Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8355

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708243/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkelland (hierna: het college) de Stichting Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte (hierna: Oldenkotte) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een hekwerk en lichtmasten op het perceel Kienvenneweg 18 te Rekken (hierna: het perceel).


Uitspraak

200708243/1. Datum uitspraak: 23 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/380 van de rechtbank Zutphen van 18 oktober 2007 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Berkelland. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkelland (hierna: het college) de Stichting Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte (hierna: Oldenkotte) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een hekwerk en lichtmasten op het perceel Kienvenneweg 18 te Rekken (hierna: het perceel). Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 oktober 2007, verzonden op 19 oktober 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 december 2007. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2008, waar het college, vertegenwoordigd door S.A. van der Spek, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting Oldenkotte, vertegenwoordigd door B.G. Lankhaar en [belanghebbende], als belanghebbende gehoord. Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Eibergen" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Bijzondere instelling" en "Bos en natuurgebied". Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Bijzondere instelling" bestemd voor een gebruik ten behoeve van de Van Ouwenaller-vereniging (sociaal-maatschappelijke hulpverlening), een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen. Ingevolge het tweede lid, onder 1, aanhef en onder h, is uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan: andere bouwwerken met een maximale hoogte van 12 m. Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, is op gronden met de bestemming "Bos en natuurgebied", voor zover thans van belang, uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan: andere bouwwerken met een maximale hoogte van 2 m. 2.2. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een hekwerk van ongeveer 5 m hoog met lichtmasten van ongeveer 8 m hoog. In de bouwaanvraag is aangegeven dat het hekwerk en de lichtmasten zullen worden gebruikt voor omheining en beveiliging van een centrum voor forensisch psychiatrische zorg voor volwassenen dat als hoofdtaken heeft de beveiliging en behandeling van TBS-gestelden. Vaststaat dat het bouwplan voor zover voorzien op gronden met de bestemming "Bos en natuurgebied", vanwege de hoogte van het hekwerk en de lichtmasten in strijd is met het bestemmingsplan. Teneinde bouwvergunning voor het bouwplan te kunnen verlenen, heeft het college in zoverre met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend. 2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de vrijstelling ten onrechte niet mede ziet op het gebruik van de gronden die worden omsloten door het hekwerk. Naar zij stellen worden deze gronden, voor zover deze de bestemming "Bos en natuurgebied" hebben, door de situering van het in het bouwplan voorziene hekwerk in strijd met de bestemming voor de behandeling van TBS-gestelden gebruikt. 2.3.1. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college ten onrechte geen vrijstelling heeft verleend voor het door [appellanten] bedoelde gebruik. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 januari 2002 in zaak nr. 200005648/1; www.raadvanstate.nl), is in het stelsel van de Woningwet geen plaats voor een beslissing omtrent de bouwvergunning anders dan op grond van een daartoe strekkende aanvraag. De aanvraag om bouwvergunning ziet uitsluitend op de plaatsing van het hekwerk en lichtmasten. Indien gebruik van de door [appellanten] bedoelde gronden in strijd met het bestemmingsplan mocht plaats vinden, kan daartegen met het treffen van bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen worden opgetreden. 2.4. Voor zover [appellanten] met hun betoog dat de aan Oldenkotte verleende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer niet langer toereikend is als gevolg van de oprichting van het in het bouwplan voorziene bouwwerk, beogen te stellen dat om die reden vrijstelling en bouwvergunning hadden moeten worden geweigerd, treft dit geen doel, reeds omdat dit voor het eerst in hoger beroep is aangevoerd en de rechtbank dit in de aangevallen uitspraak niet in aanmerking heeft kunnen nemen. 2.5. [appellanten] betogen tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het huidige gebruik dat Oldenkotte van het perceel maakt in strijd is met de bestemming "Bijzondere instelling", nu dit in deze procedure niet ter beoordeling voorligt. Uitsluitend de vraag of de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het college in redelijkheid de verleende vrijstelling en bouwvergunning in bezwaar heeft kunnen handhaven, staat ter beoordeling. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Van Heusden voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2008 163-543.