Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8370

Datum uitspraak2008-03-27
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers07/6660
Statusgepubliceerd


Indicatie

30%-regeling buitenlandse werknemers. Geen terugwerkende kracht. Nalatig optreden gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat er alleen grond is voor terugwerkende kracht wanneer de aanvraag plaatsvindt binnen vier maanden na tewerkstelling. Nalatig optreden van gemachtigde dient voor eisers rekening te blijven. Toepassing hardheidsclausule is voorbehouden aan minister van Financiën.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 07/6660 Uitspraakdatum: 27 maart 2008 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Z, eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 27 augustus 2007 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking waarbij de 30%-regeling op eiser vanaf 1 februari 2007 van toepassing is verklaard. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2008. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Gronden 1. Eiser heeft de Franse nationaliteit en is sinds 1 augustus 2002 woonachtig in Nederland. 2. Eiser was per 21 augustus 2002 werkzaam voor B. Ter zake van deze tewerkstelling is bij beschikking van 22 oktober 2002, met ingang van 1 augustus 2002 de 30%-regeling op eiser van toepassing verklaard. 3. Per 24 november 2003 is eiser gaan werken bij C. Eisers toenmalige gemachtigde heeft bij brief van 23 februari 2004 ter zake van de nieuwe arbeidsovereenkomst verzocht om toepassing van de 30%-regeling. 4. Bij beschikking van 29 september 2004 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, in verband met het niet verstrekken van voor de beoordeling van het verzoek van belang zijnde gegevens. Tegen deze beschikking is geen bezwaar ingediend. 5. Bij brief van 12 januari 2007 heeft eisers nieuwe gemachtigde, opnieuw een verzoek ingediend tot toepassing van de 30%-regeling, met terugwerkende kracht tot 24 november 2003, zijnde de datum indiensttreding bij C. 6. Bij beschikking van 14 mei 2007 is de 30%-regeling op eiser van toepassing verklaard, met ingang van 1 februari 2007. 7. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen de ingangsdatum van deze beschikking. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. 8. Eiser stelt dat het oorspronkelijke, onder 3. genoemde verzoek door verweerder niet is toegekend door nalatigheid van eisers toenmalige gemachtigde. Daardoor dreigt hij, wanneer de bestreden beschikking pas per 1 februari 2007 zou gelden, in de periode tussen 23 november 2004 en 1 februari 2007 de 30%-regeling mis te lopen. 9. Artikel 15a, eerste lid, aanhef en onder j van de Wet op de loonbelasting 2004 (tekst 2007) bepaalt dat tot de vrije vergoedingen behoren vergoedingen, in redelijkheid, ter zake van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst (extraterritoriale kosten), met dien verstande dat voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen of buiten Nederland worden uitgezonden, onder daarbij te stellen voorwaarden, geldt dat vergoedingen van kosten van verblijf buiten het land van herkomst – voor van buiten Nederland in dienstbetrekking genomen werknemers gedurende ten hoogste tien jaar – ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30 percent van het loon en de vergoeding voor extraterritoriale kosten, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden. 10. Artikel 9h, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) bepaalt dat een verzoek om toepassing of voortgezette toepassing van de bewijsregel ten aanzien van een ingekomen werknemer wordt gedaan aan de inspecteur. Deze beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het tweede lid bepaalt vervolgens dat indien het verzoek is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling als extraterritoriale werknemer door de inhoudingsplichtige, de beschikking terugwerkt tot en met de aanvang van de tewerkstelling als extraterritoriale werknemer. Indien het verzoek later is gedaan, is de beschikking van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek is gedaan. 11. Niet in geschil is dat eiser voldoet aan de voorwaarden van de 30%-regeling. In geschil is uitsluitend of de 30%-regeling met terugwerkende kracht tot de datum van indiensttreding bij C, zijnde november 2003, moet worden toegepast, zoals eiser voorstaat, of met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het nieuwe verzoek is gedaan, zijnde 1 februari 2007, zoals verweerder voorstaat. 12. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur de beoordeling van eisers verzoek tot toepassing van de 30%-regeling correct, conform het hiervoor vermelde tweede lid van artikel 9h van het Uitvoeringsbesluit heeft toegepast. Het verzoek van eiser dateert van 12 januari 2007, zodat verweerders postivieve beschikking terecht eerst in werking is getreden per 1 februari 2007. Voor terugwerkende kracht tot de datum van tewerkstelling van eiser bij C (24 november 2003) is geen plaats, aangezien het verzoek ruim drie jaar na de tewerkstelling is gedaan en artikel 9h van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting alleen ruimte biedt voor terugwerkende kracht indien de verzoeken binnen vier maanden na tewerkstelling zijn gedaan. 13. Eisers grief dat aan de beschikking terugwerkende kracht moet worden toegekend tot 24 november 2003 - de datum van indiensttreding bij C - omdat hij is gedupeerd ten gevolge van nalatig optreden van zijn toenmalige gemachtigde, treft geen doel. Het door eiser gestelde nalatige optreden in de verzoekprocedure van zijn toenmalige gemachtigde - wat hier verder ook van zij - is een zaak tussen eiser en zijn toenmalige gemachtigde. Dit dient dan ook voor eisers rekening te blijven. 14. Ten aanzien van het beroep van eiser op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank als volgt. In de wet Inkomstenbelasting 2001 is geen hardheidsclausule opgenomen. Alsdan behoort het uitsluitend tot de discretionaire bevoegdheid van de Minister van Financiën om, met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te beoordelen of er nochtans gronden zijn eiser in zijn verzoek om de bestreden beschikking met terugwerkende kracht inwerking te laten treden op basis van de in dit artikel neergelegde hardheidsclausule. Een dergelijk oordeel is derhalve aan de toets van de rechter in belastingzaken onttrokken. 15. Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan verweerder. Het beroep is ongegrond. 16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan op 27 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.E. Keulemans rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.