Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8274

Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers380687 / CV EXPL 08-4405
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Beëindiging arbeidsovereenkomst na intreden ontbindende voorwaarde. De arbeidsovereenkomst van eiser bevat de ontbindende voorwaarde dat het dienstverband van rechtswege eindigt als eiser niet voor een bepaalde datum een voor zijn functie vereiste opleiding met succes voltooit. Voorts is sprake van een terugbetalingsregeling van de studiekosten. Eiser haalt de opleiding niet, waarna werkgever het dienstverband beëindigt. De kosten van de opleiding worden deels verrekend met het resterend salaris. Het restant wordt bij eiser in rekening gebracht. Eiser vordert betaling van het verrekende bedrag. De kantonrechter is van oordeel dat de terugbetalingsregeling van toepassing is, maar dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om eiser de gehele opleiding, die in verhouding tot zijn salaris erg duur is, zelf te laten betalen. Redelijk is dat iedere partij de helft van de kosten draagt. De vordering van eiser wordt toegewezen tot het gedeelte van het verrekende bedrag dat de helft van de studiekosten te boven gaat.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 380687 / CV EXPL 08-4405 datum uitspraak: 16 juli 2008 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij in conventie verwerende partij in reconventie hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. I.C. Holtkamp tegen de besloten vennootschap CORUS STAAL B.V. te Velsen-Noord, gemeente Velsen gedaagde partij in conventie eisende partij in reconventie hierna te noemen Corus gemachtigde mr. J.P.P. Houtschilt. De procedure [eiser] heeft Corus gedagvaard op 4 april 2008. Corus heeft schriftelijk geantwoord en een vordering in reconventie ingesteld. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 28 mei 2008 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft voor de comparitie een conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie genomen en Corus heeft pleitaantekeningen overgelegd. De feiten in conventie en in reconventie a. [eiser] is met ingang van 1 juli 2004 voor de duur van 12 maanden en vervolgens met ingang van 1 juli 2005 voor onbepaalde tijd bij Corus in dienst getreden als aankomend teammedewerker CGM21. Zijn laatstverdiend salaris bedraagt € 1.784,62 bruto per maand. Van de arbeidsovereenkomst maakt deel uit de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt als [eiser] het diploma voor de opleiding VAPRO A uiterlijk op 1 maart 2007 niet heeft behaald. Alle medewerkers van Corus met een functie als die van [eiser] dienen dit diploma te halen. b. Op 7 februari 2005 heeft [eiser] een opleidingscontract ondertekend ten behoeve van de opleiding VAPRO A. De aan de opleiding verbonden kosten zijn op dat contract niet op de daartoe bestemde plaats ingevuld. [eiser] heeft zijn handtekening geplaatst onder de volgende zinsnede: “Ondergetekende meldt zich hierbij aan voor de omschreven opleiding en verklaart tevens op de hoogte te zijn van de regeling studiefaciliteiten, waaronder de terugbetalingsregeling.” c. Van de regeling studiefaciliteiten van Corus maakt deel uit de terugbetalingsregeling die luidt, voor zover van belang: “Indien werknemer nalatigheid kan worden verweten, dient werknemer alle door werkgever in het kader van deze studiekostenovereenkomst betaalde opleidingskosten alsmede de in deze aan werknemer betaalde vergoeding in tijd of geld terstond terug te betalen, zonder dat daarvoor ingebrekestelling noodzakelijk is. Van nalatigheid kan bijvoorbeeld sprake zijn indien werknemer de opleiding tussentijds beëindigt, onvoldoende studieresultaten heeft behaald c.q. niet voor de opleiding is geslaagd, zonder dat sprake is van persoonlijke, uitzonderlijke omstandigheden (overmacht). Werknemer is gehouden hier direct melding van te maken aan de werkgever.” d. Over de vorderingen van [eiser] is door het opleidingsinstituut schriftelijk gerapporteerd aan Corus. Op die rapportages valt onder meer het volgende te lezen: “Gaat 3 keer zo langzaam als nodig is. Studie tempo hopeloos.(…)Doet blijkbaar thuis niets aan zijn cursus(…) Afspraken worden niet nagekomen!(…)Is pas in bijna 2 jaar bezig in studiedeel 2. Cijfers zijn slecht. Presentie is hopeloos In juni 2006 voor het laatst gezien. Deze route is zinloos.(…)” e. [XXX] (chef van de wacht bij Corus, hierna: [XXX]) heeft schriftelijk onder meer het volgende verklaard: (…)Ik heb dit opleidingscontract bij de ondertekening hiervan op 7 februari 2008 met de heer [eiser] doorgenomen. Zijn direct leidinggevende uit de ploeg de heer [YYY] was tevens tijdens dit gesprek aanwezig en heeft het contract ook getekend. Tijdens dit gesprek hebben wij beiden de terugbetalingsregeling met hem besproken. (…) In deze gesprekken heb ik hem opnieuw op de terugbetalingsregeling gewezen en uitgelegd dat het niet behalen van de opleiding ook tot ontslag kan leiden. Hierbij heb ik ook een bedrag aan studiekosten van € 10.000,-- genoemd. (…) Mijn waarschuwingen hebben echter geen resultaat gehad en de boodschap leek niet bij hem aan te komen. Na een kleine opleving heeft de heer [eiser] medio 2006 besloten om helemaal niet meer naar school te gaan en met zijn opleiding te stoppen. Het klopt niet dat de heer [eiser] niet op de hoogte is van de terugbetalingsregeling. Sterker nog: toen het slecht ging met zijn studie en het eraan zat te komen dat hij zou worden ontslagen door Corus, is hij bij mij thuis geweest. Hij heeft toen in aanwezigheid van mijn vrouw en kinderen tegen mij gezegd dat hij dacht dat Corus niet serieus was met het terugvorderen van de studiekosten. Hij heeft mij zelfs gevraagd of ik niet een oogje voor hem wilde dichtknijpen. Ik heb gezegd dat niet te zullen doen. De heer [eiser] heeft mij later nog op 28 februari 2007 per e-mail gevraagd of er niet wat geregeld kon worden ten aanzien van de terugbetalingsregeling, omdat hij niet zat te wachten op nog een rekening. f. Eén van de leidinggevenden van [eiser], C. [YYY], heeft schriftelijk verklaard: Bij het aangaan van het opleidingstraject door Dhr [eiser] is ook de terugbetalingsregeling besproken. Ik nooit gezegd dat hij niet zwaar moest tillen aan deze terugbetalingsregeling. Tijdens dit gesprek is ook aangegeven wat voor consequentie het heeft als je de opleiding niet haalt, behoudens redenen die buiten ieders macht liggen. Daarna zijn er zeker 3 gesprekken geweest bij de Chef van de Wacht ([XXX]) waarbij ondubbelzinnig is duidelijk gemaakt wat de gevolgen zouden zijn van het niet naar school gaan, hierbij diende zijn oude klasgenoot als voorbeeld. Dit bovenstaande is meermalen erkend en beaamt door Dhr [eiser] met oa zijn eigen bewoordingen “ik heb zelf gedaan ik ben stom geweest maar ik ga er nu aan werken”. g. [ZZZ] (HR-adviseur bij Corus) heeft schriftelijk verklaard, voor zover van belang: Op maandag 12 februari 2007 heb ik een gesprek gehad met dhr. [eiser] m.b.t. zijn studieschuld. Ik heb hem aangegeven wat de hoogte van zijn studieschuld was. (…) Dhr. [eiser] gaf aan dat hij dit lastig vond omdat hij een gezin te onderhouden heeft en een hypotheek moet betalen. Ik hem daarop aangegeven dat ik dit heel vervelend voor hem vond maar dat hij zelf de overeenkomst met Corus is aangegaan en dat dit de consequenties zijn en verder dan ook niets voor hem kan betekenen. h. Voordat [eiser] werd verzocht om de opleiding VAPRO A te doen heeft [eiser] een voortraject doorlopen en is een intredetoets afgenomen om te bezien of hij de opleiding aan zou kunnen. [eiser] heeft het voortraject zonder problemen doorlopen en is voor de intredetoets geslaagd. i. Bij brief van 28 februari 2007 heeft Corus aan [eiser] medegedeeld dat het dienstverband per 1 maart 2007 is beëindigd omdat hij bedoeld diploma niet heeft behaald. j. Bij brief van 11 mei 2007 (die [eiser] pas in juli 2007 zou hebben ontvangen) heeft Corus aan [eiser] laten weten dat hij de kosten van de opleiding voor het diploma VAPRO A nog moet terugbetalen aan Corus. Daarmee was een bedrag van € 9.248,-- gemoeid, waarvan na verrekening met bepaalde salarisposten nog € 5.792,07 overbleef. Corus stelt zich in die brief op het standpunt dat het aan [eiser] zelf te wijten is dat hij de opleiding niet heeft behaald. Daarom is hij gehouden de opleidingskosten terug te betalen. k. Bij brief van 20 juli 2007 heeft Corus laten weten dat de vordering, na verrekening met aandelenopties van [eiser], nog € 4.118,07 bedraagt. Corus heeft [eiser] in deze brief in gebreke gesteld indien hij niet voor 15 augustus 2007 heeft betaald. l. Op de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Corus is van toepassing de Corus CAO. In aanvulling daarop wordt binnen Corus het Handboek Arbeidsregelingen gebruikt. In dit Handboek is een algemene Regeling studiefaciliteiten opgenomen. Ook deze regeling voorziet in een terugbetalingsregeling, indien de werknemer nalatigheid kan worden verweten. m. Bij brief van 19 november 2007 heeft Corus het volgende voorstel aan [eiser] gedaan: (…)Echter, na lang overwegen zijn wij gezien uw persoonlijke situatie bereid om de restschuld van € 4.353,-- (…) kwijt te schelden. [eiser] is met dit voorstel niet akkoord gegaan. De vordering in conventie [eiser] vordert (samengevat) veroordeling van Corus tot betaling van € 5.129,93 netto, te vermeerderen met wettelijke verhoging, buitengerechtelijke incassokosten en rente. [eiser] stelt daartoe het volgende. Allereerst is [eiser] van mening dat hij niet aan de terugbetalingsregeling kan worden gehouden omdat deze hem niet bekend was. De Regeling studiefaciliteiten met de bijbehorende terugbetalingsregeling hem niet uitgereikt.Voorts is [eiser] van mening dat het opleidingscontract dat hij op 7 februari 2005 heeft ondertekend niet geldig is, omdat het bedrag van de aan de opleiding verbonden kosten niet vermeld is. Toen [eiser] het opleidingscontract ondertekende heeft hij aan zijn leidinggevende gevraagd wat de terugbetalingsregeling voor hem zou betekenen. Zijn leidinggevende zou toen gezegd hebben dat hij zich daar geen zorgen over behoefde te maken. Ook zou [eiser] hebben aangegeven dat hij zelf twijfelde aan zijn capaciteiten voor het volgen van deze opleiding en daarom kan hem nu geen nalatigheid worden verweten. Tenslotte heeft [eiser] nog aangevoerd dat de studiekosten in geen verhouding staan tot het door hem bij Corus gedurende zijn vaste dienstverband verdiende salaris. Om die reden is het, volgens [eiser], in elk geval onredelijk om hem die studiekosten te laten terugbetalen. Het verweer en de vordering in reconventie Corus betwist de vordering. Zij voert daartoe – kort weergegeven - het volgende aan. Door het ondertekenen van het opleidingscontract heeft [eiser] verklaard op de hoogte te zijn van de Regeling studiefaciliteiten, waaronder de terugbetalingsregeling. Hiermee is die terugbetalingsregeling op hem van toepassing geworden. [eiser] heeft bij gelegenheid van het tekenen van het opleidingscontract een exemplaar van de regeling uitgereikt gekregen en hij was dus van de inhoud daarvan op de hoogte. [eiser] heeft zich helemaal niet ingezet voor de opleiding en is in juni 2006, zonder overleg met zijn leidinggevende, gestopt. Hij heeft dus nalatig gehandeld en dus is Corus gerechtigd de aan de opleiding verbonden kosten bij hem in rekening te brengen. Die kosten bedragen in totaal € 9.248,--. Na verrekening met de salarisbetalingen over de maanden februari, maart en april 2007 blijft over een bedrag van € 4.118,07 netto door [eiser] aan Corus te voldoen. Het verweer in reconventie. [eiser] heeft de vordering in reconventie gemotiveerd bestreden. Zijn verweer vloeit voort uit zijn stellingen in conventie. De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie 1. Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie zullen deze hieronder gezamenlijk worden behandeld. 2. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het systeem van de wet zich niet zonder meer verzet tegen een terugbetalingsregeling als de onderhavige, waarin een werknemer gehouden is studiekosten terug te betalen als hem kan worden verweten dat hij door nalatigheid de opleiding niet heeft afgerond. 3. [eiser] is van mening dat de hiervoor onder c bedoelde Regeling studiefaciliteiten en terugbetalingsregeling nooit door hem zijn ontvangen, dat de daarin opgenomen terugbetalingsregeling voor studiekosten niet van toepassing is en dat Corus daarom niet tot verrekening had mogen overgaan en niets te vorderen heeft. Ook is [eiser] van mening dat het opleidingscontract dat hij heeft ondertekend niet geldig is omdat de kosten van de opleiding daarin niet vermeld worden. [eiser] wist daarom niet waartoe hij zich verplichtte toen hij het opleidingscontract ondertekende. 4. Het verweer slaagt niet. Allereerst staat vast dat [eiser] voor ontvangst van de voorwaarden heeft getekend. Het had op de weg van [eiser] gelegen om het tegendeel aan te tonen. Dat heeft hij niet gedaan, noch voldoende concreet aangeboden. Er moet daarom van worden uitgegaan dat [eiser] wel degelijk gebonden is geraakt aan die voorwaarden en aan de daarin opgenomen terugbetalingsregeling voor studiekosten. 5. Corus heeft in dit verband ook nog aangevoerd dat [eiser] wel degelijk op de hoogte was van de terugbetalingsregeling en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Nog voor ondertekening van het opleidingscontract zou [AAA] de regeling studiefaciliteiten met de terugbetalingsregeling aan [eiser] hebben uitgereikt en met hem hebben besproken. Vervolgens hebben op 7 februari 2005 de beide leidinggevenden van [eiser] de terugbetalingsregeling met hem besproken en is door [XXX] in dat verband een bedrag van € 10.000,-- genoemd. Ondanks dat de kosten van de opleiding niet in het contract vermeld zijn, wist [eiser] dus waar hij voor tekende. Corus is dan ook van mening dat een geldige opleidingsovereenkomst tot stand is gekomen, waar zij [eiser] aan kan houden. 6. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt. Niet duidelijk is geworden waarom de kosten niet op het opleidingscontract vermeld zijn. Kennelijk is dat gewoon vergeten of is het de gewoonte niet. Naar het oordeel van de kantonrechter handelt Corus niet zo zorgvuldig als van haar mag worden verwacht. 7. Toch is de kantonrechter het met Corus eens. Op grond van de hiervoor geciteerde verklaringen kan geconcludeerd worden dat [eiser] op de hoogte was van de terugbetalingsregeling op het moment dat hij het opleidingscontract tekende. Zo blijkt uit de schriftelijke verklaring van zowel [YYY] als [XXX] dat bij diverse gelegenheden met [eiser] is gesproken over de terugbetalingsverplichting indien hij zijn opleiding zou verzaken. Ook de schriftelijke verklaring van [BBB] geeft steun aan de stelling van Corus. Zij heeft immers verklaard dat zij op 12 februari 2007 [eiser] heeft gesproken over de hoogte van zijn studieschuld en de mogelijkheden om deze terug te betalen. Als [eiser] niet op de hoogte was geweest van die verplichting en daardoor dus min of meer zou zijn overvallen, dan had hij naar alle waarschijnlijkheid daarvan blijk gegeven in dat gesprek. Daarvan blijkt niets en [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij dat heeft gedaan. Dat het precieze bedrag van de opleidingskosten mogelijk niet bekend was maakt dit niet anders. Uit de schriftelijke verklaring van [XXX] valt immers af te leiden dat hem een bedrag van zo’n € 10.000,-- was voorgehouden. [eiser] heeft tegenover de schriftelijke verklaringen die Corus in het geding heeft gebracht te weinig naar voren gebracht om aan die verklaringen voorbij te gaan. Evenmin heeft [eiser] een gespecificeerd bewijsaanbod gedaan van zijn stelling dat hij niet op de hoogte was van de terugbetalingsverplichting. 8. Daar komt dan nog bij dat als onweersproken vast staat dat iedereen die bij Corus een zelfde soort functie bekleedt als die van [eiser] deze VAPRO A opleiding moet volgen. [eiser] had dus, ook als de kosten van de opleiding hem niet bekend waren bij het ondertekenen van het opleidingscontract, op eenvoudige wijze er achter kunnen komen waartoe hij zich nu eigenlijk door ondertekening van het contract had verplicht. 9. [eiser] heeft ook aangevoerd dat hem geen nalatigheid kan worden verweten. De opleiding zou te hoog gegrepen zijn geweest en hij zou dat bij aanvang al hebben aangegeven. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt. Uit de – niet door [eiser] betwiste – inhoud van de rapportages van het opleidingsinstituut blijkt dat [eiser] onvoldoende zijn best deed. Ter zitting is duidelijk geworden dat hij nooit met zijn leidinggevende heeft besproken dat hij de opleiding te moeilijk vond of er andere problemen mee had. Ook is ter zitting duidelijk geworden dat hij, zonder overleg met zijn leidinggevende, de opleiding op eigen initiatief heeft gestaakt. Met Corus is de kantonrechter dan ook van oordeel dat [eiser] nalatigheid kan worden verweten, op grond waarvan Corus de opleidingskosten kan terugvorderen. [eiser]’s stelling dat doordat Corus met verouderde functieomschrijvingen werkt, niet kan worden vastgesteld wat de voor de functie benodigde opleidingseisen zijn wordt gepasseerd. Corus heeft ter zitting in dit verband onbetwist gesteld dat alle aankomend teammedewerkers die in vaste dienst komen, de opleiding VAPRO A moeten doen. Dit omdat zij alleen dan als zelfstandig bedieningsman of procesoperator kunnen gaan werken. 10. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [eiser] in beginsel gehouden is de studiekosten terug te betalen. Dit is slechts anders als het onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [eiser] heeft in dit verband aangevoerd dat de studiekosten, gelet op de hoogte van zijn salaris, onevenredig hoog zijn. Gedurende het jaar dat hij bij Corus in vaste dienst was heeft hij netto slechts ongeveer € 23.787,-- verdiend. De kantonrechter volgt [eiser] hierin. De volgende omstandigheden worden daarbij in aanmerking genomen. Allereerst de omstandigheid dat [eiser] alleen in aanmerking kon komen voor een vast dienstverband bij Corus als hij ermee instemde de opleiding VAPRO A te gaan doen en – in het verlengde daarvan – als hij akkoord ging met de terugbetalingsregeling. De aan die opleiding verbonden kosten, die wel (globaal) zijn genoemd maar niet zwart-op-wit in het opleidingscontract staan vormden dus een risico voor [eiser] waar hij eigenlijk niet aan kon ontkomen, als hij in vaste dienst wilde komen. Niet uitgesloten kan worden dat hij daarom wat lichtvaardig heeft ingestemd met een en ander zonder zich om de eventuele nadelige consequenties te bekommeren. Van een werkgever als Corus zou daarom mogen worden verwacht dat zij bij het sluiten van het opleidingscontract met werknemers als [eiser] zo zorgvuldig te werk gaat dat de kosten van de desbetreffende opleiding vermeld worden, zodat daar geen enkel misverstand over kan bestaan. Corus heeft hier ten opzichte van [eiser] een steek laten vallen. Verder heeft Corus kennelijk op het functioneren van [eiser] geen kritiek. Immers, vast staat dat [eiser] ook na het beëindigen van het dienstverband via het uitzendbureau bij Corus, op dezelfde afdeling, is blijven werken. Naar het oordeel van de kantonrechter maken deze omstandigheden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiser] de gehele opleiding, die in verhouding tot zijn salaris erg duur is, zelf te laten betalen. Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is als beide partijen elk de helft van de opleidingskosten dragen. Aldus zal worden beslist 11. Dat betekent dat [eiser] een bedrag van € 4.624,-- aan opleidingskosten heeft te dragen. Door middel van verrekening heeft hij € 5.129,93 betaald, zodat hij van Corus tegoed heeft € 505,93. De vordering in conventie wordt tot dit bedrag toegewezen. 12. Met Corus is de kantonrechter van oordeel dat wettelijke verhoging met het oog op de omstandigheden van het geval moet worden gematigd tot nihil. Redengevend daarvoor is onder meer dat [eiser] het aan zichzelf te wijten heeft dat hij de opleiding niet heeft afgerond en het – dus – niet onbegrijpelijk is dat Corus aanspraak heeft gemaakt op terugbetaling van de opleidingskosten, overeenkomstig de terugbetalingsregeling. 13. [eiser] heeft zijn vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet gehandhaafd, zodat daar niet op behoeft te worden beslist. 14. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. 15. Nu beide partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld worden de proceskosten in beide procedures tussen hen gecompenseerd als na te melden. Beslissing De kantonrechter: In conventie: - veroordeelt Corus tot betaling aan [eiser] van € 505,93 (VIJFHONDERD EN VIJF EURO 93/100) netto, althans het bruto equivalent daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 januari 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde; In reconventie: - wijst de vordering af; In conventie en in reconventie: - compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.