Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8244

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers127072 / ft-rk 08.175
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 288 lid 2 sub b Fw. Verzoek tot toepassing schuldsanering afgewezen nu het minnelijk traject niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, 1e lid Wet op het consumentkrediet.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel afwijzing toepassing schuldsanering rekestnummer: 127072/FT-RK 08.175 nummer verklaring: HRL0290800196 uitspraakdatum: 15 juli 2008 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen. 1. Het verloop van de procedure [Naam verzoekster], verzoekster, heeft op 20 februari 2008 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 8 juli 2008. Daarbij is verzoekster, bijgestaan door haar thuisbegeleidster, [Naam thuisbegeleidster], gehoord. Uit de stukken is gebleken dat verzoekster een schuldenlast heeft van in totaal € 32.943,82. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij in eerste instantie zich heeft laten bijstaan door VSNP Nederland (hierna: VSNP), vertegenwoordigd door [Naam vertegenwoordiger], die ook als haar gemachtigde het verzoekschrift heeft ingediend. VSNP heeft het budgetbeheer verricht en het minnelijk traject uitgevoerd. Sinds februari 2008 heeft zij budgetbeheer bij [Naam] van het BIB, omdat zij over VSNP niet tevreden was. Alhoewel haar inkomen op de budgetbeheerrekening werd gestort, werden vaste lasten niet betaald, waardoor nieuwe schulden ontstonden en een huisuitzetting dreigde. Ook heeft zij regelmatig geen leefgeld ontvangen. Ten aanzien van de oorzaak van de schulden heeft verzoekster verklaard dat die grotendeels zijn ontstaan tijdens haar (inmiddels beëindigde) relatie met een man die op financieel gebied veel eisen stelde waartegen zij niet bestand was. Zo bleven veel rekeningen liggen. Een deel van de schulden zijn ontstaan omdat VSNP ondanks het budgetbeheer rekeningen niet betaalde. Volgens verzoekster gaat nu alles goed. Zij kan goed rondkomen van haar leefgeld en haar vaste lasten worden betaald. Haar begeleidster bevestigt dit. 2. De beoordeling. In artikel 288, tweede lid onder b van de Faillissementswet (Fw) is bepaald dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wordt afgewezen indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid van de Wet op het consumentenkrediet (Wck). Dit betreft een dwingende afwijzingsgrond. Aan de rechter wordt geen vrijheid gelaten om hiervan af te wijken. In artikel 48, eerste lid van de Wck is voorts bepaald dat het in artikel 47, eerste lid Wck bedoelde verbod op schuldbemiddeling, niet van toepassing is op schuldbemiddeling: a. om niet; b. door gemeenten, gemeentelijke kredietbanken of andere door gemeenten gehouden instellingen, die zich krachtens hun doelstelling met schuldbemiddeling bezighouden; c. door advocaten, procureurs, curatoren en bewindvoerders ingevolge de Faillissementswet aangesteld, notarissen, deurwaarders, registeraccountants en accountants-administratieconsulenten; d. door natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel categorieën daarvan, aan te wijzen bij algemene maatregel van bestuur. Verzoekster heeft de schuldregelingsovereenkomst met VSNP overgelegd. In deze overeenkomst is bepaald dat VSNP voor het inkomensbeheer maandelijks een bedrag van € 67,50 inclusief BTW in rekening brengt en voor schuldhulpverlening een bedrag in rekening brengt bij de schuldeisers dat verrekend wordt met de openstaande schuld van de schuldenaar bij schuldeiser. De rechtbank constateert dat VSNP niet voldoet aan één van de eisen in artikel 48, eerste lid Wck. Dat VSNP blijkens genoemde overeenkomst de kosten van de schuldbemiddeling niet rechtstreeks in rekening brengt bij haar cliënt, neemt niet weg dat zij is te kwalificeren als een schuldhulpbemiddelingsbureau dat optreedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, waarvoor de in 48 lid 1 onder d Wck genoemde aanwijzing bedoeld is. Er is bovendien geen sprake van schuldbemiddeling “om niet” als de kosten daarvan bij derden in rekening worden gebracht. De bedoeling van de wetgever – te weten: “de wens te voorkomen dat schuldenaren zich zouden laten bijstaan door malafide of onkundige schuldhulpbemiddelingsbureaus” (MvA Eerste Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 29 942, C, p.12) – zou op onaanvaardbare wijze doorkruist worden indien dergelijke bureaus zich aan de ingevolge artikel 288 lid 2 onder b FW jo. artikel 48 lid 1 onder d Wck te stellen eisen zouden kunnen onttrekken door hetzij de kosten van schuldbemiddeling vergoed te krijgen onder de noemer van (parallel lopend) budget- of inkomensbeheer, hetzij die kosten van derden te ontvangen, hetzij (in een incidenteel geval) die werkzaamheden om niet te verrichten. Dat de Wck schuldbemiddeling om niet (als activiteit) toestaat, neemt derhalve niet weg dat de instellingen die schuldbemiddeling uitvoeren ervoor moeten zorgen dat zij als “persoon of instelling” aan de eisen van artikel 48 lid 1 sub b, c of d Wck voldoen, wil hun voorwerk ook kwalificeren als een poging bedoeld in artikel 288 lid 2 onder b Fw. (zie ook: Gerechtshof Arnhem 10 april 2008, LJN: BD3935). Nu VSNP Nederland niet voldoet aan de eisen van artikel 48 lid 1 sub a, b, c of d Wck, wordt het verzoek ingevolge het bepaalde in artikel 288 lid 2 onder b Fw afgewezen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de rechtbank dan ook niet toe. 3. De beslissing De rechtbank: - wijst het verzoek af. Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van in tegenwoordigheid van de griffier.