Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8323

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708694/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 14 september 2006 heeft het dagelijks bestuur van het Regionaal Milieubedrijf te Cuijk (hierna: het dagelijks bestuur) de aan [wederpartij] ten behoeve van haar sociale koopwoning toegekende subsidie nader bepaald op nihil.


Uitspraak

200708694/1. Datum uitspraak: 23 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het dagelijks bestuur van het Regionaal Milieubedrijf, appellant, tegen de uitspraak in zaak nr. 07/17 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 oktober 2007 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats] en het dagelijks bestuur van het Regionaal Milieubedrijf. 1. Procesverloop Bij besluit van 14 september 2006 heeft het dagelijks bestuur van het Regionaal Milieubedrijf te Cuijk (hierna: het dagelijks bestuur) de aan [wederpartij] ten behoeve van haar sociale koopwoning toegekende subsidie nader bepaald op nihil. Bij besluit van 19 december 2006 heeft het dagelijks bestuur het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 29 oktober 2007, verzonden op 5 november 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 19 december 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2007, hoger beroep ingesteld. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door P.P.G. Wintjes en J.W.M. Koenders, werkzaam bij het Regionaal Milieubedrijf, en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van het Besluit woninggebonden subsidies (hierna: het BWS), geldt bij het toekennen van de budgetten de voorwaarde dat er een verordening in het belang van de volkshuisvesting is, die voldoet aan hoofdstuk IV van het BWS. Ingevolge artikel 12, aanhef en onder f, geldt bij het toekennen van de budgetten de voorwaarde dat het budgethoudend bestuursorgaan hoofdstuk IV van het BWS naleeft. Ingevolge artikel 37, eerste lid, dat is opgenomen in hoofdstuk IV van het BWS, gaat het bestuursorgaan, bij uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-koopwoning als jaarlijkse bijdrage, voor zover thans van belang, telkens vijf jaar nadat het vijfde jaarbedrag is uitgekeerd, na of de som van de inkomens, bepaald volgens bijlage VI bij het BWS, zodanig wijzigt dat bij de som volgens de tabel, bedoeld in artikel 35, een andere hoofdsom behoort dan die waarvan bij de vaststelling van het bedrag van de geldelijke steun is uitgegaan. Het bestuursorgaan bepaalt daartoe volgens bijlage VI bij het BWS de sommen van de inkomens. Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, wijzigt het budgethoudend bestuursorgaan, indien blijkt dat een wijziging als bedoeld in het eerste lid zich heeft voorgedaan, voordat een volgend jaarbedrag wordt uitbetaald de hoofdsom dienovereenkomstig. Op grond van artikel 12, aanhef en onder a, van het BWS is de Verordening woninggebonden subsidies (hierna: de VWS) vastgesteld. Ingevolge artikel 117 van de VWS kan het dagelijks bestuur, indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening zou leiden tot een onredelijke beslissing, afwijken van het bepaalde in de verordening. 2.2. Aan [wederpartij] is bij besluit van 11 november 1996 een subsidie toegekend voor geldelijke steun in verband met de aankoop van haar sociale koopwoning gelegen aan de Brem 13 te Boxmeer. In dit besluit is vermeld dat elke vijf jaar een reguliere inkomenstoets wordt uitgevoerd. Op basis van de daarvoor relevante inkomensgegevens van [wederpartij] heeft het dagelijks bestuur de subsidie bij het besluit van 14 september 2006 op nihil bepaald, omdat de aan de hand van deze inkomensgegevens berekende hoofdsom lager is dan het bedrag dat reeds aan subsidie is uitbetaald. Niet in geschil is dat het dagelijks bestuur het toetsinkomen van [wederpartij] en de bijbehorende hoofdsom juist heeft berekend. 2.3. De rechtbank heeft overwogen dat het dagelijks bestuur, gelet op hetgeen [wederpartij] heeft aangevoerd, ten onrechte niet heeft getoetst aan de hardheidsclausule die is opgenomen in artikel 117 van de VWS en heeft het besluit van 19 december 2006 wegens strijd met artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd. 2.4. Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de hardheidsclausule die is opgenomen in artikel 117 van de VWS slechts de ruimte biedt om af te wijken van het bepaalde in de VWS. Omdat niet de VWS, maar het BWS regels stelt voor de wijziging van de hoogte van de subsidie aan de hand van het inkomen, kan de hardheidsclausule niet worden toegepast op grond van bijzondere omstandigheden die het inkomen betreffen, aldus het dagelijks bestuur. 2.5. Dit betoog slaagt. De hardheidsclausule die is opgenomen in artikel 117 van de VWS, is blijkens haar bewoordingen terecht beperkt tot mogelijke afwijking van deze verordening, aangezien in een lagere regeling niet van een hogere regeling kan worden afgeweken als die hogere regeling daartoe geen grondslag bevat. Dit is ook in de toelichting op dit artikel tot uitdrukking gebracht. Deze vermeldt dat het dagelijks bestuur bij gebruikmaking van de hardheidsclausule gehouden blijft aan de regels van het BWS. Het staat het dagelijks bestuur derhalve niet vrij om op basis van de hardheidsclausule in de VWS af te wijken van het bepaalde in het BWS. Artikel 37, eerste lid, van het BWS, gelezen in samenhang met het vierde lid van dat artikel, en bijlage VI bij het BWS, waarnaar het eerste lid verwijst, regelen concreet op welke wijze het dagelijks bestuur de sommen van de inkomens dient te bepalen op basis waarvan de hoogte van de subsidie wordt bepaald. In het BWS is geen hardheidsclausule opgenomen. Het dagelijks bestuur heeft derhalve niet de bevoegdheid om af te wijken van de genoemde bepalingen en de bijlage. Het betoog van [wederpartij] dat de toepassing van deze bepalingen in haar geval tot een voor haar onaanvaardbaar hard besluit leidt en dat van de regeling zou moeten worden afgeweken, kan niet slagen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. 2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Gezien hetgeen is overwogen onder 2.5, zal de Afdeling, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het besluit van 19 december 2006 alsnog ongegrond verklaren. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 oktober 2007 in zaak nr. 07/17; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.U. Kallan, ambtenaar van Staat. w.g. Bijloos w.g. Kallan voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2008 47-554.