Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8389

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers101242 / FA RK 08-845
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek wijziging hoofdverblijf afgewezen. Omgangsregeling gedetailleerd vastgesteld vanwege de moeizame communicatie tussen partijen. Informatie- en consultatieplicht.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 101242 / FA RK 08-845 beschikking d.d. 8 juli 2008 in de zaak van: [de man], wonende te [adres], verzoeker, hierna te noemen de man, procureur mr. P. Rietberg, en [de vrouw], wonende te [adres], verweerster, hierna te noemen de vrouw, procureur mr. M. Vos. PROCESVERLOOP De man heeft op 2 april 2008 een verzoekschrift ingediend waarin hij vraagt te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad, primair dat het minderjarige kind van partijen het hoofdverblijf bij hem zal hebben, subsidiair dat de man gerechtigd zal zijn het minderjarige kind van partijen iedere vrijdagmiddag van 17.00 uur tot maandagochtend naar school bij zich te ontvangen en te bepalen dat de man gerechtigd is om het minderjarige kind van partijen de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij zich te ontvangen, in ieder geval voor het jaar 2008 volgens een door de man voorgesteld rooster en te bepalen dat de vrouw informatie aan de man dient te verstrekken en dient te betrekken in de beslissingen aangaande het minderjarige kind van partijen. De zaak is door de rechtbank behandeld ter zitting met gesloten deuren van 26 juni 2008. daarbij zijn partijen, bijgestaan door hun raadslieden, en de heer R.C.M. Wouters namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna te noemen de Raad), verschenen en gehoord. De man heeft ter zitting bij monde van zijn procureur zijn verzoek aangevuld in die zin dat hij de rechtbank verzoekt te bepalen dat het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen voor de duur van één jaar bij de man zal zijn. Mr. Vos heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. RECHTSOVERWEGINGEN Tussen partijen staat het volgende vast: - zij hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond van 2 december 2002 tot en met 19 februari 2006; - uit deze relatie is het minderjarige kind geboren: * [de minderjarige], geboren [in 2004] in de gemeente [***], erkend door de man op [datum]; - partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over het minderjarige kind; - het minderjarige kind heeft hoofdverblijf bij de vrouw. Standpunt van de man Vanaf het moment dat partijen uit elkaar zijn verloopt het overleg met betrekking tot [de minderjarige] moeizaam. De man constateert dat de vrouw niet met de man wil overleggen met betrekking tot [de minderjarige]. De vrouw maakt het de man onmogelijk om invulling te geven aan zijn rol als gezaghebbende ouder. De man heeft de vrouw in december 2007 een brief toegezonden met onder andere het verzoek om met elkaar te overleggen over de omgangsregeling en de man te laten weten hoe het met [de minderjarige] gaat op de peuterspeelzaal. De vrouw is hier niet op in gegaan. De man is bang dat [de minderjarige] gezien de gedragingen van de vrouw klem of verloren raakt tussen beide ouders. Gezien de onwelwillende houding van de vrouw stelt de man zich op het standpunt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij haar hoofdverblijf bij de man zal hebben en dat er een omgangsregeling tussen de vrouw en [de minderjarige] wordt vastgesteld. Als alternatieve oplossing stelt de man voor dat [de minderjarige] gedurende een jaar haar hoofdverblijf bij hem heeft. Hij zal er vanuit die situatie voor kunnen zorgen dat er wel overleg zal zijn tussen partijen. Subsidiair verzoekt de man te bepalen dat hij gerechtigd is om [de minderjarige] één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot maandagmorgen naar school bij zich te ontvangen alsmede de helft van alle schoolvakanties en feestdagen en in ieder geval voor het jaar 2008 de omgangsregeling volgens onderstaand schema vast te leggen: Zomervakantie: 6 juli tot en met 17 juli 2008; Herfstvakantie: 18 oktober tot en met 21 oktober 2008; Kerstvakantie: 26 december tot en met 31 december 2008. De man verzoekt om de omgangsregeling vooral voor wat betreft de vakanties ook voor de komende jaren vast te leggen. Tevens verzoekt de man te bepalen dat de vrouw gehouden zal zijn om de man informatie omtrent [de minderjarige] te verstrekken en de man te betrekken in de beslissingen die aangaande [de minderjarige] dienen te worden genomen. De man kan zich er niet in vinden dat de maatschappelijk werker van de vrouw begeleiding biedt aan partijen, omdat dit een collega is van de vrouw. Deze persoon zal niet onpartijdig zijn. De man heeft destijds de mediation stopgezet, maar dat was vanwege de starre houding van de vrouw. De man is van mening dat begeleiding of bemiddeling niets zal opleveren en zal zich ook overigens niet wenden tot een instantie die partijen hulp zou kunnen bieden. Standpunt van de vrouw De vrouw is van mening dat voortzetting van de huidige situatie, namelijk dat [de minderjarige] het hoofdverblijf bij de vrouw heeft, het meeste in het belang is van [de minderjarige]. De daartoe strekkende verzoeken van de man dienen te worden afgewezen. Het is onjuist dat de vrouw niet met de man in overleg wil treden met betrekking tot [de minderjarige]. De man wil zijn zin doordrijven en wil niet communiceren. De vrouw ervaart het gedrag van de man als bedreigend. Hij heeft de mediation, die twee jaar geleden in gang is gezet, stopgezet. De vrouw is bereid zich in te zetten voor een betere communicatie met de man. Zij heeft hulp en begeleiding van het Algemeen Maatschappelijk Werk. De maatschappelijk werkster kan partijen bijstaan in gesprekken. Ook is de vrouw bereid een ouderschapscursus te volgen. De vrouw stelt de volgende omgangsregeling voor: Eén weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur; in de zomervakantie verblijft [de minderjarige] de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw; in de herfstvakantie verblijft [de minderjarige] van woensdag 10.00 uur (of 17.00 uur) tot zondagavond 17.00 uur bij de man; in de kerstvakantie verblijft [de minderjarige] het ene jaar tijdens de kerstdagen bij de man en het andere jaar tijdens Nieuwjaar. De vrouw geeft aan dat drie weken achtereen in de zomervakantie wellicht te lang is voor [de minderjarige] en verzoekt de man om [de minderjarige] zonodig, in overleg met de vrouw, eerder terug te brengen naar de vrouw. De vrouw is bereid om in het kader van de uitoefening van het gezamenlijk gezag de man op de hoogte te houden omtrent belangrijke aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige]. Ook is zij bereid de man te raadplegen over te nemen beslissingen zoals schoolkeuze, medische behandelingen en buitenlands verblijf over een langere periode. De man dient te respecteren dat de dagelijkse beslissingen over [de minderjarige] worden genomen door de vrouw, nu de vrouw het hoofdverblijf biedt. Beoordeling Hoofdverblijf Het minderjarige kind van partijen [de minderjarige], thans 4 jaar oud, heeft sinds het uiteengaan van partijen het hoofdverblijf bij de vrouw. Nu er geen concrete zorgen zijn met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om het hoofdverblijf te wijzigen, ook niet voor de duur van een jaar. De rechtbank acht bovendien een wijziging van het hoofdverblijf een te zwaar middel om als mogelijke oplossing te gebruiken voor de communicatieproblemen tussen partijen. De rechtbank zal daarom de primaire verzoeken van de man afwijzen. Omgangsregeling Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 21 augustus 2007 is een omgangsregeling vastgesteld inhoudende dat de man [de minderjarige] één weekend per veertien dagen bij zich mag ontvangen, en dat het verblijf van [de minderjarige] tijdens feestdagen en vakanties door partijen in onderling overleg wordt bepaald. Gebleken is dat de communicatie tussen partijen zeer moeizaam verloopt en dat overleg tussen partijen niet mogelijk is. Partijen hebben beide verzocht de omgangsregeling zo gedetailleerd mogelijk, ook voor wat betreft de vakanties, in de beschikking vast te leggen. De man heeft bovendien verzocht om de vakanties in de komende jaren vast te leggen. Juist omdat de communicatie tussen partijen zo moeizaam verloopt zal de rechtbank partijen daarin volgen. De rechtbank komt, alles in overweging nemend, tot een omgangsregeling zoals hierna in het dictum weergegeven. Deze omgangsregeling houdt in dat [de minderjarige] tijdens de zomervakantie drie weken bij de man zal verblijven. De man heeft ter zitting toegezegd dat hij [de minderjarige] eerder naar de vrouw terug zal brengen als [de minderjarige] aangeeft dat ze haar moeder niet langer kan missen, hetgeen gezien de jonge leeftijd van [de minderjarige] mogelijk kan zijn. Het verblijf van [de minderjarige] in de zomervakantie van 2008 is gestart op zaterdag 28 juni 2008 om 10.00 uur, omdat [de minderjarige] dat weekend in het kader van de bestaande omgangsregeling al bij de man is. Informatie Uit het gezamenlijk uitoefenen van het gezag vloeit voort dat belangrijke beslissingen betreffende de kinderen worden genomen in overleg tussen ouders. De man heeft aangevoerd dat daarvan op dit moment geen sprake is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man om te bepalen dat hij in beslissingen betreffende [de minderjarige] wordt betrokken en dat hij omtrent belangrijke aangelegenheden wordt geïnformeerd toewijzen. BESLISSING wijzigt de beschikking van deze rechtbank d.d. 21 augustus 2007 als volgt: stelt de volgende omgangsregeling vast: - het minderjarige kind van partijen [de minderjarige] verblijft één weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de man; - in de zomervakantie 2008 verblijft [de minderjarige] de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw; in 2009 de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man, in het daarop volgende jaar weer andersom, enzovoort; - in de herfstvakantie 2008 verblijft [de minderjarige] de tweede helft van deze vakantie, dat wil zeggen van woensdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 17.00 uur bij de man; in de herfstvakantie 2009 verblijft [de minderjarige] de eerste helft van deze vakantie bij de man tot woensdagochtend 10.00 uur; in het daarop volgende jaar weer andersom, enzovoort; - in de kerstvakantie 2008 verblijft [de minderjarige] de eerste helft van deze vakantie, en in ieder geval tijdens de kerstdagen bij de man; in 2009 verblijft [de minderjarige] de tweede helft van deze vakantie bij de man, in ieder geval tijdens Nieuwjaar; in het daarop volgende jaar weer andersom, enzovoort; bepaalt dat de vrouw de man zal betrekken in belangrijke beslissingen omtrent [de minderjarige] zoals schoolkeuze, medische behandelingen en verblijf in het buitenland gedurende een langere periode; de vrouw dient de man volledig te informeren omtrent belangrijke aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige]; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier, A. den Held. De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld. Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt. Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.