Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8303

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers75593 / KG ZA 08-112
Statusgepubliceerd


Indicatie

Van werkelijke wil afwijkend aanbod tot afwikkeling van een schuld. Gerechtvaardigd vertrouwen van schuldenaar? Procesrisico. Opheffing executoriaal loonbeslag.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 75593 / KG ZA 08-112 Vonnis in kort geding van 24 juli 2008 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, advocaat mr. R. Kiewitt te Alkmaar, procureur mr. V.J. Groot, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AZTECO ELECTRONICS B.V., gevestigd te Zwijndrecht, gedaagde, advocaat mr. J. Eerbeek te Veenendaal. Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en Azteco. 1. Het procesverloop De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 10 juli 2008 kennis genomen van de volgende processtukken: - dagvaarding van 5 juni 2008, - pleitnotities van mr. R. Kiewitt, voornoemd, - pleitnotities van mr. J. Eerbeek, voornoemd, - de door beide partijen overgelegde producties. Ten slotte is vonnis gevraagd 2. De feiten 2.1 In 2004 heeft Azteco ten laste van [eiseres] executoriaal loonbeslag doen leggen op basis van een door de rechtbank Haarlem gewezen waarbij [eiseres] en haar voormalig echtgenoot, de heer [echtgenoot], hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 162.548,76, inclusief proceskosten, te vermeerderen met rente, aan Azteco. In 2006 is dit vonnis in eerste aanleg door het Hof Amsterdam bekrachtigd. 2.2 [eiseres] heeft op 27 augustus 2007 een brief aan Azteco gestuurd, waarin zij – kort gezegd – een betalingsvoorstel heeft gedaan voor het op dat moment nog openstaande bedrag. 2.3 Naar aanleiding van dit voorstel heeft Azteco bij mail van 25 september 2007 aan haar raadsman, mr. A. Klaassen (verder: Klaassen) het volgende meegedeeld: “ […] Het voorstel van mevrouw [eiseres] wijzen wij af. Tijdens de rechtzaak hebben wij mevrouw [eiseres] een aantal malen voorgesteld om te schikken, maar toen wilde mevrouw geen enkel reeël aanbod doen. Nu willen wij een tegenvoorstel doen. Mevrouw [eiseres] doet voor 30 oktober eenmalig een betaling van 65.000,- euro en daarmee is wat haar betreft de zaak afgedaan wel behouden wij ons het recht voor om de rest te verhalen op de heer [echtgenoot]. […] ” 2.4 In reactie op deze brief heeft Klaassen aan [eiseres] bij brief van 2 oktober 2007 onder meer het volgende medegedeeld: “ […] Cliënte laat mij thans weten het voorstel af te wijzen. Cliënte memoreert dat tijdens de procedure een aantal malen het voorstel is gedaan om tot een minnelijke regeling te komen, waar destijds door u geen gebruik van is gemaakt. Zij is wel bereid éénmalig een tegenvoorstel te doen om op een voor u voordeliger wijze de zaak af te wikkelen dan thans gebeurd. Indien u voor eind oktober een eenmalige betaling van € 6.500,00 kunt doen, danwel dit kunt laten financieren, is wat cliënte betreft de zaak afgedaan en is zij bereid de resterende vordering kwijt te schelden. Cliënte behoudt zich het recht voor om dit restant te verhalen op de heer [echtgenoot]. […] ” 2.5 Op 6 oktober 2007 heeft [eiseres] een mail gestuurd aan Klaassen met de volgende inhoud: “ […] Bedankt voor het geweldige aanbod, natuurlijk ga ik hierop in. U ontvangt van mij voor 31 oktober a.s. een bedrag van 6.500 euro waarna ik bevrijd word van het loonbeslag en hiermee ook de resterende schuld vervalt. […] ” 2.6 Op 8 oktober 2007 heeft Klaassen aan [eiseres] een mail gestuurd met de volgende inhoud: “ […] Ik vrees dat hier sprake is van een misverstand. Het voorstel van cliente houdt een bedrag van EUR 65.000,-. […] ” 2.7 Op 16 oktober 2007 heeft [eiseres] een bedrag van € 6.500,00 overgemaakt naar de rekening van Azteco. 2.8 Azteco heeft het ten laste van [eiseres] gelegde executoriaal loonbeslag niet opgeheven. 3. Het geschil 3.1 [eiseres] vordert Azteco te veroordelen om, binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis, mee te werken aan de opheffing van het loonbeslag, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Azteco in de kosten van het geding. [eiseres] stelt daartoe het volgende. 3.2 Door aanvaarding van het aanbod van Azteco door [eiseres] op 6 oktober 2007 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij zich Azteco zich heeft verplicht [eiseres] finale kwijting te verlenen indien zij voor 31 oktober 2007 een bedrag van € 6.500,- zou betalen. Nu [eiseres] aan deze voorwaarde heeft voldaan dient Azteco haar verplichtingen na te komen en het loonbeslag op het salaris van [eiseres] op te heffen en het overige deel van de vordering kwijt te schelden. 3.3 De conclusie van Azteco strekt tot afwijzing van de vordering. Zij voert als verweer het volgende aan. 3.7 Het schrijven van 2 oktober 2007 komt niet overeen met de werkelijke wil van Azteco, nu in de brief abusievelijk € 6.500,00 in plaats van € 65.000,00 is vermeld. Ook mocht [eiseres] niet gerechtvaardigd vertrouwen dat het schrijven wel met de wil van Azteco overeenkomt. Immers betroffen de eerder aan haar gedane schikkingsvoorstellen € 100.000,00 en bedroeg de resterende schuld op het moment dat het voorstel werd gedaan € 145.000,00, zodat een nieuw schikkingsvoorstel van € 6.500,00 niet voor de hand lag. [eiseres] had ten minste onderzoek moeten doen naar de overeenstemming tussen de wil en de verklaring van Azteco, hetgeen zij niet heeft gedaan. De betaling van € 6.500,00 door [eiseres] betreft dientengevolge geen bevrijdende betaling ten aanzien van het gehele bedrag en het loonbeslag behoeft derhalve niet te worden opgeheven. 4. De beoordeling 4.1 Dat het de wil van Azteco is geweest aan [eiseres] een aanbod te doen het geschil te regelen tegen betaling van € 65.000,- is voldoende aannemelijk af te leiden uit de overgelegde stukken, in het bijzonder de mail van Azteco aan Klaassen van 25 september 2007. Het aanbod dat is omschreven in 2.4 wijkt van die wil af, doordat het een bedrag vermeldt van € 6.500,00. Dat de wil en de verklaring van Azteco niet met elkaar overeenstemmen is uit de tekst van de brief van 2 oktober 2007 echter niet af te leiden. 4.2 De kern van het geschil is of [eiseres] gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat Azteco de wil had haar het aanbod te doen van € 6.500,00. Zij heeft het aanbod bij mail van 6 oktober 2007 aanvaard en daaruit blijkt genoegzaam dat zij het aanbod heeft opgevat als aanbod om het geschil te regelen tegen betaling van € 6.500,00. Dat Azteco kort daarop liet weten dat het de bedoeling was geweest om € 65.000,00 te vermelden in plaats van € 6.500,00 doet dan niet meer ter zake voor het antwoord op de kernvraag. Wel van belang is welke strekking [eiseres] onder de gegeven omstandigheden aan de verklaring van Azteco mocht toekennen. 4.3 Tijdens de procedure die bij de rechtbank Haarlem tegen [eiseres] en haar ex-echtgenoot over de vordering van Azteco is gevoerd, is door Azteco aan [eiseres] een aanbod gedaan waarbij [eiseres] tegen finale kwijting kon volstaan met betaling van € 100.000,00. De ex-echtgenoot van [eiseres] was toen niet meer actief in de procedure betrokken en de vordering was toen ruim € 160.000,00 groot. Door [eiseres] is, nadat het gerechtshof de veroordeling van [eiseres] in hoger beroep had bekrachtigd, in het kader van executoriale beslagen in ieder geval in totaal ongeveer € 65.000,00 aan Azteco voldaan. Toen kwam het aanbod om tegen finale kwijting nog € 6.500,00 te betalen. Als zij daarop inging zou zij in totaal ongeveer € 71.500,00 hebben voldaan. De vordering van Azteco was door rente en kosten natuurlijk hoger geworden dan de oorspronkelijke € 160.000,00. Het aanbod vermeldde dat Azteco zich alle rechten tegenover [eiseres]s ex-echtgenoot voorbehield. Met deze man had [eiseres] toen al vele jaren geen enkel contact meer. Of hij verhaal bood respectievelijk al wat betaald had, vermeldde Azteco niet. Verder is van belang dat het een al jarenlang slepende kwestie was, wat – in het algemeen gesproken – tot de opvatting kan leiden dat partijen er een punt achter willen zetten. Ook weegt mee dat Azteco wist, althans veronderstelde (aldus de advocaat van Azteco ter zitting) dat [eiseres] het bedrag van € 65.000,00 niet kon betalen. De wil van Azteco was dus eigenlijk niet gericht op het doen van een voor [eiseres] haalbaar schikkingsvoorstel. Daarnaast geldt dat een bedrag van € 6.500,00 in acht maanden via het loonbeslag door Azteco had kunnen worden geïnd, wat het tot een relatief laag bedrag maakt. 4.4 Mocht [eiseres] begrijpen dat Azteco – na een bod van € 100.000,00 jaren daarvoor – genoegen nam met betalingen van bij elkaar ongeveer € 71.500 of moest zij veronderstellen dat dit geen reëel aanbod was en dat Azteco € 65.000,00 had willen vermelden, waardoor de betalingen in totaal op ongeveer € 136.500 zouden uitkomen? Op grond van de in 4.3 vermelde omstandigheden valt niet goed te voorspellen wat een rechter in een bodemzaak hierover zou beslissen. Wel kan gezegd worden dat het procesrisico in zo’n geschil waarschijnlijk komt te liggen bij Azteco, nu het vermelde bedrag van € 6.500,00 niet multi-interpretabel is. Tenzij Azteco de bodemrechter er van weet te overtuigen dat [eiseres] dit bedrag niet als reëel had mogen beschouwen, heeft Azteco geen vordering meer op [eiseres]. 4.5 Uit 4.4 volgt dat voorshands – tot het tegendeel is bepaald – ervan moet worden uitgegaan dat Azteco geen vordering meer heeft op [eiseres] en dat bij wijze van ordemaatregel de opheffing van het gevraagde executoriale beslag gerechtvaardigd is. 4.6 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Azteco worden veroordeeld in de proceskosten. 5. De beslissing De voorzieningenrechter veroordeelt Azteco om binnen 5 werkdagen na betekening van dit vonnis het door haar ten laste van [eiseres] gelegde loonbeslag op het salaris van [eiseres] op te heffen; bepaalt dat Azteco een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,00 voor iedere werkdag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij in gebreke zal blijven om aan dit vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van € 100.000,00; veroordeelt Azteco in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 816,00 aan salaris van de procureur en € 339,44 aan verschotten, waarvan € 254,00 aan griffierecht; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2008.