A. van der Straaten. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 31 oktober 2007; - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 januari 2008; - de conclusie na getuigenverhoor; - de antwoordconclusie na getuigenverhoor. 1.2. Tenslotte is vonnis bepaald. 2. De verdere beoordeling 2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 31 oktober 2007 is overwogen en bouwt daarop voort. Het aan [eiseres] opgedragen bewijs 2.2. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 31 oktober 2007 [eiseres] opgedragen te bewijzen dat een van een boom van [gedaagde] afgevallen tak bij [eiseres] schade heeft veroorzaakt aan een lichtkoepel ten bedrage van EUR 1.061,00. In dit kader heeft [eiseres] de heer [naam getuige] als getuige doen horen. 2.3. De getuige [getuige] heeft verklaard dat eind april 2005 een tak van de boom van [gedaagde] op de koepel van [eiseres] is gevallen en deze heeft doorboord. [getuige] heeft die koepel samen met de voor hem werkzame heer [werknemer getuige] hersteld. Hij heeft de kosten van een nieuwe koepel van EUR 1.000,00 tot EUR 1.200,00 (inclusief kleinmateriaal) zelf betaald. Voorts heeft [getuige] – op een vraag van de raadsman van [gedaagde] – verklaard dat het niet juist is dat een koepel van één bij één meter gewoonlijk EUR 100,00 kost. Koepels van die prijsklasse zijn volgens [getuige] niet van goede kwaliteit. Bij Bouwmaat heeft hij ook nooit dit soort prijzen van EUR 100,00 gezien. De koepel bij [eiseres] is van goede kwaliteit en van dubbel kunststof. 2.4. Bij akte na enquête heeft [eiseres] een kopie in het geding gebracht van een aan haar gerichte factuur van [getuige]’s onderneming SDS Company B.V., gedateerd 20 mei 2005. Volgens de in deze factuur vervatte opstelling is in verband met het herstel van de koepel in totaal voor EUR 635,60 (exclusief BTW) aan materialen aan [eiseres] in rekening gebracht en voor EUR 254,00 (exclusief BTW) aan arbeidsloon. Voor de lichtkoepel zelf is een bedrag van EUR 108,85 gerekend en voor de opstand van de lichtkoepel EUR 96,31. Op de factuur is vermeld: “Gaarne zien wij uw betaling binnen 14 dagen na heden tegemoet op bankrekeningnummer [xxx]” 2.5. De rechtbank wil wel aannemen dat er als gevolg van een tak die is afgevallen van de boom van [gedaagde] schade is ontstaan aan de lichtkoepel van [eiseres]. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van [getuige] over de hoogte van de schade niet is te rijmen met de factuur van SDS Company B.V. die [eiseres] bij conclusie na enquête in het geding heeft gebracht. Op de factuur is immers een beduidend lager totaalbedrag aan materiaalkosten in rekening gebracht dan uit [getuige]’s verklaring volgt. Daarnaast is voor de lichtkoepel een bedrag van EUR 108,85 doorberekend, terwijl [getuige] nu juist uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij bij Bouwmaat – waar hij de koepel naar eigen zeggen heeft gekocht – nooit koepels van rond de EUR 100,00 heeft gezien. Hier komt bij dat onduidelijk is waarom [eiseres] de factuur van 20 mei 2005 – die overigens aanmerkelijk moderner is vormgegeven dan de factuur van SDS Company B.V. van 11 juli 2005 die bij conclusie van antwoord in het geding is gebracht – eerst thans in het geding heeft gebracht. Ook heeft [eiseres] niet aangetoond dat zij het op de factuur van 20 mei 2005 genoemde bedrag van EUR 1.061,00 daadwerkelijk aan SDS Company B.V. heeft overgemaakt. Nu [eiseres] op de factuur uitdrukkelijk werd verzocht het verschuldigde bedrag over te maken op het bankrekeningnummer van SDS Company B.V. zou zij hiertoe eenvoudig in staat moeten zijn. 2.6. Gezien al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] niet is geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs dat zij een schade van EUR 1.061,00 heeft geleden als gevolg van de afgevallen tak. De vordering tot vergoeding van dit bedrag zal dan ook worden afgewezen. Het aan [gedaagde] opgedragen bewijs 2.7. De rechtbank heeft [gedaagde] in het tussenvonnis van 31 oktober 2007 toegelaten te bewijzen dat de thuja’s er al meer dan 20 jaar staan. 2.8. In dit kader heeft [gedaagde] kopieën uit het fotoalbum van de vorige bewoonster van zijn huis, mevrouw [vorige bewoonster], overgelegd. Hij heeft gesteld dat dit fotoalbum foto’s bevat uit de periode 1978-1980 en dat op de bladzijden 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9 de thuja’s te zien zijn. Daaruit volgt dat de thuja’s meer dan 20 jaar geleden zijn geplant. [gedaagde] heeft voorts een verklaring overgelegd van mevrouw [vorige bewoonster], waarin staat dat zij in 1973, net na de bouw van de schuur/uitbouw bij [adres] (het huis waar [eiseres] thans woont), in overleg met de toenmalige bewoners van dat huis zes thuja’s heeft geplant. 2.9. [eiseres] stelt dat niet vast staat dat de op de foto’s zichtbare thuja’s dezelfde thuja’s zijn als de thans aanwezige thuja’s. Daarnaast betwist zij – naar de rechtbank begrijpt – dat de foto’s zijn genomen in de periode 1978-1980 omdat zij mevrouw [vorige bewoonster] niet als getuige heeft kunnen ondervragen. Voorts stelt zij dat de verklaring van mevrouw [vorige bewoonster] niet juist kan zijn, omdat op de foto’s meer dan zes thuja’s zichtbaar zijn. 2.10. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de overgelegde foto’s in de periode 1978-1980 genomen zijn. Zij heeft immers slechts aangevoerd dat zij mevrouw [vorige bewoonster] niet als getuige heeft kunnen horen, doch dat is niet te beschouwen als een gemotiveerde betwisting met betrekking tot de ouderdom van de foto’s. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de foto’s in de periode 1978-1980 zijn genomen, zoals [gedaagde] stelt. Op de foto’s is te zien dat er thuja’s in de tuin van [gedaagde] aanwezig waren, en wel op de plaats waar thans ook nog thuja’s aanwezig zijn. Dat er op de foto’s meer thuja’s te zien zijn dan de zes thuja’s die volgens de schriftelijke verklaring van mevrouw [vorige bewoonster] in 1973 zouden zijn geplant, doet hier niet aan af. Het is immers mogelijk dat er later meer thuja’s zijn geplant; in ieder geval leidt dit niet tot de conclusie dat de huidige bomen er toen niet stonden. 2.11. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord een rapport omtrent de desbetreffende bomen overgelegd van Tree Care International van 30 juli 2004, waarin wordt verklaard dat de thuja’s op dat moment meer dan 25 jaar oud waren. Zoals in het tussenvonnis van 18 april 2007 reeds is overwogen, heeft [eiseres] op zichzelf ook niet betwist dat de bomen meer dan 20 jaar oud zijn. Nu vaststaat dat de thuja’s meer dan 20 jaar oud zijn en door middel van de foto’s tevens is komen vast te staan dat er in de periode 1978-1980 thuja’s stonden op de plaats waar ook thans nog thuja’s staan, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] is geslaagd in zijn bewijsopdracht. De enkele suggestie van [eiseres] dat de thuja’s die thans nog aanwezig zijn, wellicht niet dezelfde thuja’s zijn die zichtbaar zijn op de foto’s, acht de rechtbank onvoldoende om dit oordeel te veranderen. [eiseres] heeft deze stelling immers op geen enkele wijze nader onderbouwd. 2.12. Het hiervoor overwogene betekent dat is komen vast te staan dat de thuja’s er al meer dan 20 jaar staan, zodat de vordering van [eiseres] om de thuja’s te verwijderen is verjaard. Die vordering zal daarom worden afgewezen. 2.13. De rechtbank constateert dat met het vorenstaande en het in de eerdere tussenvonnissen overwogene aan alle geschilpunten een einde is gemaakt. Slechts de vordering tot verwijdering van de klimop aan de achterzijde en de voorzijde van de uitbouw dient nog in het dictum van dit vonnis te worden toegewezen. De rechtbank heeft immers onder 2.6 van het tussenvonnis van 31 oktober 2007 reeds overwogen dat die vordering voor toewijzing in aanmerking komt, maar dit was in het dictum van dat vonnis nog niet opgenomen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu de rechtbank – gezien de (proces)houding van [gedaagde] – geen aanleiding heeft te veronderstellen dat [gedaagde] niet aan de veroordeling tot verwijdering van de klimop zal voldoen. 2.14. [eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: - vast recht EUR 296,00 - salaris procureur 1.536,00 (4,0 punten × tarief EUR 384,00) Totaal EUR 1.832,00 2.15. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden en die de tussenvonnissen van 18 april 2007 en 31 oktober 2007 heeft gewezen, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen nu zij niet langer binnen de rechtbank Utrecht werkzaam is. 3. De beslissing De rechtbank 3.1. gebiedt [gedaagde] de klimop die zich aan de voorzijde en de achterzijde van de uitbouw van [eiseres] bevindt te verwijderen en verwijderd te houden, 3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 3.3. wijst het meer of anders gevorderde af. 3.4. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.832,00, Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2008. w.g. griffier w.g. rechter