Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8485

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4206 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Woonadres wijkt af van GBA-adres. Niet herstellen verwijtbaar? Gering adres verschil. Fysiek zelfde huis.


Uitspraak

07/4206 WSF Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 juni 2007, 06/1246 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) en appellante Datum uitspraak: 18 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Er is geen verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2008. Appellante was niet vertegenwoordigd. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. D.J. Bomhof, advocaat te Leeuwarden. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij schrijven van 10 juni 2006 heeft appellante aan betrokkene meegedeeld dat bij controle is gebleken dat het woonadres dat hij aan de IB-Groep heeft doorgegeven ([adres 1] te [woonplaats]) in de maand mei 2006 afwijkt van het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat ingeschreven ([adres 2] te [woonplaats]). Betrokkene is in die brief gewaarschuwd dat indien hij de afwijking tussen beide adressen niet binnen vier weken ongedaan maakt, de hem toegekende beurs naar de norm van een uitwonende studerende met ingang van mei 2006 wordt omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende. Betrokkene had zich inmiddels op 8 mei 2006 in de GBA laten inschrijven op het adres [adres 3] te [woonplaats]. De IB-Groep heeft bij besluit van 11 augustus 2006 (Bericht Studiefinanciering 2006, nr. 6) de aan betrokkene toegekende studiefinanciering met ingang van mei 2006 omgezet in een beurs naar de norm van een thuiswonende. Betrokkene heeft op 24 augustus 2006 aan appellante als zijn woonadres doorgegeven [adres 3] te [woonplaats]. 1.2. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 augustus 2006. Hij heeft daarbij aangevoerd dat [adres 1] en [adres 3] vroeger twee huizen waren die later zijn samengevoegd. Daardoor is een misverstand ontstaan. 1.3. Appellante heeft het bezwaar bij besluit van 10 oktober 2006 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard, omdat betrokkene zich weliswaar in de GBA op het adres [adres 3] heeft laten inschrijven, maar het aan de IB-Groep opgegeven woonadres [adres 1] ongewijzigd heeft gelaten, zodat de adresdiscrepantie niet is opgeheven, terwijl niet is gebleken dat deze afwijking redelijkerwijs niet verwijtbaar is. 2.1. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat het besluit van 11 augustus 2006 wordt herroepen, zulks met bijkomende beslissingen inzake vergoeding van proceskosten en griffierecht. 2.2. De rechtbank heeft overwogen dat zij het voldoende aannemelijk geworden acht dat betrokkene na de brief van 10 juni 2006 ook bij de GBA het adres [adres 1] als woonadres heeft opgegeven en pas later heeft begrepen dat dit bij de GBA was veranderd in [adres 3]. Voor de rechtbank was duidelijk dat er ooit wel twee afzonderlijke woningen zijn geweest op de adressen [adres 1] en [nummer] en dat deze woningen inmiddels zijn samengevoegd, waarbij de voordeur op het adres [adres 1] is dichtgemetseld. De rechtbank achtte voorts van belang dat betrokkene bij zijn bezwaarschrift een uittreksel uit de GBA heeft overgelegd waarop expliciet is vermeld dat het adres [adres 1] niet voorkomt in de administratie van de gemeente en op dat adres dan ook geen personen zijn ingeschreven. Hierop gelet heeft de rechtbank geoordeeld dat betrokkene van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. 3.1. Appellante heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat betrokkene zich in de GBA op het adres [adres 1] heeft laten inschrijven en dat dit buiten medeweten van betrokkene door een ambtenaar van de gemeente is gewijzigd in [adres 3]. Appellante verwijst hierbij naar het bij het beroepschrift overgelegde afschrift van het door betrokkene ondertekende aangifteformulier waarmee hij zelf aan de gemeente als zijn nieuwe adres heeft opgegeven [adres 3]. Naar de mening van appellante heeft de rechtbank dan ook ten onrechte geoordeeld dat betrokkene van de afwijking tussen zijn GBA-adres en het door hem aan de IB-Groep doorgegeven woonadres redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. 3.2. Betrokkene houdt staande dat hij bij zijn bezoek aan de gemeente wel degelijk te kennen heeft gegeven dat hij zich wilde laten inschrijven op [adres 1] en dat de medewerker van de GBA deze opgave heeft geaccepteerd, zodat hij er te goeder trouw vanuit ging dat hij op [adres 1] stond ingeschreven. Hij heeft voorts aangevoerd dat [adres 1] en [adres 3] tezamen een woning vormen. Het betreft, zoals op de in het dossier aanwezige foto's te zien is, een voormalige dubbele woning waarvan de deur van huisnummer 1 is dichtgemetseld. Door het adres [adres 1] aan de IB-Groep als woonadres op te geven heeft hij het adres opgegeven van de woning waarin hij woont. [adres 1] en 2 zijn immers één huis en dus één adres, aldus betrokkene. 4. De Raad overweegt het volgende. 4.1. Het door appellante overgelegde, door betrokkene ondertekende aangifteformulier stelt buiten twijfel dat betrokkene op 8 mei 2006 zelf aan de gemeente opgave heeft gedaan van zijn verhuizing naar het adres [adres 3]. De rechtbank kan dan ook niet worden gevolgd in haar oordeel dat betrokkene redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij dacht te zijn ingeschreven op het adres [adres 1]. Gegeven de inschrijving op het adres [adres 3] mocht van betrokkene worden verwacht dat hij binnen de in de waarschuwingsbrief van 10 juni 2006 gestelde termijn zijn juiste woonadres alsnog aan de IB-Groep zou hebben doorgegeven. Noch het feit dat het slechts om een gering adresverschil gaat, noch het feit dat het fysiek één huis betreft neemt de verwijtbaarheid van betrokkenes nalatigheid weg. 4.2. Uit rechtsoverweging 4.1 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het door betrokkene bij de rechtbank ingestelde beroep moet alsnog ongegrond worden verklaard. 5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2008. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. RB