Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8447

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 07/4263 WOB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wob verzoek ten behoeve van openbaarmaking rangorde 40 “Vogelaar”-wijken. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd en ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking leidt tot onevenredig nadeel. Rechtbank voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat rangorde openbaar wordt gemaakt.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen enkelvoudige kamer UITSPRAAK in het geding met reg.nr. AWB 07/4263 WOB tussen: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. R.J.E. Vleugels, en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, zetelend te ‘s-Gravenhage, verweerder, gemachtigden: mr. R. Ahraoui en ir. W. Van Honstede. 1. Ontstaan en loop van de procedure 1.1. Eiser is werkzaam als journalist bij RTL Nederland (hierna: RTL). 1.2. Eiser heeft op 20 juni 2007 bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) een verzoek ingediend om toezending van een afschrift van de vertrouwelijke brief aan de Tweede Kamer over de door verweerder opgestelde rangorde van de 40 probleemwijken/aandachtswijken (hierna: de 40 wijken). 1.3. Bij besluit van 4 juli 2007 heeft verweerder het verzoek afgewezen. 1.4. Bij besluit van 20 september 2007 heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 4 juli 2007 gehandhaafd (hierna: het bestreden besluit). 1.5. Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 1 november 2007 beroep ingesteld. 1.6. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. 1.7. Verweerder heeft het document waarvan openbaarmaking is geweigerd als gedingstuk B5 aan de rechtbank verzonden, en met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), medegedeeld dat kennisneming daarvan tot de rechtbank beperkt dient te blijven. Eiser heeft de rechtbank bij brief van 11 januari 2008 toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, om mede op grondslag van dit document uitspraak te doen. De rechtbank heeft daarna kennis genomen van het document. 1.8. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2008. 1.9. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. 1.10. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. 1.11. Tijdens de behandeling ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder de eerste pagina van het document alsnog openbaar gemaakt. Na een vraag van de rechtbank over deze pagina hebben de gemachtigden van verweerder dit stuk aan de gemachtigde van eiser overgelegd. Het stuk betreft een toelichting van verweerder op de gehanteerde methodiek bij het aanwijzen van de 40 wijken. 2. Overwegingen 2.1. Het belang van eiser bij het beroep 2.1.1. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is of eiser als privépersoon dan wel namens RTL optreedt. Volgens verweerder wijst alles erop dat eiser uit hoofde van zijn functie als journalist bij RTL het Wob verzoek heeft ingediend en is het nu de vraag of eiser als privépersoon wel ontvankelijk is in zijn beroep. Eiser heeft gesteld te procederen in persoon. Daarbij is nog aangevoerd dat eiser een door journalisten van RTL gewoonlijk gehanteerde procedure heeft gevolgd, die in andere Wob-zaken niet tot problemen heeft geleid. 2.1.2. De rechtbank kan de stelling van verweerder dat er sprake is van onduidelijkheid op dit punt niet onderschrijven. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de gedingstukken meer dan voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het Wob verzoek in ieder geval (mede) door eiser in persoon (al dan niet als journalist) is gedaan. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat eiser geen belang heeft bij het onderhavige beroep. 2.2. Inhoudelijke standpunten van partijen 2.2.1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit overwogen dat openbaarmaking van de rangorde van de 40 wijken een slecht imago van deze wijken tot gevolg kan hebben. Volgens verweerder leidt dit tot waardevermindering van vastgoed en een geringere bereidheid van particuliere partijen om te investeren. Verweerder heeft overwogen dat bewoners het niet prettig vinden als de wijk waar zij trots op zijn als ‘echte’ probleemwijk wordt neergezet. Verweerder heeft er ook op gewezen dat na de eventuele openbaarmaking van de rangorde de focus op de slechtste wijken zal komen te liggen en dat op deze wijken een negatief effect zal afstralen. Voorts heeft verweerder benadrukt dat openbaarmaking tot veel onrust zal leiden in de wijken die bovenaan de lijst staan als gevolg van de aandacht die de media hieraan zullen besteden. Volgens verweerder kan een mogelijk positief effect van de plaatsing op de lijst teniet worden gedaan door een negatieve typering van de betreffende wijk. Verweerder heeft geconcludeerd dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de wijkbewoners zwaarder moet wegen dan het publieke belang van openbaarmaking van de rangorde. Het gericht schenken van aandacht aan de wijken die het hoogst op de lijst van 40 staan, zal extra stigmatiserend werken. Verweerder heeft erop gewezen dat de wijken door openbaarmaking een slechter imago zullen krijgen en heeft voorts gerefereerd aan negatieve ervaringen met eerdere media-aandacht. 2.2.2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het in deze procedure louter om binnen de Wob gedefinieerde weigeringsgronden gaat, waartoe stigmatisering en nadeel niet behoren. Voorts heeft eiser in beroep aangevoerd dat de door verweerder genoemde effecten in het kader van een Wob procedure alleen dan van belang zijn indien zij onevenredig nadeel opleveren. Volgens eiser is van onevenredig nadeel echter geen sprake. Naar de mening van eiser faalt verweerder in het aangeven van het extra onevenredige nadeel dat ontstaat indien de rangorde van de 40 wijken bekend wordt. Alle nadelen die in de optiek van verweerder kunnen ontstaan, ontstaan ook door de enkele aanwijzing van de 40 wijken, waardoor het openbaar maken van de rangorde geen extra nadeel creëert, aldus eiser. De door verweerder overgelegde onderzoeksgegevens zien ook uitsluitend op de enkele aanwijzing van de 40 wijken, en niet op een openbaarmaking van een onderlinge rangorde daarbinnen. Volgens eiser zou openbaarmaking van de rangorde ook juist kunnen leiden tot meer uitdaging en aantrekkingskracht voor de slechtste wijken. Voorts is het bestreden besluit naar de mening van eiser onvoldoende gemotiveerd, waardoor sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. 2.3. Het wettelijk kader 2.3.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11. 2.3.2. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob luidt als volgt: “ Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: (…) g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.” 2.4. Beoordeling besluit 2.4.1. Ten aanzien van eisers verzoek stelt de rechtbank voorop dat het recht op openbaarmaking ingevolge de Wob het publieke belang dient van een goede en democratische bestuursvoering, welk belang de Wob vooronderstelt. Bij de in het kader van de Wob te verrichten belangenafweging worden betrokken het algemene of publieke belang bij openbaarmaking enerzijds en de belangen die bescherming vinden in de in artikel 10 van de Wob neergelegde gronden anderzijds. 2.4.2. Door verweerder is uitsluitend het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob ten grondslag gelegd aan het besluit in primo en het bestreden besluit. Thans dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder de openbaarmaking van de rangorde van de 40 wijken heeft mogen weigeren met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. Bij de rechterlijke beoordeling dient het uitgangspunt van de Wob - openbaarheid is regel - zwaar te wegen. 2.4.3. Gegeven dit uitgangspunt dient verweerder uitvoerig en gedegen te motiveren waarom het verzoek van eiser om openbaarmaking van de rangorde niet kan worden ingewilligd. 2.4.4. Niet is in geschil dat van de door verweerder openbaar gemaakte lijst met 40 wijken een stigmatiserende werking uitgaat. 2.4.5. Verweerder heeft overwogen dat openbaarmaking van de onderlinge rangorde leidt tot een extra stigmatisering. Deze motivering van verweerder is echter niet van een andere onderbouwing voorzien dan de motivering die is gegeven ten aanzien van het stigmatiserend effect van openbaarmaking van de lijst van alle 40 wijken (zonder onderlinge rangorde). Het bestreden besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering. 2.4.6. Zelfs indien met verweerder zou moeten worden aangenomen dat sprake zou zijn van een extra stigmatisering, dan is op geen enkele manier onderbouwd dat dit nadeel dusdanig is dat het onevenredig is. Het bestreden besluit vormt dan ook een onjuiste toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob. 2.4.7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 7:12, eerste lid van de Awb en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob. 2.5. Voor het overige 2.5.1. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank uitdrukkelijk verzocht om zelf in de zaak te voorzien. Namens verweerder is dienaangaande opgemerkt dat voor een zelf in de zaak voorzien geen ruimte bestaat omdat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. 2.5.2. De rechtbank is niet gebleken dat er voor verweerder nog andere mogelijke weigeringsgronden openstaan, die ertoe kunnen leiden dat openbaarmaking van de rangorde van de 40 wijken achterwege moet blijven. Ter zitting is namens verweerder desgevraagd medegedeeld dat (ook) het bepaalde in artikel 11 van de Wob niet aan de orde is. De omstandigheid dat verweerder artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob als enige weigeringsgrond heeft gebruikt doet overigens ook bepaald niet vermoeden dat andere mogelijke weigeringsgronden een rol zouden kunnen spelen. 2.5.3. Partijen hebben reeds van meet af aan gestreden over de feitelijke onderbouwing van het door verweerder aangenomen onevenredige nadeel. Er is dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat nader onderzoek in dat opzicht nog nieuwe gegevens naar voren zal brengen. 2.5.4. Waar van de zijde van verweerder geen argumenten naar voren zijn gebracht die ervoor pleiten om in een geval van gegrondverklaring van het beroep niet zelf in de zaak te voorzien, gevoegd bij het aan de Wob ten grondslag liggende uitgangspunt van openbaarheid, ziet de rechtbank voldoende grond om te komen tot inwilliging van het verzoek van eiser. De rechtbank zal zelf in de zaak te voorziend bepalen dat verweerder de tweede en derde pagina van het in gedingstuk B5 neergelegde document (houdende de onderlinge rangorde van de 40 wijken) openbaar dient te maken. 2.5.5. Voor het opleggen aan verweerder van de ter zitting gevraagde dwangsom ziet de rechtbank geen aanleiding. 2.5.6. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt en die door de rechtbank worden vastgesteld op € 322,00 (1 punt voor het verschijnen ter zitting). Voorts dient het door eiser gestorte griffierecht te worden vergoed. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - verklaart het bezwaar van eiser gegrond; - herroept het besluit in primo van 4 juli 2007; - bepaalt dat verweerder de tweede en derde pagina van het in gedingstuk B5 neergelegde document (houdende de onderlinge rangorde van de 40 wijken) openbaar dient te maken door aan eiser een afschrift daarvan te doen toekomen; - bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit; - veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser begroot op € 322,00 (zegge: driehonderd en tweeëntwintig euro), te betalen door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan eiser; - bepaalt dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht van € 143,00 (zegge: honderd en drieënveertig euro) aan hem vergoedt. Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2008 door mr. H.J. Tijselink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. Afschrift verzonden op: DOC: B