Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8463

Datum uitspraak2008-06-25
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.011.947/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij de bestreden beschikking is verzoekster terecht veroordeeld in de kosten van het deskundigenonderzoek (DNA).


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 25 juni 2008 Rekestnummer : 1382-H-07 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-6973 Zaaknummer : 105.011.947/01 [naam] verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder procureur mr. M.Y. van der Bijl. Als belanghebbende is aangemerkt: [belanghebbende] hierna te noemen de minderjarige, in rechte vertegenwoordigd door: mr. M.N.G.H. Brech, hierna te noemen: de bijzonder curator. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 1 oktober 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 2 juli 2007. De bijzonder curator heeft op 22 oktober 2007 een verweerschrift ingediend. Op 25 april 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, en de bijzonder curator. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Bij beschikking van 5 maart 2007 van de rechtbank ’s-Gravenhage is een deskundigenonderzoek bevolen en is bepaald dat hangende de procedure het ten laste van ’s Rijks kas betaalde deel van de kosten van het onderzoek (zijnde € 1.071,-, inclusief BTW) voorlopig aan de moeder in debet zal worden gesteld. Verder is iedere beslissing - ook ten aanzien van de kosten van het deskundigenonderzoek en de proceskosten - aangehouden tot 1 juli 2007 pro forma. Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is onder meer het vaderschap vastgesteld over de minderjarige voornoemd en is de moeder veroordeeld in kosten van het deskundigenonderzoek. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de in de bestreden beschikking opgenomen kostenveroordeling van het deskundigenonderzoek. 2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking voorzover het de kostenveroordeling betreft te vernietigen en te bepalen dat deze kosten door de griffier voldaan zullen dienen te worden ten laste van ’s Rijks kas. 3. De bijzonder curator verzoekt het beroep van de moeder gegrond te verklaren en de kosten van de deskundige alsnog voor rekening van ‘s Rijks kas te brengen. 4. De eerste en enige grief van de moeder richt zich tegen de beslissing van de rechtbank, voor zover daarbij de moeder werd veroordeeld in de kosten van het deskundigenonderzoek. Ter toelichting op haar hoger beroep voert de moeder aan dat de rechtbank de kosten van het door de rechtbank bevolen DNA-onderzoek (ten bedrage van € 1.071,-) op grond van artikel 199 lid 3 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ten laste van ’s Rijks kas had moeten laten komen aangezien de moeder op basis van een toevoeging procedeerde. Daarenboven stelt de moeder dat het deskundigenonderzoek ambtshalve is bevolen door de rechtbank en feitelijk overbodig was nu er geen gerede twijfel bestond over het biologische vaderschap van de man. 5. De bijzonder curator heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verzoek van de moeder ondersteund, onder meer onder vermelding van een uitspraak van dit hof van 28 november 2007, waarin volgens haar sprake was van een bijna identieke situatie. Het hof heeft in die zaak geoordeeld dat er geen grond voor veroordeling van de moeder in de kosten van het deskundigenonderzoek bestaat. 6. Het hof overweegt als volgt. Voor zover de moeder heeft gegriefd tegen het door de rechtbank bij beschikking van 5 maart 2007 ambtshalve bevolen deskundigenonderzoek als zijnde overbodig, oordeelt het hof dat de rechtbank terecht en op goede gronden voor het bewijs van het verwekkerschap van de man een DNA-onderzoek heeft bevolen. Immers, de rechtbank heeft met juistheid geconstateerd dat van onvoldoende feiten en omstandigheden is gebleken op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de man de verwekker is van het kind. Voorts heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat voor dat bewijs een DNA-onderzoek het meest gerede middel is nu de man na een korte ziekte is overleden en niet heeft kunnen verklaren dat hij de verwekker is van het kind, niet tegenstaande het feit dat dit volgens de moeder wel de bedoeling was. Dat het deskundigenonderzoek feitelijk overbodig was nu er geen gerede twijfel bestond over het verwekkerschap van de man, zoals door de moeder betoogd, is niet aannemelijk gemaakt. De verklaringen van de moeder van de moeder en van [getuige], de zuster van de man, tegenover de bijzonder curator dat het zeker is dat de man de vader is van de minderjarige, acht het hof niet toereikend nu de man dit zelf niet heeft verklaard. In zoverre verschilt de onderhavige zaak van die welke door de bijzondere curator is aangehaald en waarin dit hof op 28 november 2007 uitspraak heeft gedaan. 7. Uit het bovenstaande volgt dat de moeder, op wie de bewijslast rust, de kosten van het onderzoek dient te dragen. Dat in dezen daarvan moet worden afgeweken, is het hof niet gebleken. Daarbij is het hof van oordeel dat de door de moeder opgeworpen stelling dat als regel dient te gelden dat de Staat de kosten dient te betalen, in het geval de verzoekende partij niet kan betalen, geen steun vindt in het recht. Het enkele feit dat de moeder, naar zij stelt geen draagkracht heeft, maakt dit niet anders. 8. Het hof merkt ten overvloede op dat de bepaling van de rechtbank dat hangende de procedure het ten laste van ‘s Rijks kas betaalde deel van de kosten van het onderzoek voorlopig aan de moeder in debet is gesteld, er niet is omwille van (zoals door de moeder betoogd) de partij die niet kan betalen, doch omwille van het zeker stellen van het salaris van de deskundige. 9. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. BESLISSING Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking. Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, van Nievelt en van Wijk, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2008.