Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8254

Datum uitspraak2008-07-11
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers147447 / KG ZA 08-355
Statusgepubliceerd


Indicatie

Teruggave in beslaggenomen voorwerpen ondanks verbeurdverklaring. Bij onherroepelijke beschikking van de raadkamer zijn beslagen, die zijn gelegd op CPU's in verband met verdenking van BTW-carrouselfraude, opgeheven en is teruggave van de CPU's gelast. Nadien is bij niet onherroepelijk vonnis een ander dan klager veroordeeld met verbeurdverklaring van de CPU's. Klager vordert in kort geding nakoming van de beschikking van de raadkamer. Vordering toegewezen op de grond dat verbeurdverklaring ook zonder beslag kan worden uitgesproken, een niet onherroepelijke verbeurdverklaring geen grond oplevert om de voorwerpen onder de Staat te houden en dus geen bijzondere omstandigheid aanwezig is die niet-nakoming van de beschikking van de raadkamer rechtvaardigt.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 147447 / KG ZA 08-355 Vonnis in kort geding van 11 juli 2008 in de zaak van de naamloze vennootschap UTL ENTERPRISES FZE, gevestigd te Ajman Free Zone te Dubai, eiseres, procureur mr. P. Wieringa, advocaat mr. S.L.J. Janssen te Amsterdam, tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN JUSTITIE, zetelend te 's- Gravenhage, gedaagde, advocaat mr. W.B. Gaasbeek te 's-Gravenhage. Partijen zullen hierna UTL en de Staat genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding met 11 producties - de bij brief van 3 juli 2007 toegezonden incidentele conclusie van zekerheidstelling ex artikel 224 Rv, alsmede 4 producties van de zijde van de Staat - een bij brief van 4 juli 2008 toegezonden productie van de zijde van UTL - de mondelinge behandeling - de pleitnota van UTL met ter zitting overgelegde producties - de pleitnota van de Staat met ter zitting overgelegde producties. 1.2. Bij brief van 4 juli 2008 heeft de Staat bericht dat de incidentele conclusie tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv als ingetrokken dient te worden beschouwd, hetgeen ter zitting is bevestigd. 1.3. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. UTL houdt zich bezig met de im- en export van elektronica, alsmede de handel daarin. 2.2. Blijkens de processen-verbaal van inbeslagneming van 1 en 7 november 2005 zijn op 31 oktober 2005 en 7 november 2005 op de luchthaven Schiphol respectievelijk 34 dozen en 10 dozen met computeronderdelen (hierna: CPU’s) op de voet van artikel 96 juncto 94 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) in beslag genomen in verband met – verkort weergegeven – de verdenking van zogenoemde BTW-carrouselfraude. 2.3. Op 16 november 2005 heeft UTL een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv ingediend bij de rechtbank Haarlem. Bij beschikking van 26 januari 2006 is het klaagschrift ongegrond verklaard overwegende dat – samengevat – het beslag rechtmatig is gelegd en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de betreffende in beslag genomen CPU’s verbeurd zal verklaren. 2.4. Bij brief van 27 juni 2006 heeft de officier van justitie op verzoek van de raadsman van UTL bevestigd dat UTL niet als verdachte zal worden vervolgd, onder vermelding van de redenen daarvoor. 2.5. Bij ongedateerd klaagschrift ontvangen op 31 juli 2006 heeft UTL opnieuw teruggave van de in beslag genomen voorwerpen verzocht. Bij beschikking van 12 juli 2007 van de raadkamer van de rechtbank Haarlem, sector strafrecht, is het klaagschrift gegrond verklaard, zijn de beslagen opgeheven en is teruggave van de in beslag genomen dozen gelast. 2.6. De officier van justitie heeft op 24 juli 2007 tegen de onder 2.5 genoemde beschikking tijdig beroep in cassatie ingesteld. 2.7. Het Openbaar Ministerie heeft [A] ([A]) vervolgd op verdenking van BTW-carrouselfraude. [A] was directeur van Atlantis EU Trading Company Ltd., een vennootschap die volgens het Openbaar Ministerie samen met UTL deel uitmaakte van de carrousel. Bij vonnis van 12 december 2007 heeft de rechtbank Rotterdam in de zaak met parketnummer 10/993226-05 [A] wegens - kort gezegd - medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en deelname aan een criminele organisatie veroordeeld tot een gevangenisstraf met verbeurdverklaring van de in beslag genomen CPU’s . De rechtbank heeft in haar vonnis onder meer bewezen geacht dat ook UTL deel uitmaakte van de criminele organisatie. [A] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. 2.8. De officier van justitie heeft niet binnen de daartoe gestelde termijn middelen van cassatie ingediend in verband met het cassatieberoep tegen de beschikking van 12 juli 2007. 2.9. Bij brief van 7 april 2008 van de officier van justitie aan de raadsman van UTL heeft de officier van justitie onder meer bericht dat hem is laten weten dat geen cassatie mogelijk is tegen de onjuiste feitelijke vaststellingen die in de beschikking van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2007 zijn opgenomen en dat dit betekent dat de in beslag genomen goederen aan UTL zullen worden teruggegeven. 2.10. Bij brief van 21 mei 2008 heeft de (een andere) officier van justitie aan de raadsman van UTL bericht dat vanwege de verbeurdverklaring bij vonnis van 12 december 2007 bij brief van 7 april 2008 ten onrechte de teruggave van de goederen was aangekondigd en dat het hoger beroep in de strafzaak moet worden afgewacht. 2.11. De betreffende in beslag genomen CPU’s zijn ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet aan UTL teruggegeven. 3. Het geschil 3.1. UTL vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter de Staat zal bevelen om binnen 2 dagen na dit vonnis, volledige uitvoering te doen geven aan de onherroepelijke beschikking van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2007 waarin de teruggave van de in beslag genomen goederen is bevolen met veroordeling van de Staat in de kosten van dit geding, althans zodanige voorziening zal treffen als de voorzieningenrechter juist zal achten. 3.2. UTL heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Staat, in het bijzonder het Openbaar Ministerie, onrechtmatig jegens UTL handelt door de beslissing tot teruggave te negeren en door haar handelwijze in deze strafzaak in het algemeen. Daartoe heeft UTL onder meer aangevoerd dat het OM een als zinloos te beschouwen beroep in cassatie heeft ingesteld en laat voortslepen en daarnaast in het kader van de behandeling van de zaak van de medeverdachte in dezelfde BTW-carousselfraude de rechtbank Rotterdam niet, althans onjuist heeft voorgelicht over de goederen, zodat deze alsnog verbeurd zijn verklaard. UTL betoogt dat het niet ten uitvoer leggen van een rechterlijke beslissing waarbij in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen een beroep wordt gedaan op de uitspraak van een andere rechter in een andere zaak onrechtmatig handelen van de Staat oplevert. Daarnaast stelt UTL dat zij schade lijdt als gevolg van het beslag, omdat de waarde van de CPU’s zeer snel daalt. 3.3. De Staat voert verweer. Hij beroept zich op bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering dient te worden gemaakt op de verplichting om aan de last tot teruggave, zoals gegeven in de beschikking van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2007, uitvoering te geven. Het betoog van de Staat komt neer op de stelling dat de verbeurdverklaring, van de in beslag genomen CPU’s, hoewel nog niet onherroepelijk, aan teruggave van die goederen in de weg staat. Daartoe voert hij aan dat indien sprake is van tegenstrijdige beslissingen van de beklagrechter en de later oordelende strafrechter, de beslissing van de strafrechter doorslaggevend is, nu de aard van de beslissingen ex artikel 552 a Sv meebrengt dat die in afwachting van het oordeel van de strafrechter worden gegeven. Ter illustratie van dat standpunt heeft de Staat gewezen op het systeem van de voorlopige hechtenis. 4. De beoordeling 4.1. Bij de beoordeling van een vordering als de onderhavige, die strekt tot nakoming van een rechterlijke beschikking, heeft als uitgangspunt te gelden dat deze uitspraak, indien onherroepelijk, dient te worden nagekomen tenzij de beschikking waarvan nakoming wordt gevraagd klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust dan wel anderszins sprake is van bijzondere omstandigheden die de niet-nakoming dan wel de gedeeltelijke of gewijzigde nakoming rechtvaardigen. 4.2. Gelet op de toezegging van de Staat bij de behandeling van het onderhavige kort geding dat het cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2007 op zeer korte termijn, binnen enkele dagen, zal worden ingetrokken, zal de voorzieningenrechter van de onherroepelijkheid van die beschikking uitgaan. De Staat dient de in beslag genomen voorwerpen dan ook aan UTL terug te geven, tenzij sprake is van een van de hiervoor genoemde uitzonderingen. 4.3. Anders dan de Staat heeft betoogd is de bij vonnis van 12 december 2007 tegen [A] uitgesproken verbeurdverklaring niet een bijzondere omstandigheid die niet-nakoming van de beschikking rechtvaardigt. Voor verbeurdverklaring op de voet van artikel 33 Wetboek van Strafrecht (Sr.) is immers niet vereist dat beslag rust op de te verbeurd verklaren voorwerpen. Dat brengt mee dat de opheffing van het beslag aan de verbeurdverklaring niet in de weg staat en in zoverre van tegenstrijdige beslissingen geen sprake is. Daaraan doet niet af dat het oordeel van de raadkamer dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de voorwerpen verbeurd zullen worden verklaard geen bewaarheid is geworden, gelet op het vonnis van 12 december 2007. 4.4. Artikel 34 Sr. biedt een regeling voor de situatie dat verbeurdverklaring is uitgesproken van niet in beslag genomen voorwerpen. Gelet op de als onherroepelijk te beschouwen beschikking van de raadkamer van 12 juli 2007, waarbij de beslagen zijn opgeheven, doet die situatie zich hier voor. Tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, indien en voor zover die op enig moment onherroepelijk zal zijn, zal kunnen plaatsvinden door uitlevering van de voorwerpen of betaling van de geschatte waarde ervan. Teruggave van de dozen met CPU’s zal dus de executieplicht van het Openbaar Ministerie niet doorkruisen. 4.5. Het standpunt van de Staat lijkt te miskennen dat de nog niet onherroepelijke verbeurdverklaring geen rechtsgrond oplevert om de dozen met CPU’s onder de Staat te houden. Daarvoor is beslag vereist, dat met het onherroepelijk worden van de beschikking van 12 juli 2007, waarbij de beslagen zijn opgeheven, niet meer aan de orde is. 4.6. Al hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd omtrent het gestelde onrechtmatige handelen van het Openbaar Ministerie, omtrent de verhouding tussen het oordeel in raadkamer en dat van de strafrechter na onderzoek ter terechtzitting en omtrent de gestelde maatschappelijke onverantwoordelijkheid om de voorwerpen aan UTL terug te geven, kan niet leiden tot een rechtsgrond als in de vorige alinea bedoeld en behoort om die reden, mede gelet op het voorlopige karakter van deze uitspraak, onbesproken te blijven. 4.7. De Staat heeft zich voorts verweerd met de stelling dat de voorwerpen niet aan UTL toebehoren. Dit verweer is ook gevoerd in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 12 juli 2007 en is toen – kennelijk – verworpen. Het vormt reeds daarom geen bijzondere omstandigheid die niet-nakoming rechtvaardigt. 4.8. De voorgaande overwegingen leiden tot de slotsom dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die niet-nakoming van de beschikking van 12 juli 2007 rechtvaardigen, terwijl niet is gesteld of gebleken dat die beschikking klaarblijkelijk op een misslag berust. Die beschikking moet dus worden nagekomen. 4.9. Het verweer van de Staat dat UTL geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, treft geen doel. De enkele omstandigheid dat de inbeslagneming van de voorwerpen bijna drie jaar geleden heeft plaatsgevonden, brengt nog niet mee dat UTL met het verstrijken van die tijd haar belang bij teruggave heeft verloren. Dat geldt temeer daar het voorwerpen betreft die naar hun aard aan een snelle waardedaling onderhevig zijn. Dat de voorwerpen kort na de inbeslagname zijn getaxeerd op een waarde die op dat moment al 70% minder bedroeg dan de door UTL gestelde waarde, zoals door de Staat aangevoerd, maakt dit niet anders, omdat ook naar de stellingen van de Staat die voorwerpen op dat moment toch nog steeds een aanzienlijke waarde vertegenwoordigden. 4.10. De voorzieningenrechter zal in overeenstemming met de vordering van UTL een voorziening treffen als in het dictum vermeld. 4.11. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van UTL worden begroot op: - dagvaarding EUR 71,80 - vast recht 254,00 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.141,80 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. beveelt de Staat om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis de in beslag genomen goederen, zoals omschreven in de processen-verbaal van inbeslagneming van 31 oktober 2005 en 7 november 2005 bedoeld onder 2.2 van dit vonnis, terug te geven aan UTL, 5.2. veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van UTL tot op heden begroot op EUR 1.141,80, 5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. S. Sicking en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2008.?