Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8387

Datum uitspraak2008-07-22
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers87937 FA RK 06-1239
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gezamenlijk gezag. Schorsing omgangsregeling voor de duur van twee jaren.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 87937 FA RK 06-1239 beschikking d.d. 22 juli 2008 in de zaak van: [de vrouw], wonende te [adres], verzoekster, hierna te noemen de vrouw, procureur mr. M.R. Holthinrichs, en [de man], wonende te [adres], verweerder, hierna te noemen de man, procureur mr. L.T.J. van Veen, advocaat mr. J.G. Burgers te Alkmaar. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft op 17 oktober 2006 en op 16 oktober 2007 (tussen-) beschikkingen gegeven. Op 8 april 2008 is ter griffie een brief ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (de Raad). De verdere behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting met gesloten deuren van 26 juni 2008. Daarbij zijn verschenen en gehoord de vrouw, bijgestaan door mr. M.S. Scheffers namens mr. M.R. Holthinrichs, alsmede de heer R.C.M. Wouters namens de Raad. RECHTSOVERWEGINGEN De rechtbank neemt hier over hetgeen werd overwogen en beslist in haar beschikkingen van 17 oktober 2006 en van 16 oktober 2007. In de beschikking van 16 oktober 2007 is de beslissing op het verzoek van de vrouw aangehouden in afwachting van een rapport en advies van de Raad met betrekking tot een omgangsregeling en proefcontacten tussen de man en het minderjarige kind van partijen, [de minderjarige], geboren [in 2000] in de gemeente [***]. Advies van de Raad Sinds 2004 is er slechts summier contact geweest tussen de man en [de minderjarige]. De gang van zaken in het verleden en tijdens het onderzoek geven niet de indruk dat de man duidelijke afspraken wil maken en deze ook wil nakomen. Evenmin zet de man zich in voor verbetering van de communicatie opdat enig vertrouwen kan ontstaan. Proefcontacten zijn daarom niet tot stand gekomen. Het is niet in het belang van [de minderjarige] om de omgangsregeling voort te zetten. Standpunt van de vrouw De vrouw is het eens met het advies van de Raad. Beoordeling Gezamenlijk gezag brengt in beginsel mee dat de met gezag beklede ouder bij wie het kind niet verblijft recht op omgang heeft, nu dat recht een wezenlijk deel van ouderlijk gezag uitmaakt. De vrouw heeft verzocht de omgangsregeling tussen de man en het minderjarige kind van partijen te beëindigen. De man verzet zich daartegen. De rechtbank toetst het verzoek in het kader van artikel 253a Boek I BW. Daarbij is van belang of de omgangsregeling in het belang van de minderjarige moet worden geacht. Een omgangsregeling geeft het kind de gelegenheid om een band met zijn vader op te bouwen en draagt bij aan een goede identiteitsontwikkeling. Er dient dan wel sprake te zijn van continuïteit. Bij het ontbreken hiervan kan het vertrouwen van het kind beschadigd raken. De gang van zaken in het verleden en zoals die blijkt uit het rapport van de Raad geven niet de indruk dat de man duidelijke afspraken wil maken en deze wil nakomen; de man lijkt zich evenmin in te willen zetten om tot verbetering van de communicatie met de vrouw te komen. [de minderjarige] is thans 8 jaar oud. Een kind van die leeftijd verkeert in een kwetsbare fase waarin zijn identiteitsontwikkeling nog verder vorm moet krijgen. De rechtbank acht het thans niet in het belang van [de minderjarige] om een omgangsregeling in stand te houden waarbij de man op momenten dat het hem uitkomt contact kan afdwingen, maar vervolgens de afspraken die zijn gemaakt niet nakomt. De rechtbank zal daarom het recht op omgang van de man met [de minderjarige] schorsen voor de duur van twee jaren. BESLISSING schorst het recht van de man op omgang met [de minderjarige], geboren [in 2000] in de gemeente [***], voor de duur van twee jaren; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 22 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier, A. den Held. De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld. Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden. Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.