Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8311

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800641/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 december 2005 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) de aanvraag van het college van kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente te Leiden (hierna: het college) om een restauratiesubsidie voor de Hooglandse Kerk te Leiden (hierna: de kerk) afgewezen.


Uitspraak

200800641/1. Datum uitspraak: 23 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente te Leiden, appellant, tegen de uitspraak in zaak nr. 06/6184 van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 december 2007 in het geding tussen: het college van kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente te Leiden en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen: de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). 1. Procesverloop Bij besluit van 19 december 2005 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) de aanvraag van het college van kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente te Leiden (hierna: het college) om een restauratiesubsidie voor de Hooglandse Kerk te Leiden (hierna: de kerk) afgewezen. Bij besluit van 14 juni 2006 heeft de staatssecretaris het daartegen door het college gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 17 december 2007, verzonden op 18 december 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door het college ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op 24 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. ir. L. Barendregt en C.J. de Witt, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A. Valkenburcht, werkzaam bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 34, eerste lid van de Monumentenwet 1988, voor zover thans van belang, kan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten. Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot het verstrekken van subsidie als bedoeld in het eerste lid. Het Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties 2005 (hierna: Brgr 2005) is de regeling bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Monumentenwet 1988. Ingevolge artikel 2 van het Brgr 2005 kan de minister aan de eigenaar van de Hooglandse Kerk te Leiden subsidie verstrekken in de subsidiabele restauratiekosten. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, wordt onder restauratie verstaan: werkzaamheden aan een beschermd monument, het normale onderhoud te boven gaand, die voor het herstel van het beschermde monument noodzakelijk zijn. Ingevolge artikel 3 zijn onder meer de artikelen 14 en 16 van het Besluit rijkssubsidiering restauratie monumenten 1997 (hierna: het Brrm 1997) van toepassing. Ingevolge artikel 14 van het Brrm 1997 dient de eigenaar de aanvraag om subsidie, vergezeld van een restauratieplan en een begroting van de restauratiekosten, in bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het desbetreffende beschermde monument is gelegen. Ingevolge het tweede lid bestaat het restauratieplan uit: a. een beschrijving van de technische staat van het beschermd monument, waarin de gebreken van het beschermd monument nauwkeurig vermeld staan; b. tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven; c. een op de onder a bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan. Ingevolge artikel 16, eerste lid, zijn subsidiabele restauratiekosten kosten die, met inachtneming van het tweede tot en met het zevende lid, naar het oordeel van de minister noodzakelijk zijn om de onderdelen van een beschermd monument, die monumentale waarde bezitten te herstellen of te conserveren. Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder g, zijn subsidiabele restauratiekosten tevens kosten die gemaakt worden voor bouwhistorisch onderzoek. 2.2. Bij het besluit op bezwaar heeft de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Daaraan heeft de staatssecretaris - samengevat - ten grondslag gelegd dat de aanvraag in hoofdzaak beperkt is tot de uitvoering van onderzoek naar de technische staat van de kerkvensters, scheurvorming in de koorsluiting en het pleisterwerk op de muren en de gewelven en incidenteel klein herstel van het pleisterwerk, terwijl onderzoekskosten slechts subsidiabel zijn in samenhang met en als onderdeel van een integraal restauratieplan. Daarvan is in het geval van de onderhavige onderzoekskosten geen sprake. Voorts heeft de staatssecretaris zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat het college er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de gevraagde subsidie desondanks zou worden verstrekt. 2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het college er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een restauratiesubsidie voor de gemaakte onderzoekskosten zou worden verstrekt. Daartoe voert het college aan dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de strekking van hetgeen M. Koelstra (hierna: Koelstra), medewerkster van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (hierna: de RDMZ), tijdens een overleg tussen het college, de gemeente Leiden en de RDMZ op 24 augustus 2005 heeft verklaard en de context waarbinnen deze uitlatingen zijn gedaan. Volgens het college heeft Koelstra tijdens voornoemd overleg desgevraagd toegezegd dat de gemaakte onderzoekskosten ook voor subsidie in aanmerking zouden komen indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek geen verdere restauratiewerkzaamheden zouden worden verricht. 2.3.1. Tijdens het overleg van 24 augustus 2005 zijn het college, de gemeente Leiden en de RDMZ overeengekomen om onderzoek te laten verrichten naar de technische staat van de kerkvensters, scheurvorming in de koorsluiting en het pleisterwerk op de muren en de gewelven teneinde de noodzaak van verdere restauratiewerkzaamheden aan de kerk vast te kunnen stellen. Ter zitting is van de zijde van het college nader toegelicht dat bij hem twijfel bestond of de onderzoekskosten ook voor subsidie in aanmerking zouden komen, indien naar aanleiding van de onderzoeksresultaten geen restauratiewerkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Om die reden heeft het college tijdens het overleg van 24 augustus 2005 de vertegenwoordigster van de RDMZ hierover vragen gesteld. In het verslag van dit overleg is ter zake vermeld: "MK (lees: M. Koelstra van de RDMZ) zegt toe dat alle drie de onderzoeken, dus ook het onderzoek naar de scheurvorming, subsidiabel zijn in het kader van een Brgr 2005-aanvraag." Deze mededeling, indien zo opgevat dat het onderzoek subsidiabel zou zijn, ongeacht de uitkomst, strookt niet met het systeem van het Brgr 2005, waarbij onderzoekskosten slechts subsidiabel zijn met en als onderdeel van een restauratieplan. Van dat systeem was het college zich - zo is ter zitting bevestigd - ook bewust. Daarom moest het college zich afvragen of ook subsidie zou kunnen worden verstrekt als het onderzoek niet zou leiden tot een restauratie van enige omvang. Die vraag is bij het college ook gerezen, reden waarom het naar aanleiding van de mededeling van Koelstra nadere inlichtingen heeft ingewonnen bij een ambtenaar van de gemeente Leiden. Dat deze de vraag bevestigend heeft beantwoord, kan het college niet baten, nu deze bevestiging niet aan het tot subsidieverstrekking bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Ter zitting heeft de minister er nog op gewezen dat de gevraagde subsidie ook vanwege haar relatief geringe omvang niet had kunnen worden verstrekt, nu de subsidieregeling - bekend onder de naam "kanjerregeling" - alleen voorziet in het subsidiëren van omvangrijke, kostbare restauraties, die het normale onderhoud te boven gaan. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat het college aan de mededeling van Koelstra het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat de gemaakte onderzoekskosten, zonder dat deze samenhingen met een daarbij overgelegd restauratieplan, voor subsidie in aanmerking zouden komen. De rechtbank is met juistheid tot dezelfde slotsom gekomen. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat. w.g. Konijnenbelt w.g. Roelfsema voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2008 47-496.