Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8483

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3780 WSF + 07/3825 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Woonadres wijkt af vanGBA-adres.Niet herstellen van afwijking verwijtbaar?


Uitspraak

07/3780 WSF 07/3825 WSF Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2007, 05/3377 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) en appellante Datum uitspraak: 18 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Zij heeft voorts op 29 juni 2007 een besluit genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2008. Appellante was vertegenwoordigd door mr. drs. E.H.A. van den Berg. Betrokkene is in persoon verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij schrijven van 13 mei 2005 heeft appellante aan betrokkene meegedeeld dat bij controle is gebleken dat het woonadres dat hij aan de IB-Groep heeft doorgegeven ([adres 1] te [woonplaats 1]) in de maand april 2005 afwijkt van het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat ingeschreven ([adres 2] te [woonplaats 2]). Betrokkene is in die brief gewaarschuwd dat indien hij de afwijking tussen beide adressen niet binnen vier weken ongedaan maakt, de hem toegekende beurs naar de norm van een uitwonende studerende met ingang van april 2005 wordt omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende. Betrokkene heeft niet binnen vier weken gereageerd. Vervolgens heeft de IB-Groep bij besluit van 15 juli 2005 (Bericht Studiefinanciering 2005, nr. 3) de aan betrokkene toegekende studiefinanciering met ingang van april 2005 omgezet in een beurs naar de norm van een thuiswonende. 1.2. Tegen dit besluit heeft betrokkene bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij aangevoerd dat hij via Anti-Kraak BV een woning aan de [adres 1], eigendom van woningcorporatie Het Oosten, heeft gehuurd, dat hij zich tot zijn verbazing (en die van de woningcorporatie) niet op dat adres bleek te kunnen laten inschrijven bij de GBA omdat dat adres niet als woonruimte was aangemeld en dat hij, toen bleek dat het nog zeker een maand zou kosten om inschrijving in de GBA mogelijk te maken, ervoor heeft gekozen om via Anti-Kraak BV een andere woning te betrekken. 1.3. Appellante heeft het bezwaar bij besluit van 24 november 2005 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard, omdat haar bij de behandeling van het bezwaarschrift niet was gebleken dat het niet herstellen van de afwijking tussen het opgegeven woonadres en het GBA-adres redelijkerwijs niet verwijtbaar is. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat appellante een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak, dit met vergoeding van het door betrokkene betaalde griffierecht. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat zij heeft kennisgenomen van de brief van woningcorporatie Het Oosten van 8 augustus 2005 waaruit blijkt dat het adres [adres 1] niet door haar was aangemeld bij de gemeente Amsterdam c.q. het stadsdeel en dat betrokkene er daarmee in is geslaagd te bewijzen dat hij zich niet op dat adres kon laten registreren in de GBA, reden waarom er naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak op grond van artikel 1.5, tweede lid, van de Wsf 2000 een uitzondering dient te worden gemaakt op de regel dat de beurs voor een uitwonende studerende moet worden omgezet in een beurs voor een thuiswonende studerende. 3.1. Appellante heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een situatie waarin aan de studerende van de afwijking geen verwijt kan worden gemaakt. De wetgever verlangt immers van de studerende die uitwonend wordt dat hij rekening dient te houden met de eis van correcte inschrijving in de GBA. De woningcorporatie heeft kennelijk verzuimd om het adres waarop betrokkene is gaan wonen aan te melden bij de GBA. Dit komt voor rekening en risico van betrokkene. Niet valt in te zien waarom betrokkene zich na ontvangst van de brief van 13 mei 2005 niet direct tot de IB-Groep heeft gewend teneinde zijn probleem voor te leggen. Hij heeft pas in de bezwaarfase kenbaar gemaakt dat hij zich niet kon laten inschrijven. 3.2. Betrokkene heeft nogmaals uitvoerig uiteengezet waarom hem redelijkerwijs niet valt te verwijten dat hij niet binnen vier weken na de brief van 13 mei 2005 voor adresovereenstemming heeft gezorgd. 4.1. De door appellante aangevoerde argumenten hebben de Raad niet gebracht tot een ander oordeel dan dat waartoe de rechtbank is gekomen. Nu het om een woning van een woningcorporatie ging, behoefde betrokkene er niet op voorhand rekening mee te houden dat inschrijving in de GBA op het adres [adres 1] problematisch zou zijn. Zodra hem duidelijk werd dat er wel een inschrijvingsprobleem bestond, heeft hij op adequate wijze actie ondernomen richting verhuurder, woningcorporatie en stadsdeel. En toen daarbij bleek dat inschrijving nog zeker een maand zou gaan duren, heeft hij ervoor gekozen op zeer korte termijn te verhuizen naar een adres waarop hij zich wel kon laten inschrijven in de GBA. Onder deze omstandigheden onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat betrokkene redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij de afwijking tussen zijn GBA-adres en het door hem aan de IB-Groep opgegeven woonadres niet binnen de gestelde termijn ongedaan heeft gemaakt. 4.2. Uit rechtsoverweging 4.1 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Appellantes besluit van 29 juni 2007, waarbij conform de aangevallen uitspraak volledig aan betrokkene is tegemoetgekomen, kan onbesproken blijven. 5.1. Betrokkene heeft geen proceskosten gemaakt die met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. 5.2. Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van de IB-Groep griffierecht te worden geheven. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak Bepaalt dat van de Informatie Beheer Groep een griffierecht van € 428,- wordt geheven. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2008. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. RB