Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8452

Datum uitspraak2008-07-22
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.606217-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

openbaar ministerie niet ontvankelijk wegens ontbreken machtiging op grond van artikel 54a Sr.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.606217-07 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 22 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 08 juli 2008. De verdachte is niet verschenen. Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. H.C. Lunter, advocaat te Assen. Deze is door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 12 mei 2005 tot en met 04 juli 2007 in de gemeente Emmen, althans in Nederland en/of in Indonesiƫ tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [naam slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, te weten - zakelijk weergegeven - dat - advocaat en psychopaat [naam slachtoffer] zware fraude heeft gepleegd - rechter bedriegend advocatentuig [naam slachtoffer] schuldig is aan dood door schuld - crimineel [naam slachtoffer] schuldig is aan wederrechtelijke vrijheidsberoving - [naam slachtoffer] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en bedreiging - crimineel [naam slachtoffer] heeft getolereerd dat er een onrechtmatige gijzeling heeft plaatsgevonden, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) met voormeld doel voormeld(e) geschrift(en), openlijk tentoongesteld, aangeslagen en/of verspreid, namelijk door middel van de website [naam website] terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren; althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat [naam medeverdachte] op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 12 mei 2005 tot en met 04 juli 2007 in de gemeente Emmen, althans in Nederland en/of in Indonesiƫ, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [naam slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, te weten -zakelijk weergegeven - dat - advocaat en psychopaat [naam slachtoffer] zware fraude heeft gepleegd - rechter bedriegend advocatentuig [naam slachtoffer] schuldig is aan dood door schuld - crimineel [naam slachtoffer] schuldig is aan wederrechtelijke vrijheidsberoving - [naam slachtoffer] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en bedreiging - crimineel [naam slachtoffer] heeft getolereerd dat er een onrechtmatige gijzeling heeft plaatsgevonden, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft die [naam medeverdachte] met voormeld doel voormeld(e) geschrift(en), openlijk tentoongesteld, aangeslagen en/of verspreid, namelijk middels de website [naam website] terwijl die [naam medeverdachte] wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren, bij welk vorenomschreven misdrijf, verdachte tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest, althans gelegenheid en/of middelen tot het plegen van dat misdrijf heeft/hebben verschaft, door op of omstreeks in de periode 15 mei 2005 tot en met 4 juli 2007, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, voornoemde [naam medeverdachte] via [naam verdachte], de website [naam website] de toegang tot het internet te verlenen, althans die website (voor derden) vanaf het internet toegankelijk te maken; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Verweren ten aanzien van de voorvragen De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte een beroep op artikel 54a Wetboek van Strafrecht (Sr) is onthouden op grond waarvan het Openbaar Ministerie (OM) niet tot vervolging van verdachte had mogen overgaan. Nu het OM dat toch heeft gedaan moet dat leiden tot niet ontvankelijkverklaring van het OM. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat artikel 54a Sr een vervolgingsuitsluitingsgrond inhoudt indien wordt voldaan aan het bevel van de officier van justitie, na schriftelijk machtiging van de rechter-commissaris, om maatregelen te nemen om de gegevens ontoegankelijk te maken. In onderhavige zaak ontbreekt een dergelijk bevel om reden dat de rechter-commissaris geen machtiging aan de officier van justitie heeft verstrekt. De brief die de officier van justitie aan verdachte heeft geschreven om de website ontoegankelijk te maken kan niet als een dergelijk bevel worden gezien. Verdachte heeft in afwachting van een door de rechter-commissaris af te geven machtiging gewacht met het ontoegankelijk maken van de website mede gelet op de vrijheid van meningsuiting. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vereiste machtiging wel aan de rechter-commissaris is gevraagd doch dat de rechter-commissaris op formele gronden tot niet ontvankelijkheid heeft beslist. Een inhoudelijke toetsing heeft niet plaatsgevonden. Dat leidt ertoe dat het OM niet kan worden verweten dat er geen machtiging door de rechter-commissaris is afgegeven. Onder deze omstandigheden kan het OM niet het recht ontzegd worden de zaak voor een inhoudelijke beoordeling aan de rechter voor te leggen. Mocht de rechtbank anders beslissen dan zou het OM op geen enkele wijze kunnen ingrijpen indien internetproviders strafbaar handelen. De rechtbank overweegt het volgende. In onderhavige zaak heeft een derde bij (het bedrijf van) verdachte een webhostingpakket afgenomen om een voor iedereen toegankelijke website te kunnen maken. Op deze website zijn -zo stelt de officier van justitie- beledigende teksten geplaatst. Verdachte heeft geen gevolg gegeven aan de vordering van de officier van justitie om de website ontoegankelijk te maken. De vraag is of verdachte dat bevel mocht negeren omdat een machtiging als bedoeld in artikel 54a Sr. ontbreekt. Artikel 54a Sr houdt in dat strafrechtelijke vervolging is uitgesloten indien de tussenpersoon als zodanig voldoet aan een bevel van de officier van justitie, na schriftelijke machtiging op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris, om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van haar kunnen worden gevergd om de gegevens ontoegankelijk te maken. De ratio die aan deze bepaling ten grondslag ligt is de vrijheid van meningsuiting in een digitale omgeving zoveel mogelijk te ondersteunen door de neiging tot preventieve censuur weg te nemen. De tussenpersoon kan zonder angst voor een strafrechtelijke vervolging van een ander afkomstige gegevens doorgeven of al dan niet tijdelijk opslaan. Zelfs al heeft zij kennis van het strafbare karakter van de gegevens. Wanneer zij echter een bevel krijgt van de officier van justitie, na machtiging van de rechter-commissaris, om de gegevens ontoegankelijk te maken, moet zij daaraan gehoor gegeven. Eerst wanneer daaraan niet wordt voldaan is er ruimte voor strafrechtelijke vervolging. Zoals is komen vast te staan ontbreekt in onderhavige zaak de vereiste machtiging van de rechter-commissaris. Dat brengt met zich mee dat niet voldaan is aan het vereiste in artikel 54a Sr. De verdachte is daardoor een beroep op een vervolgingsuitsluitingsgrond onthouden. Het OM had niet tot vervolging van verdachte mogen overgaan en moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard. De stelling van de officier van justitie dat de rechter-commissaris niet tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak is overgegaan is juist. Het rechtvaardigt echter niet de conclusie dat het OM niet kan worden verweten dat de machtiging niet is afgegeven en dat verdachte daarvan de dupe zou moeten worden. Voorts had de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris op kunnen komen. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. B.I. Klaassens, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 juli 2008, zijnde mr. Klaassens buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.