Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8572

Datum uitspraak2008-07-09
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/3425
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bouwvergunning voor een steiger ten behoeve van onderhoud. Verweerder dient bij belangenafweging voor het verlenen van een vrijstelling rekening te houden met gestelde civiele belemmeringen. Bepalen erfgrens. Meetgegevens kadaster liggen ten grondslag aan kadastrale kaart, die uiteindelijk doorslaggevend is.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/3425 uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 9 juli 2008 inzake [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen, verweerder. Inleiding 1.1 Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 oktober 2007 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 31 mei 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder aan [vergunninghoudster] onder verlening van een vrijstelling een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een steiger op het perceel, plaatselijk bekend [adres]. 1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 28 mei 2008. Eiser is in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. D. Goris, werkzaam bij de gemeente Maarssen. Voorts is verschenen [vergunninghoudster], vergunninghoudster. Overwegingen 2.1 Eiser stelt dat de steiger een inbreuk maakt op zijn privacy en het gebruik van zijn tuin belemmert. Verweerder had geen vrijstelling mogen verlenen omdat er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 2.2 Het bouwvlak van het perceel [adres] heeft ingevolge het geldende bestemmingsplan 'Zandweg Oostwaard' (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming 'Woondoeleinden'. De steiger overschrijdt het bouwvlak met circa 80 centimeter. 2.3 Ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de planvoorschriften bestemmingsplan wordt onder bouwwerk verstaan elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Ingevolge artikel 1, zesde lid, van de planvoorschriften wordt onder gebouw verstaan elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de steiger dient te worden aangemerkt als een bouwwerk. 2.4 Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor afwijkingen van onder meer bouwvlakgrenzen met ten hoogste 1,50 meter. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van het bestemmingsplan kan vrijstelling als bedoeld in het eerste lid niet worden verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 2.5 Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het bestemmingsplan zijn de gronden met de bestemming 'Woondoeleinden' bestemd voor het wonen. Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan mogen op deze gronden onder meer worden gebouwd, bouwwerken geen gebouwen zijnde. 2.6 De rechtbank is van oordeel dat de steiger geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van het perceel van eiser. Zij overweegt hiertoe dat de vergunninghouder ter zitting heeft bevestigd dat de steiger niet gebruikt zal worden als balkon, maar enkel voor onderhoud van de woning. Verweerder heeft er op gewezen dat het gebruik van de steiger als balkon gezien de constructie ook niet mogelijk is. Het door eiser gestelde verlies aan privacy en gebruiksmogelijkheden van de tuin acht de rechtbank derhalve beperkt. 2.7 Eiser voert verder aan dat de steiger binnen twee meter van de perceelsgrens is gerealiseerd en daarmee in strijd is met artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hij is van mening dat verweerder hier ten onrechte geheel aan voorbij gaat. 2.8 Ingevolge artikel 5:50, eerste lid, van het BW, is het, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht bieden. 2.9 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op de door eiser gestelde civiele belemmering om de bouwvergunning te verlenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals onder meer verwoord in de uitspraak van 9 februari 1996 (JB 1996, 82), heeft bepaald dat strijdigheid met artikel 5:50, eerste lid, van het BW weliswaar niet rechtstreeks een weigeringsgrond oplevert, maar wel een omstandigheid is waarmee bij de belangenafweging in het kader van de vrijstellingsverlening rekening moet worden gehouden. Verweerder heeft nagelaten deze omstandigheid op een voor eiser kenbare wijze bij het nemen van het bestreden besluit te betrekken. 2.10 Het bestreden besluit is, gelet op de onder 2.8 weergegeven overwegingen, genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Zij is evenwel van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen blijven. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. 2.11 In geschil is of de steiger is gerealiseerd op minder dan twee meter van de perceelsgrens, zodat sprake is van eventuele strijdigheid met artikel 5:50, eerste lid, van het BW. Eiser verwijst in dit verband op door hem ter zitting overgelegde meetgegevens van het kadaster van december 1989. Hierop staat dat het midden van de sloot, die tussen de beide percelen loopt, ± de kadastrale grens is. Verweerder stelt dat uit de door hem ter zitting overgelegde kadastrale kaart van 27 mei 2008 blijkt dat de perceelsgrens ter hoogte van het perceel van eiser niet in het midden van de sloot loopt, maar vrijwel aan de slootkant van het perceel van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank komt aan deze kaart en niet aan de daaraan ten grondslag liggende meetgegevens doorslaggevende betekenis toe. Op basis van deze kaart is de steiger niet in strijd met artikel 5:50, eerste lid, van het BW, althans is van een evidente civielrechtelijke belemmering geen sprake. De sloot heeft immers een breedte van ongeveer drie meter. De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de gevraagde vrijstelling te verlenen. Beslissing De rechtbank Utrecht, 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het besluit van 16 oktober 2007; 3.3 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 16 oktober 2007 geheel in stand blijven; 3.4 bepaalt dat de gemeente Maarssen aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 143,- vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2008. De griffier: De rechter: mr. J.K. van de Poel mr. H.J.H. van Meegen Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA te 's-Gravenhage. Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.