Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8341

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200709001/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de afgifte van de door [appellant] verzochte Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) geweigerd.


Uitspraak

200709001/1. Datum uitspraak: 23 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2026 van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2007 in het geding tussen: [appellant] en de minister van Justitie. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de afgifte van de door [appellant] verzochte Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) geweigerd. Bij besluit van 3 april 2007 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 november 2007, verzonden op 12 november 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 18 december 2007 hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2008, waar [appellant] bijgestaan door mr. M. Zwennes, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. Gimbrère, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] heeft om de afgifte van een VOG verzocht ten behoeve van een aanvraag van een verlenging van een chauffeurspas bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, ter uitoefening van zijn beroep als taxichauffeur. 2.2. Ingevolge artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) is een VOG een verklaring van de minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon. De verklaring bevat geen andere mededelingen. Ingevolge artikel 35, eerste lid, weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan. Bij de beoordeling van het risico voor de samenleving worden de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Circulaire Beleidsregels 2004 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een VOG van natuurlijke personen en rechtspersonen (hierna: de Circulaire), vastgesteld bij besluit van de minister van 15 maart 2004 (Stcrt. 2004, 63). Volgens de Circulaire wordt de afgifte van een VOG geweigerd, indien de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan het moment van toetsing voorkomt in de justitiële documentatie en de aangetroffen antecedenten, gelet op het risico voor de samenleving een belemmering kunnen vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of opdracht waarvoor de verklaring wordt gevraagd. Voor een taxichauffeur geldt, dat de aanvrager vijf jaar voorafgaand aan het moment van toetsing niet mag voorkomen in de justitiële documentatie, althans dat er geen sprake mag zijn van relevante antecedenten. Om vast te stellen of de aangetroffen antecedenten een belemmering (kunnen) vormen voor de afgifte van een VOG zijn in bijlage A bij de Circulaire een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen neergelegd aan de hand waarvan het risico voor de samenleving wordt bepaald. Wat betreft het screeningsprofiel voor een taxichauffeur vermeldt die bijlage dat een taxichauffeur belast is met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van mensen. In hun functie komt het vaak voor dat er een één op één relatie is, waarbij sprake is van een (tijdelijke) afhankelijkheid. Eén van de risico's in de taxibranche is het in gevaar brengen van de veiligheid van personen en goederen. 2.3. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft de minister de aanvraag om een VOG afgewezen omdat, kort weergegeven, Altun op 24 oktober 2006 onherroepelijk veroordeeld is voor meerdere geweldsdelicten. Dit staat volgens de minister, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, aan een behoorlijke uitoefening van zijn werkzaamheden als taxichauffeur in de weg. 2.4. [appellant] komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de veroordelingen ten grondslag konden worden gelegd aan het besluit van de minister om de afgifte van een VOG te weigeren. [appellant] betoogt hiertoe in de eerste plaats dat de rechtbank ten onrechte stelt dat het strafbare feit relevant is. Uit de overgelegde "daderprofielen" blijkt dat plegers van huiselijk geweld, met een verder blanco strafblad, een aparte groep vormen. Deze aparte groep vormt geen gevaar voor de samenleving. Dat [appellant] geen gevaar oplevert voor de samenleving, blijkt ook uit verklaringen van zijn voormalige werkgevers. Voorts betoogt [appellant] dat de weigering voor hem onevenredige gevolgen heeft. Hij heeft niet kunnen voorzien dat zijn relationele problemen gevolgen zouden hebben voor de uitoefening van zijn beroep. Tot slot betoogt Altun dat artikel 35, eerste lid, van de Wsjg ruimte laat voor de minister om met zijn individuele omstandigheden rekening te houden. 2.5. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de gevraagde VOG, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden, diende te worden geweigerd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 maart 2008 in zaak nr. 200706535/1; www.raadvanstate.nl) is de omstandigheid dat strafbare feiten zich niet hebben voorgedaan tijdens of in verband met het functioneren van de aanvrager als taxichauffeur, niet van doorslaggevend belang. Het gaat er om of de strafbare feiten, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zouden verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, nu [appellant] onherroepelijk veroordeeld is voor het plegen van geweldsdelicten, die de strafrechter, gelet op de hoogte van de straf, als ernstig heeft bestempeld. Het gaat hierbij bij uitstek om zaken die naar hun aard niet te verenigen zijn met de functie van taxichauffeur. In de door [appellant] gestelde omstandigheid dat hij tot een aparte groep plegers van huiselijk geweld behoort en hiermee geen gevaar oplevert voor de samenleving, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de minister niet heeft mogen afgaan op de beschikbare justitiële gegevens. De minister mag ervan uitgaan dat de strafrechter bij de straftoemeting rekening heeft gehouden met de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd. Nu, zoals de minister ook heeft overwogen, de veroordeling van recente datum is en de proeftijd nog niet is verstreken, heeft de minister zich, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, op het standpunt mogen stellen dat de strafbare feiten aan een behoorlijke uitoefening van de werkzaamheden als taxichauffeur in de weg staan. In de door [appellant] genoemde omstandigheid dat de weigering van de VOG onevenredige gevolgen voor hem heeft wegens het wegvallen van zijn inkomsten, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het gevolg van het niet verkrijgen van een VOG, namelijk het niet kunnen uitoefenen van het werk als taxichauffeur, besloten ligt in het Besluit personenvervoer 2000, zodat moet worden aangenomen dat de wetgever hier welbewust voor heeft gekozen. Voorts beperkt de Circulaire de strafbare feiten die aan de aanvrager van een VOG worden tegengeworpen, tot die welke zich vijf jaar voorafgaande aan de toetsing van de aanvraag hebben voorgedaan. [appellant] heeft door het plegen van de strafbare feiten gedurende die periode het risico genomen dat hij zijn beroepsuitoefening als taxichauffeur niet zou kunnen voortzetten. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Roemers                            w.g. De Leeuw-van Zanten lid van de enkelvoudige kamer      ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2008 97-581.