Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8461

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers311241 / J1 RK 08-1021 & 311244 / J1 RK 08-1022
Statusgepubliceerd


Indicatie

ondertoezichtstelling van een ongeboren kind


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Enkelvoudige kamer Datum uitspraak: 23 juli 2008 Zaak/rekestnummer: 311241 / J1 RK 08-1021 311244 / J1 RK 08-1022 Beschikking in de zaak van: de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam, hierna: de raad, met betrekking tot het ongeboren kind van: dhr. [X.] en mw. [Y.], beiden wonende: [adres]. Het verloop van de procedure De raad heeft op 18 juli 2008 een verzoekschrift ingediend strekkende tot ondertoezichtstelling van het ongeboren kind en deze te doen voorafgaan door een voorlopige ondertoezichtstelling en tot het verlenen van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van het ongeboren kind vanaf de geboorte. De beoordeling Op grond van de overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is het ongeboren kind, hangende een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van ten hoogste drie maanden Het verhoor van overige belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor het ongeboren kind. De raad verzoekt om een machtiging om het thans nog ongeboren kind uit huis te plaatsen vanaf de geboorte. Het verzoek komt erop neer dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van een nog in de toekomst gelegen moment, namelijk de geboorte van het kind. Bovendien geldt dat - hoewel mag worden gehoopt en verwacht dat het kind binnenkort levend ter wereld komt - dit niet alleen een toekomstige gebeurtenis is, maar strikt genomen ook een nog onzekere gebeurtenis. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing. Een machtiging zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden dient niet afhankelijk te zijn van een onzekere toekomstige gebeurtenis en haar noodzakelijkheid dient te worden beoordeeld naar de noodsituatie op het moment van beoordeling en niet naar een situatie die wellicht in de nabije toekomst gaat bestaan of mogelijk nog zal bestaan. Voorts geldt dat voor situaties als de onderhavige de wet een genoegzame voorziening biedt, namelijk dat direct na de geboorte van de minderjarige met spoed om een machtiging wordt verzocht. De beslissing Stelt, hangende het onderzoek, het ongeboren kind voorlopig onder toezicht voor de duur van drie maanden met benoeming van: bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, gevestigd te Rotterdam tot stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg. Wijst af het verzoek tot uithuisplaatsing. Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad. En alvorens verder te beslissen Bepaalt dat het verhoor van de raad en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op 1 augustus 2008 te 13.45 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125. De zaak zal op laatstgenoemde zitting, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. Van den Broek-Prins, kinderrechter. Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de raad en belanghebbenden. Deze beschikking is gegeven door M.J.L. Holierhoek, kinderrechter, in bijzijn van L.M.J. Klein Zeggelink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.