Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8204

Datum uitspraak2007-05-07
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR:11319-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Twee periodes van vrijheidsbeneming. Vermogensschade bestaande uit inkomstenderving: hogere vergoeding per dag dan de standaardvergoeding voor de schade tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. De gevraagde vergoeding voor het levensonderhoud van verzoeker gedurende zijn detentie in het huis van bewaring komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu de Staat wordt geacht in die kosten te voorzien. De gevraagde vergoeding van vermogensschade wegens inkomstenderving die na de detentieperiode is ontstaan, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het oorzakelijk verband tussen de gestelde schade in die periode en de daaraan voorafgaande detentie is onvoldoende komen vast te staan. De door verzoeker opgevoerde vervoerskosten van de partner voor bezoek aan verzoeker in het huis van bewaring worden afgewezen, deze kosten vallen buiten het beslissingskader van artikel 89 Sv.


Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM Zittinghoudende te Arnhem Pkn: 21-002084-05 Avnr: 11319-06 Het hof heeft gezien het op 29 november 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van: [naam verzoeker], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [adres], hierna te noemen verzoeker, ingediend door mr. [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 2 april 2007 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door mr. [naam raadsman] voornoemd. Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal. OVERWEGINGEN 1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 31 augustus 2006 is verzoeker vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Bij dit arrest is de onttrekking aan het verkeer bevolen van een vuurwapen, patronen en een patroonhouder, zodat niet gezegd kan worden dat de zaak geëindigd is zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof zal deze omstandigheid bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoekschrift echter buiten beschouwing laten, nu het wapen, de patronen en de patroonhouder weliswaar ter gelegenheid van het onderzoek naar het feit, waarvan verzoeker werd verdacht, in de woning van de vriendin van verzoeker werden aangetroffen, maar overigens geen rechtstreeks verband tussen verzoeker en het wapen, de patronen en de patroonhouder is komen vast te staan. 2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk. 3. De advocaat-generaal heeft volhard bij zijn schriftelijke conclusie van 28 december 2006. 4. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek. 5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 en verder van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Een dergelijk geval doet zich hier voor. 6. Verzoeker is op 4 februari 2005 in verzekering gesteld. Op 4 februari 2005 heeft de rechter-commissaris verzoeker onmiddellijk in vrijheid gesteld. De officier van justitie heeft tegen deze beslissing van de rechter-commissaris hoger beroep ingesteld. Op 10 maart 2005 heeft de rechtbank te Utrecht de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en bevolen dat de inverzekeringstelling onverwijld ten uitvoer moet worden gelegd. Verzoeker heeft zich op 13 maart 2005 op het politiebureau te Veenendaal gemeld en vanaf dat tijdstip is de inverzekeringstelling wederom ten uitvoer gelegd. Vervolgens is op 14 maart 2005 de bewaring ingegaan en daarop volgend is zijn gevangenhouding bevolen. De voorlopige hechtenis is opgeheven op 10 juni 2007. Derhalve heeft verzoeker 89 dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. 7. Naar het oordeel van het hof zijn er alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name het feit dat verzoeker door de tweede periode van vrijheidsbeneming vermogensschade heeft geleden, bestaande uit inkomstenderving, gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding die pleegt te worden toegekend voor de schade welke tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis is geleden. Het hof zal aan verdachte € 100,- per dag toekennen ongeacht of verdachte in beperkingen heeft gezeten en/of de dagen heeft doorgebracht in een politiecel. 8. De gevraagde vergoeding voor het levensonderhoud van verzoeker gedurende zijn detentie in het huis van bewaring komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu de Staat wordt geacht in die kosten te voorzien. Voor zover verzoeker daarboven kosten van levensonderhoud heeft gemaakt, zijn deze voor zijn rekening en kunnen deze worden bestreden uit de forfaitaire vergoeding die aan verzoeker wordt toegekend. 9. De gevraagde vergoeding van vermogensschade wegens inkomstenderving die na de detentieperiode is ontstaan, komt ook niet voor vergoeding in aanmerking. Het oorzakelijk verband tussen de gestelde schade in die periode en de daaraan voorafgaande detentie is onvoldoende komen vast te staan. In de betreffende periode is het aan verzoeker geweest te trachten om inkomen te verwerven. Verzoeker heeft de mogelijkheden daartoe onvoldoende benut. 10. De door verzoeker opgevoerde vervoerskosten die de partner van verzoeker heeft gemaakt teneinde verzoeker in het huis van bewaring te bezoeken zullen niet worden toegewezen, nu deze kosten buiten het beslissingskader van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering vallen. 11. Met inachtneming van het bovenstaande kan aan verzoeker worden toegekend:- - 89 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht € 8.900,=. BESCHIKKENDE Het hof: - kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 8.900,- (zegge: achtduizend negenhonderd euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan; - wijst af het meer of anders verzochte; - beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam]. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, A.E. Harteveld en P.H.A.J. Cremers, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2007.