Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8610

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3745 ANW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering nabestaandenuitkering: de echtgenoot was ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd ingevolge de AWW, ontving geen AOW-pensioen, niet verzekerd krachtens de Marokkaanse wetgeving..


Uitspraak

07/3745 ANW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naaam appellante], wonende te [woonplaats] Marokko (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2007, 06/2962 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 24 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2008. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante is 1966 in Marokko gehuwd met [naam echtgenoot] en woont in Marokko. Haar echtgenoot is volgens appellante van december 1964 tot in augustus 1967 in Nederland werkzaam geweest en is nadien teruggekeerd naar Marokko. De echtgenoot van appellante is op 21 januari 1996 in Marokko overleden. Appellante heeft uiteindelijk in maart 2006 een officiƫle aanvraag om een nabestaandenuitkering ingediend bij de Svb. 1.2. Bij beslissing op bezwaar van 8 mei 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 28 maart 2006 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de toen van kracht zijnde Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Daarbij is overwogen dat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (hierna: het Verdrag) geen recht bestaat op een Nederlandse nabestaandenuitkering, nu niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen. 2. De rechtbank heeft dit standpunt in de aangevallen uitspraak onderschreven. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar echtgenoot recht had op een Nederlands ouderdompensioen krachtens de AOW. 3.1. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geoordeeld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden op 21 januari 1996 niet verzekerd was krachtens de AWW. Dienaangaande overweegt de Raad het volgende. 3.2. Ingevolge artikel 7 van de AWW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd. 3.3. Voorts was op grond van artikel 8 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989, KB 164, zoals dit artikel luidde ten tijde van het overlijden van de echtgenoot van appellante, kort samengevat, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een WAO-uitkering of een ouderdomspensioen krachtens de AOW, ontving ter hoogte van tenminste een nader omschreven bedrag per maand. De Raad stelt vast dat niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante in januari 1996 een Nederlandse uitkering ontving. In ieder geval kon hij nog geen AOW-pensioen ontvangen, omdat hij de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 21 januari 1996 niet meer verzekerd was krachtens de AWW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering krachtens die wet. 3.4. Voorts stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan. 3.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2008. (get.) T.L. de Vries. (get.) C. de Blaeij. OA