Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8599

Datum uitspraak2008-07-28
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825385-06 en 01/820032-07 (ter terechtzitting gevoegd)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak terzake mensenhandel en mensensmokkel Medeplegen kwaliteitsdelict Artikel 69 Awir. Wijze van verfeitelijking in tll. omvat mede bestanddeel "dat het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven".


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummers: 01/825385-06 en 01/820032-07 (ter terechtzitting gevoegd) Datum uitspraak: 28 juli 2008 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats], [adres]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2008. Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 20 november 2006 respectievelijk 6 februari 2007. Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825385-06 tenlastegelegd dat: 1. zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 augustus 2006 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of een of meer andere perso(o)n(en), door dwang, door één of meer feitelijkheden, door dreiging met één of meer feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander, bestaande die/dat dwang, feitelijkheden, misleiding en/of misbruik hieruit dat zij verdachte, voornoemde perso(on(en), die allen illegaal in Nederland verbleven, (gemiddeld) zes dagen per week, (ongeveer) elf uur per dag werkzaamheden heeft laten verrichten in restaurant Diamond City (waarbinnen verdachte (één van de) de leidinggevende(n) was, te weten leidinggevende van het restaurantgedeelte) in ruil voor voedsel en onderdak, danwel een zeer geringe geldelijke vergoeding en/of haar/hen met meerdere perso(o)n(en) heeft gehuisvest in een (kleine) ruimte in het pand waarin restaurant Diamond City is gevestigd en/of belet dat zij zich buiten het pand begaf/begaven, danwel contact zocht(en) met de buitenwereld; (Artikel 273a lid 1 Wetboek van Strafrecht) 2. zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 augustus 2006 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of een of meer andere perso(o)n(en), uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, danwel hem/hen daartoe gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, te weten het verschaffen van woonruimte en/of het aanbieden van werk en/of het te werk stellen van voornoemde perso(o)n(en) in restaurant Diamond City (waarbinnen verdachte (één van) de leidinggevenden is, te weten de leidinggevende van het restaurantgedeelte), terwijl zij wist, danwel ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was; (Artikel 197a lid 2 Wetboek van Strafrecht) Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820032-07 tenlastegelegd dat: 1. zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 21 augustus 2006 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meerdere mededader(s) (telkens): - in het kasboek, deel uitmakend van voornoemde administratie, niet de daadwerkelijke opbrengsten en/of uitgaven van restaurant Diamond City vermeld/verantwoord en/of - op de telstroken/kassauitdraaien (de zogenaamde Z-afslagen), deel uitmakend van voornoemde administratie, niet de daadwerkelijke (dag)opbrengsten van restaurant Diamond City vermeld/verantwoord; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) 2. zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 21 augustus 2006 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kasboek en/of een of meerdere telstro(o)k(en)/kassauitdraai(en) (zogenaamde Z-afslagen) - zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of een van haar mededader(s) valselijk in het kasboek en/of op de telstro(o)k(en)/kassauitdraai(en) te lage (dag)opbrengsten van restaurant Diamond City vermeld of doen vermelden en/of niet de daadwerkelijke uitgaven van restaurant Diamond City vermeld of doen vermelden, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht) Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsbeslissing. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/825385-06 feiten 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Ten aanzien van feit 1: Aan verdachte is -kort gezegd- tenlastegelegd het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen met het oogmerk van uitbuiting van die ander. Bij wet van 9 december 2004 (inwerkingtreding 1 januari 2005) is artikel 273a Wetboek van strafrecht ingevoegd, welk artikel op 1 september 2006 is vernummerd tot artikel 273f Wetboek van strafrecht. Dit artikel is in de plaats gekomen van artikel 250a Wetboek van strafrecht. Artikel 250a Wetboek van strafrecht beoogde alle vormen van sexuele uitbuiting strafbaar te stellen. Kenmerkend voor uitbuiting in dat artikel is de aanwezigheid van dwang in ruime zin of misleiding, blijkens de tekst van artikel 250a lid 1, onder ten eerste: een persoon dwingen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen ….enz. Blijkens de Memorie van Toelichting (kamerstukken 2003/2004, 29291,nr.3) voorziet het wetsvoorstel (betreffende o.a. artikel 273a/273f) in uitvoering van 8 mondiale rechtsinstrumenten ter bestrijding van o.a. mensenhandel waaronder het VN Protocol inzake mensenhandel en het Kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel. De omschrijving van mensenhandel in artikel 3 van het VN Protocol inzake mensenhandel luidt -kort gezegd- als volgt “het werven, bieden van onderdak aan of opnemen van personen door dwang, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting omvat tenminste gedwongen arbeid of diensten”. Bij de omschrijving van mensenhandel zowel in artikel 1 van het Kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel als in artikel 273 f Wetboek van strafrecht is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de hierboven weergegeven omschrijving van mensenhandel. Blijkens de memorie van Toelichting (pagina 16) heeft de redactie van bovengenoemd artikel 250a lid 1, onder ten eerste primair het oog op de uitbuiting. De omschrijving van mensenhandel zoals hiervoor omschreven in het VN Protocol heeft primair betrekking op de activiteiten van mensenhandel. Deze activiteiten zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting. Het gaat om een aantal gedragingen (zoals werven, onderdak bieden enz.) gepaard met middelen (dwang, machtsmisbruik enz.) en gericht op uitbuiting. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de gevolgtrekking dat bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden in de voorliggende zaak met het oog op de vraag of deze onder de strafbaarstelling van artikel 273f Wetboek van strafrecht vallen, allereerst vastgesteld moet worden of er sprake is van handelen (werven, huisvesten of opnemen) door dwang, door een of meer feitelijkheden, door dreiging met een of meer feitelijkheden, door misleiding danwel door misbruik te maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht of door misbruik te maken van een kwetsbare positie. De rechtbank zal zich bij die vaststelling beperken tot de vraag of er -kort gezegd- sprake is van misbruik van een zwakkere/kwetsbare positie aangezien noch uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van dwang, (dreiging met) een of meer feitelijkheden of misleiding. Naar het oordeel van de rechtbank vooronderstelt zulks gelet op het vorenstaande en de redactie van artikel 273f Wetboek van strafrecht een zeker initiatief en actief handelen van de dader(s) waarbij doelbewust misbruik wordt gemaakt van de zwakkere/kwetsbare positie van slachtoffers. Eerst indien zulks vastgesteld kan worden dient te worden beoordeeld of een en ander is geschied met het oogmerk van uitbuiting. Vooropgesteld kan worden dat de Chinezen in een kwetsbare/zwakkere positie verkeerden, reeds omdat zij illegaal in Nederland verbleven. Voorts gaat de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden: -De in het chinees restaurant Diamond City aangetroffen illegale Chinezen die als getuigen zijn gehoord betroffen allen mensen die zelf de beslissing hebben genomen naar Nederland te gaan. -Zij deden dit om in Nederland geld te verdienen. -Zij hebben zich zelf gewend tot aanwezigen in voornoemd chinees restaurant met het verzoek om werk en een aantal van hen heeft daarnaast gevraagd om eten en onderdak en een aantal van hen heeft alleen gevraagd om eten en onderdak. In dat laatste geval verrichtten zij vrijwillig werkzaamheden ([slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]). -Geen van hen had enige geldschuld of anderszins een verplichting aan aanwezigen in het restaurant. -Allen stond het vrij op ieder moment te vertrekken. Verschillende van hen hadden tevoren reeds op 1 of meerdere andere plaatsen gewerkt. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte en/of een of meer anderen het initiatief hebben genomen noch dat zij actief hebben gehandeld ten aanzien van voornoemde Chinezen bijv. door hen te benaderen of te overreden in het restaurant te komen werken. Zij hebben veeleer gereageerd op verzoeken en in een aantal gevallen zelfs op smeekbedes van de Chinezen. Onder die omstandigheden kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte en/of een of meer anderen bij het huisvesten of opnemen van de Chinezen doelbewust misbruik hebben gemaakt van hun zwakkere/kwetsbare positie. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Blijkens de Memorie van Toelichting bestaat uitbuiting tenminste uit gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keus heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld kan worden genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. Weliswaar kan worden gezegd dat er in de onderhavige zaak sprake was van een maatschappelijk ongewenst geachte arbeidssituatie door lange werkdagen ( 11 tot 13 uur), 5 vrije dagen per maand, meerdere bedden op een slaapkamer en een inkomen tussen de € 450,- en € 800,- per maand doch dat brengt naar het oordeel van de rechtbank nog niet mee, dat geconcludeerd kan worden dat er sprake was van een uitbuitingssituatie zoals bedoeld in artikel 273 f Wetboek van strafrecht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet gebleken is dat de werkomstandigheden op zichzelf (los van de lengte van de werkdagen) slecht waren, het verdiende inkomen geheel ter vrije beschikking stond van degene die het kreeg -immers kost en inwoning waren gratis- , en dat van geen van de Chinezen -mede gelet op het hierboven overwogene- kan worden gezegd dat zij in hun situatie redelijkerwijs geen andere keuze hadden dan te werken en/of verblijven in restaurant Diamond City. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 2: Aan verdachte is -kort gezegd- tenlastegelegd dat zij (tezamen en in vereniging) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, danwel daartoe gelegenheid of middelen heeft verschaft. De rechtbank stelt allereerst vast dat de in de tenlastelegging genoemde feitelijke uitvoeringshandelingen, te weten het verschaffen van woonruimte en het aanbieden van werk aan / tewerkstellen van illegale Chinezen, niet door verdachte zijn gepleegd. Dit hoeft aan medeplegen niet in de weg te staan als sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen de feitelijke uitvoerder(s) en verdachte, gericht op het plegen van het strafbare feit. Hierbij is van belang dat de rol van verdachte significant moet zijn om, ondanks het niet plegen van uitvoeringshandelingen, toch als medepleger te kunnen worden beschouwd. Deze significante rol zou er in kunnen bestaan dat verdachte, wetende dat ze te maken heeft met illegale werknemers die werken tegen een onredelijk laag uurloon, structureel zorgdraagt voor de loonbetalingen aan hen. Het dossier bevat een aantal verklaringen die in deze richting wijzen. Het dossier bevat echter ook verklaringen die aan verdachte een (veel) kleinere rol toedichten bij de betaling van de lonen. Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank niet de wettelijk vereiste overtuiging bekomen dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde. Bewijsoverweging. Ten aanzien van parketnummer 01/820032-07. Feit 1. De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat zij niet administratieplichtig was. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het feit. Hiervoor is niet vereist dat verdachte zelf de kwaliteit van administratieplichtige bezit. [medeverdachte] is administratieplichtig. Verdachte was blijkens het dossier en haar verklaring ter zitting belast met de dagelijkse administratie en het bijhouden van het kasboek. Zij heeft feitelijk de onjuiste omzetbedragen op de Z-afslagen en in het kasboek vermeld, dit in overleg en samenwerking met [medeverdachte]. Verdachte heeft bovendien ter zitting toegegeven dat zij wist dat zij een onjuiste administratie opstelde en wist dat er onjuiste gegevens werden verstrekt aan de accountant. Gelet op het vorenstaande heeft verdachte het tenlastegelegde feit gepleegd tezamen en in vereniging met de administratieplichtige [medeverdachte] en kan zij daarom als medepleger van dit feit worden aangemerkt. De bewezenverklaring. Ten aanzien van parketnummer 01/820032-07. Feit 1. Het bewezen verklaarde feit houdt kort gezegd in dat verdachte opzettelijk niet de daadwerkelijke opbrengsten in de Z-afslagen heeft vermeld. Op basis van deze -door verdachte aan de accountant overgedragen- Z-afslagen stelt de fiscus de aanslag voor (onder andere) de omzetbelasting en inkomstenbelasting vast. Verdachte heeft ter zitting bekend dat zij wist en begreep dat door het verzwijgen van een deel van de omzet en het betalen (door derden) van zwarte lonen er te weinig belasting zou worden geheven en dat dit ook de bedoeling was van haar werkgever. De bewezen verklaarde handelingen van verdachte brengen dan ook naar hun aard met zich mee dat er uiteindelijk te weinig belasting wordt geheven. Gelet hierop dient naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet afzonderlijk ten laste worden gelegd dat het bewezen verklaarde ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte inzake parketnummer 01/820032-07 1. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2006 tot en met 21 augustus 2006 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd, immers hebben verdachte en een of meerdere mededader(s) telkens: - in het kasboek, deel uitmakend van voornoemde administratie, niet de daadwerkelijke opbrengsten en uitgaven van restaurant Diamond City vermeld/verantwoord en - op de telstroken/kassauitdraaien (de zogenaamde Z-afslagen), deel uitmakend van voornoemde administratie, niet de daadwerkelijke (dag)opbrengsten van restaurant Diamond City vermeld/verantwoord. 2. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2006 tot en met 21 augustus 2006 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een kasboek en telstroken/kassauitdraaien (zogenaamde Z-afslagen) - zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededaders valselijk in het kasboek en op de telstroken/kassauitdraaien te lage (dag)opbrengsten van restaurant Diamond City vermeld en niet de daadwerkelijke uitgaven van restaurant Diamond City vermeld, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 225 Wetboek van Strafrecht, 68, 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van parketnummer 01/825385-06 feiten 1 en 2 en parketnummer 01/820032-07 feiten 1 en 2: 36 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar. De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en). Strafmaatverweer. De raadsman van verdachte heeft op de gronden als vermeld in de door hem overgelegde pleitnota op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering verzocht om strafvermindering, omdat de politie tijdens het verhoor van verdachte op 27 september 2006 het pressieverbod van artikel 29 lid 1 Sv zou hebben overtreden. De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft, ondanks de indringende wijze van verhoor door de politie, zich steeds op haar zwijgrecht beroepen. De mogelijk door de politie uitgeoefende druk heeft er kennelijk niet toe geleid dat verdachte een verklaring heeft afgelegd waarvan gezegd kan worden dat deze niet in vrijheid is tot stand gekomen. Reeds hierom verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. Als verdachte vindt dat ze door de politie onheus bejegend is, dan kan zij hierover een klacht indienen. Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte heeft welbewust gefraudeerd, waarmee een aanzienlijk bedrag is gemoeid; - het structurele karakter van de fraude; - verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit winstbejag. Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid: - verdachte werd niet eerder veroordeeld. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 01/825385-06 feiten 1 en 2 tenlastegelegde en de rechtbank van oordeel is dat de hierna op te leggen straf de ernst van de bewezen verklaarde feiten voldoende tot uitdrukking brengt. DE UITSPRAAK Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 01/825385-06 feiten 1 en 2 is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij. Verklaart het tenlastegelegde onder parketnummer 01/820032-07 feiten 1 en 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. 01/820032-07 feit 1: Medeplegen van opzettelijk het feit begaan, omschreven in artikel 68, tweede lid, onderdeel d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. T.a.v. 01/820032-07 feit 2: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: T.a.v. 01/820032-07 feit 1, feit 2: Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid. T.a.v. 01/820032-07 feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 28 november 2006 reeds geschorst. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter, mr. P.J.H. Van Dellen en mr. S.J.W. Hermans, leden, in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier, en is uitgesproken op 28 juli 2008. 4 Parketnummers: 01/825385-06 en 01/820032-07 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]