Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8391

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460007-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wegens poging tot zware mishandeling en mishandeling, beide gepleegd in een discotheek te Winterswijk in de nacht van 31 december 2007 op 1 januari 2008, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren. beroep op noodweerexces afgewezen. vordering van de benadeelde partij is toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460007-08 Uitspraak d.d.: 23 juli 2008 Tegenspraak / dip, oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1986], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen tegen en/of op het hoofd heeft getrapt/geschopt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (buiten bewustzijn) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Winterswijk aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en/of letsel aan de ka(a)k(en) en/of de oogkas(sen) en/of de jukbeen(deren)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) meermalen tegen en/of op het hoofd te trappen/schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (buiten bewustzijn) op de grond lag; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen tegen en/of op het hoofd heeft getrapt/geschopt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (buiten bewustzijn) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Winterswijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met kracht) op/in/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde 1. De officier van justitie heeft vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde gevorderd en bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. 2. Namens verdachte is vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. 3. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Uit het specialistenbericht d.d. 8 januari 2008 van F.C.W. Slootman, chirurg, blijkt dat bij het slachtoffer sprake was van een forse zwelling in de rechter gelaatshelft/neus en een hematoom rond het rechteroog. Verder was sprake van een kleine neusfractuur zonder belangrijke dislocatie. Een CT scan liet geen verdere bijzonderheden zien. Met betrekking tot de neusfractuur van het slachtoffer is geen operatief ingrijpen nodig geweest. Ook wordt in het specialistenbericht vermeld, dat het slachtoffer dezelfde dag weer uit de kliniek kon worden ontslagen en dat in principe geen afspraak voor controle werd gemaakt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de geconstateerde letsels, ook in combinatie, geen zwaar lichamelijk letsel opleveren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, Bewijsmotivering ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde (eindnoot 1) 4. Door de raadsvrouw is ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde naar voren gebracht dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu door verdachtes handelen redelijkerwijs geen zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan, zodat ook hier vrijspraak dient te volgen. 5. De rechtbank oordeelt terzake het meer subsidiair ten laste gelegde als volgt. 6. Uit het dossier blijkt dat op 1 januari 2008 een incident heeft plaatsgevonden in zalencentrum Nijenhuis te Winterswijk, waarbij verdachte en aangever [slachtoffer 1] betrokken waren. 7. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij verklaart dat hij op 1 januari 2008 in zalencentrum Nijenhuis te Winterswijk klappen heeft gekregen. Hij denkt dat hij op de grond is gevallen. Hij weet niet of hij daarna nog meer klappen heeft gehad. Hij heeft de persoon die hem heeft geslagen, niet gezien. Hij heeft in ieder geval een gebroken neus opgelopen. Hij heeft ook veel pijn aan zijn gezicht. (eindnoot 2) 8. Verdachte verklaart dat hij in de nacht van 31 december 2007 op 1 januari 2008 naar Nijenhuis in Winterswijk gegaan. Hij heeft een jongen drie vuistslagen gegeven en één keer ter hoogte van zijn borst getrapt. (eindnoot 3) 9. [getuige 1] verklaart dat zij op 1 januari 2008, omstreeks twee uur, in zalencentrum Nijenhuis te Winterswijk was. Zij zag dat, toen [slachtoffer 1] op de grond lag, [verdachte] zeker drie keer hard in het gezicht van [slachtoffer 1] schopte.(eindnoot 4) 10. [getuige 2] verklaart dat hij met zijn vriendengroep oudejaarsavond heeft gevierd en omstreeks 01.20 uur naar Nijenhuis te Winterswijk is gegaan. Hij zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] vol in het gezicht schopte terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Hij trapte [slachtoffer 1] minimaal drie maal hard in het gezicht.(eindnoot 5) 11. De rechtbank acht het feit zoals dat meer subsidiair ten laste is gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen. Deze bewezenverklaring is gebaseerd op genoemde aangifte van [slachtoffer 1] en de genoemde verklaringen van verdachte, [getuige 1] en [getuige 2]. Bewijsmotivering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde 12 Door de officier van justitie is gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 2 ten laste gelegde feit. 13. Door de raadsvrouw is bepleit dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, gelet op de wisselende verklaringen die over dit feit zijn afgelegd. 14. De rechtbank oordeelt terzake het onder 2 ten laste gelegde als volgt. 15. [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij verklaart dat hij op 1 januari 2008 aan het werk was als beveiligingsbeambte in Nijenhuis te Winterswijk. Aangever hield een jongen in een nekklem. De jongen werd iets rustiger en aangever liet de klem wat losser. Hij zag dat de jongen zijn rechtervuist balde en hem met kracht in zijn rechterwang sloeg. Aangever voelde een harde klap en voelde pijn in zijn rechterwang.(eindnoot 6) 16. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij heeft geprobeerd aangever op zijn schouder te tikken. Hij kon niets zeggen. Hij was erg benauwd, het werd zwart voor zijn ogen. Het kan zijn dat hij met zijn pink in het gezicht van aangever heeft gekrast. 17. [getuige 2] verklaart dat hij in Nijenhuis te Winterswijk heeft gezien dat [verdachte] met iemand van de security aan het vechten was. Hij zag dat [verdachte] de securityman sloeg met zijn vuisten. Op een gegeven moment kreeg deze securityman [verdachte] in een soort nekklem en werkte hem tegen de grond.(eindnoot 7) 18 De rechtbank acht het feit zoals dat onder 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft betwist dat hij geweld heeft gebruikt. Verdachte heeft ter zitting echter verklaard dat hij een beweging langs het gezicht van de aangever kan hebben gemaakt. Uit de verklaringen van aangever en [getuige 2] blijkt voorts dat het om een geweldshandeling ging. De bewezenverklaring is gebaseerd op genoemde aangifte van [slachtoffer 2] en de genoemde verklaringen van verdachte en [getuige 2]. De laatste verklaart weliswaar dat de geweldshandeling aan de nekklem voorafging, maar moet zich daarin vergissen, nu ook uit de lezing van verdachte volgt, dat eerst de nekklem door aangever werd aangelegd. Bewezenverklaring 19. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1 meer subsidiair: hij op 01 januari 2008 in de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met kracht meermalen tegen en/of op het hoofd heeft getrapt/geschopt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2: hij op 01 januari 2008 in de gemeente Winterswijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde 20. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde 21. Het bewezene levert op de misdrijven: 1 meer subsidiair: poging tot zware mishandeling. 2: mishandeling Strafbaarheid van de verdachte; beroep op noodweer(exces) 22. Door de raadsvrouw is met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat bij het schoppen van verdachte sprake was van noodweer, althans van noodweerexces. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat verdachte werd omringd door vrienden van [slachtoffer 1]. Verdachte voelde zich door de jongens bedreigd en had al meerdere klappen ontvangen. Hij kon niet meer weglopen. Hij heeft zich verdedigd. 23. Voor een geslaagd beroep op de strafuitsluitingsgrond van noodweer is vooreerst vereist, dat aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, ofwel een noodweersituatie, jegens verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat van een noodweersituatie sprake was. De verklaring van verdachte vindt geen steun in de getuigenverklaringen. Daaruit blijkt niet van een bedreigende situatie waarin verdachte zich moest verdedigen. Uit de volgorde van de gebeurtenissen leidt de rechtbank af dat verdachte met het geweld, te weten het slaan en trappen van [slachtoffer 1], is begonnen toen er voor hem nog geen sprake was van een noodweersituatie. Twee van de bij de rechter-commissaris gehoorde getuigen verklaren met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit dat zij hebben gezien dat verdachte werd geslagen en geschopt door meerdere jongens. Zij hebben echter niet gezien dat verdachte zelf heeft geslagen dan wel geschopt. Gelet op deze bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen, sluit de rechtbank overigens niet uit dat er ná het door verdachte gebruikte geweld tegen [slachtoffer 1] wèl een noodweersituatie voor verdachte is ontstaan. Toen is door verdachte echter geen geweld meer gebruikt. Het beroep op noodweer slaagt derhalve niet. Nu het handelen van verdachte niet voortkwam uit een voor hem bestaande noodweersituatie slaagt het beroep op noodweerexces evenmin. 24. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 25. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering. 26. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafoplegging aangevoerd dat toezicht van de reclassering niet nodig is, maar dat verdachte hieraan wel zal meewerken wanneer het wordt opgelegd. Ook heeft de raadsvrouw gewezen op de mogelijkheden van elektronisch toezicht. 27. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte in een volle discotheek het slachtoffer in het gezicht heeft getrapt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Daarnaast heeft verdachte die nacht een medewerker van de beveiliging van de discotheek in zijn gezicht gestompt. Het gebruik van geweldshandelingen in het uitgaansleven is een ernstig feit. Het zorgt niet alleen voor een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook bij degenen die erbij aanwezig zijn of er later van horen. Een poging tot zware mishandeling dient in beginsel met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden bestraft. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat ten aanzien van feit 1 slechts het meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat een deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van strafbare feiten tegengaan. De rechtbank acht het niet opportuun om daarnaast nog een bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te stellen. Vordering tot schadevergoeding 28. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 360,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. 29. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. Schadevergoedingsmaatregel 30. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Voorlopige hechtenis De rechtbank stelt vast dat de voorlopige hechtenis door de raadkamer ambtshalve is opgeheven bij beschikking van 10 juli 2008. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij. [slachtoffer 1], [adres], van een bedrag van € 360,-, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, een bedrag te betalen van € 360,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. Van der Hooft, voorzitter en mrs Van Harreveld en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2008. (eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0640/08-200468, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Achterhoek, Doetinchem, gesloten en getekend op 14 januari 2008. (eindnoot 2) Proces-verbaal van verhoor van aangever p. 29 (eindnoot 3) Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 64 (eindnoot 4) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 40 (eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 75 (eindnoot 6) Proces-verbaal van verhoor aangever p. 70-71 (eindnoot 7) Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] p. 75