Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8607

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6691 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening. Betaling griffierecht heeft kennelijk betrekking op een heel andere procedure.


Uitspraak

06/6691 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van: [Naam verzoeker], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: verzoeker), van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juli 2006, 04/1317 TW, in het geding in hoger beroep tussen: verzoeker en de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 24 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 14 juli 2006, 04/1317 TW. Het Uwv heeft medegedeeld inhoudelijk verweer niet zinvol te achten. Het geding is aan de orde gesteld op de zitting van 10 juli 2008. Partijen zijn niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a.hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b.bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c.waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2004, 02/3302, bevestigd. De Raad heeft daarbij overwogen dat, omdat verzoeker in (hoger) beroep geen enkele omstandigheid heeft aangevoerd die tot het oordeel zou kunnen leiden dat hij buiten staat was het griffierecht (tijdig) te betalen, de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat verzoekers beroep tegen een besluit van het Uwv van 28 maart 2002 niet ontvankelijk was omdat het griffierecht niet binnen de daarvoor gestelde termijn was betaald. 3. Ten behoeve van het thans voorliggende verzoek om herziening heeft verzoeker stukken overgelegd, waaruit blijkt dat hij in oktober 2006 € 38,-- griffierecht heeft overgemaakt op de rekening van de rechtbank Amsterdam. Blijkens deze stukken betreft dit griffierecht dat is betaald inzake een bij die rechtbank onder nummer 06/4330 lopende procedure van verzoeker tegen de Sociale verzekeringsbank. 4.1. Omdat deze betaling dateert van na de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2004 en kennelijk betrekking heeft op een heel andere procedure, kan deze op geen enkele wijze afdoen aan het oordeel dat de Raad in zijn uitspraak van 14 juli 2006 heeft uitgesproken, aangezien die uitspraak het niet (tijdig) betaalde griffierecht in 2002 inzake een procedure met nummer 02/3302 van verzoeker tegen het Uwv betreft. 4.2. Nu het door verzoeker aangevoerde niet is aan te merken als een feit of omstandigheid in de zin van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, dient het verzoek te worden afgewezen. 5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2008. (get.) T.L. de Vries. (get. ) C. de Blaeij. OA