Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8442

Datum uitspraak2008-06-26
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers07/1327 VEROR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verleende kapvergunning voor het kappen van 63 Amerikaanse eiken en 139 Douglassparren op Park Stakenberg blijft in stand. Kapvergunning is verleend in het belang van de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Met verweerder neemt de rechtbank aan dat het bos op het landgoed dringend behoefte heeft aan onderhoud. Op grond hiervan heeft verweerder de kapvergunning kunnen verlenen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: 07/1327 VEROR Uitspraak in het geding tussen: 1. [eiseres 1] te Elspeet, eiseres 2. [eiseres 2] te Rotterdam eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet verweerder. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder van 29 juni 2007. 2. Feiten Bij besluit van 7 februari 2007 heeft verweerder aan [naam], exploitant van Hotel Stakenberg Vastgoed B.V., vergunning verleend voor het kappen van 63 Amerikaanse eiken en 139 Douglassparren op het perceel [adres] te Elspeet. Hiertegen hebben eiseressen bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder - overeenkomstig het advies van de Commissie Bezwaarschriften - het bezwaar van eiseres onder I en 2 ongegrond verklaard. 3. Procesverloop Eiseres onder 1 heeft tegen dit besluit beroep ingesteld op de in het aanvullend beroepschrift van 6 september 2007 vermelde gronden. Eiseres onder 2 heeft eveneens tegen dit besluit beroep ingesteld. Namens eiseres heeft mr. E.M. van Bennekom, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, de gronden van beroep aangevuld bij het aanvullend beroepschrift van 6 september 2007. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend. De beroepen zijn behandeld ter zitting van 18 maart 2008, waar eiseressen zijn verschenen. Eiseres onder 2 is bijgestaan door mr. Van Bennekom, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Kokkes en M. Hagens. 4. Motivering Zowel eiseres onder 1 als onder 2 is eigenares van een woning op een perceel gelegen naast het perceel waarvoor verweerder kapvergunning heeft verleend. De raad van verweerders gemeente heeft bij besluit van 25 februari 1999 de Verordening op het bewaren van houtopstand 1999 (hierna: kapverordening) vastgesteld. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de kapverordening is het verboden zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen. Ingevolge artikel 4 van de kapverordening kan verweerder de vergunning weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand:, f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Eiseres onder l en 2 brengen naar voren dat het kappen van de bomen in strijd is met de recreatieve waarde, de beeldbepalende waarde, alsmede de natuurwaarde van het bos, dit laatste nu in het bos veel vogels, herten en reeën leven. Ten onrechte heeft verweerder aan de kapvergunning niet de voorwaarde van een gefaseerde kap verbonden. Voorts heeft ten onrechte geen melding van de velling van bomen plaatsgevonden, zoals artikel 2 Boswet voorschrijft. Eiseres onder 1 vreest daarbij dat door de kap haar woning in de volle wind komt te liggen, waardoor bij storm schade aan haar woning te vrezen valt. Voorts voelt zij zich door het wegvallen van de beschutting van zoveel bomen in haar privacy aangetast. Eiseres onder 2 verwijst nog naar het advies d.d. 9 augustus 2007 van L.J. Stip, hovenier, waaruit blijkt dat de kap voor grote problemen kan zorgen. Verweerder stelt zich op het standpunt, dat sprake is van achterstallig onderhoud van het bos en dat kappen ten goede komt aan de leefbaarheid van de houtopstand. Bij verweerschrift heeft verweerder daaraan toegevoegd dat sprake is van een belangenafweging, waarbij de beeldbepalende waarde, de natuurwaarde en de leefbaarheid van de houtopstand tegen elkaar zijn afgewogen en waarbij de beeldbepalende waarde ondergeschikt is gebleken aan de andere waarden. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft bij de beslissing tot het (al dan niet) verlenen van kapvergunning een discretionaire bevoegdheid, waarbij een te nemen besluit dient te steunen op een van de in artikel 4, onder a. tot en met f., van de kapverordening genoemde gronden. Niet in geschil is dat voor de voorgestane kap een kapvergunning is vereist, nu geen sprake is van dunning van de houtopstand. De rechtbank neemt daarbij met verweerder aan dat het bos op het landgoed dringend onderhoud behoeft. De rechtbank slaat op dit punt tevens acht op de zijdens eiseres onder 2 ingebrachte brief van dhr. Stip, voornoemd, die dit standpunt kennelijk onderschrijft. Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat het kappen van de betreffende bomen ten goede komt aan de leefbaarheid van de houtopstand. Daarmee is een grond voor het verlenen van kapvergunning als genoemd in artikel 4, onder f., van de kapverordening gegeven. Wanneer echter meerdere van de in artikel 4 kapverordening genoemde gronden - en de daarmee te dienen belangen - een rol spelen ten aanzien van de te nemen beslissing, zal verweerder daarin een belangenafweging hebben te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verweerder bij afweging van alle belangen in redelijkheid niet tot het verlenen van kapvergunning heeft kunnen komen met het oog op de leefbaarheid van de houtopstand. Tussen partijen is niet in geding dat voor onderhoud van het bos kappen van bomen noodzakelijk is, doch zij worden met name verdeeld gehouden door de vraag of de kap gefaseerd dient plaats te vinden. Verweerder heeft in dat opzicht geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid voorschriften te verbinden aan de verleende kapvergunning, maar was daartoe op basis van artikel 4 kapverordening ook geenszins verplicht. De door eiseres onder 1 gestelde vrees voor stormschade en vermindering van privacy, kunnen gelet op de bepaling van artikel 4 kapverordening, geen grond vormen voor het verlenen dan wel weigeren van een kapvergunning. Gelet op de door verweerder ter zitting gegeven toelichting heeft melding van de velling als bedoeld in artikel 2 Boswet tijdig plaatsgevonden, zodat ook daarin geen beletsel kan zijn gelegen. Gelet op het voorgaande dient op de beroepen derhalve te worden beslist als hierna aangegeven. 5. Beslissing De rechtbank: - verklaart de beroepen ongegrond Aldus gegeven door mr. A.H.J.J. van de Wetering en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2008 in tegenwoordigheid van mr. M.E.M.T. Duindam-Vossen als griffier.