Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8654

Datum uitspraak2008-07-22
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.566/01 (voorheen rolnummer C08/00261)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naar het oordeel van het hof heeft ABN AMRO terecht aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het beslag. Weliswaar staat vast dat op dit moment de woning bij executie minder oplevert dan de erop rustende eerste hypothecaire lening, doch wanneer deze onderwaarde omslaat in een meerwaarde komt ABN AMRO bij opheffing van het beslag in een nadeliger verhaalspositie te verkeren. Het op 26 november 2004 gevestigde recht van tweede hypotheek zal immers bij herleving van het door de voorzieningenrechter opgeheven beslag niet, maar bij hernieuwde beslaglegging wél aan ABN AMRO kunnen worden tegengeworpen (zie artikel 505 lid 2 Rv). [geïntimeerden ] hebben - kort samengevat - betoogd dat het ABN AMRO niet is toegestaan het executoriaal beslag te handhaven voor conservatoire doeleinden, omdat een dergelijk beslag niet mag strekken tot bewaring van recht. Het is volgens [geïntimeerden ] niet de bedoeling van de wetgever geweest de mogelijkheid te bieden aan een natuurlijk of rechtspersoon om een object dat in eigendom toebehoort aan een ander voor onbepaalde tijd ter zekerheidsstelling beslagen te houden. Het hof wijst erop dat dit betoog wordt gelogenstraft door artikel 503 Rv, waarin is bepaald dat de schuldeiser gehouden is het bevel tot betaling als bedoeld in artikel 502 Rv te vernieuwen indien de schuldeiser een jaar na het bevel heeft laten verlopen. Het is niet vereist - hoewel het wel vaak zo zal gaan - om spoedig nadat het bevel tot betaling is gedaan, tot uitwinning over te gaan. Het is de schuldeiser toegestaan om, bijvoorbeeld in het geval er met de schuldenaar een betalingsregeling is aangegaan of, zoals in dit geval, in afwachting van het alsnog ontstaan van overwaarde op een uit te winnen onroerende zaak, de uitwinning uit te stellen.


Uitspraak

Arrest d.d. 22 juli 2008 Zaaknummer 107.002.566/01 (voorheen rolnummer C08/00261) HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, appellante, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: ABN AMRO, procureur: mr. J.B.R. Daniëls, voor wie gepleit heeft mr. R. Dijkema, advocaat te Hilversum, tegen 1. [geïntimeerde 1], wonende te [woonplaats], 2. [geïntimeerde 2 ], wonende te [woonplaats], geïntimeerden, in eerste aanleg: eisers, hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden ], procureur: mr. J.M. Bosnak. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 10 maart 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 28 maart 2008 is door ABN AMRO hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerden ] tegen de zitting van 8 april 2008. De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende de memorie van grieven luidt: dat het Uw Gerechtshof moge behagen om bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van 10 maart 2008 in kort geding van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen tussen partijen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van [geïntimeerde 1 ] en [geïntimeerde 2] op het punt van de opheffing van het executoriale beslag op de woning [adres] te [plaats] af te wijzen en met veroordeling van [geïntimeerde 1 ] en [geïntimeerde 2] in de kosten van het hoger beroep (de btw over de deurwaarderskosten daarin begrepen). De conclusie van de memorie van antwoord strekt tot: verwerping van alle door appellante opgeworpen grieven in onderhavig hoger beroep en verzoekt uw Gerechtshof, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat: 1. het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 10 maart 2008 tussen geïntimeerden als eisers en appellante als gedaagde, waartegen appellante onderhavig hoger beroep heeft ingesteld, te bekrachtigen; 2. appellante te veroordelen in de kosten van onderhavig hoger beroep. Vervolgens heeft het hof op verzoek van de advocaat van [geïntimeerden ] een datum voor het mondeling pleidooi bepaald. Tijdens het pleidooi is de advocaat van [geïntimeerden ] echter niet verschenen en heeft [geïntimeerde 1] in persoon gepleit. ABN AMRO heeft haar zaak doen bepleiten door haar advocaat onder overlegging van een pleitnota. Ten slotte heeft ABN AMRO gevraagd arrest te wijzen op het pleitdossier en heeft het hof een dag bepaald waarop arrest zal worden gewezen. De grieven ABN AMRO heeft twee grieven opgeworpen. De beoordeling 1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1. tot en met 2.7) van genoemd vonnis van 10 maart 2008 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. 2. Tevens is in hoger beroep - voor zover thans van belang - nog komen vast te staan: 2.1. Op 26 november 2004 (derhalve nadat het door ABN AMRO gelegde conservatoire beslag was ingeschreven in de openbare registers en nadat dit beslag op grond van het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 29 september 2004 executoriaal was geworden) hebben [geïntimeerden ] hun woning aan de [adres] te [plaats] ten behoeve van de heer [betrokkene 1] bezwaard met een recht van (tweede) hypotheek. 3. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat ABN AMRO – mede gelet op de belangen aan de zijde van [geïntimeerden ] die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het arrest van 13 maart 2007 van het Gerechtshof te Arnhem over te gaan. In het dictum van het bestreden (bij voorraad uitvoerbaar verklaard) vonnis heeft de voorzieningenrechter het door ABN AMRO gelegde executoriale beslag opgeheven. 4. ABN AMRO heeft zich neergelegd bij het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij gelet op de onderwaarde van de verhypothekeerde woning op dit moment geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van de executie. De grieven richten zich daarom (slechts) tegen de opheffing van het executoriale beslag. ABN AMRO kan zich met deze opheffing niet verenigen, omdat zij stelt een gerechtvaardigd belang te hebben bij handhaving van het beslag, ook nu zij op dit moment geen gebruik kan maken van haar executiebevoegdheid. 5. Het hof dient ambtshalve na te gaan of [geïntimeerden ] thans nog een spoedeisend belang hebben bij toewijzing van hun vordering strekkende tot opheffing van het executoriale beslag. Indien in hoger beroep de vraag moet worden beantwoord of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing daarvan hetzij na weigering daarvan door de voorzieningenrechter, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, dient ook in hoger beroep mede te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het Hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (vgl. HR 30 juni 2000, NJ 2001, 389 en HR 31 mei 2002, NJ 2003, 343). 6. Hoewel [geïntimeerden ] in eerste aanleg hebben gesteld een spoedeisend belang te hebben bij een schorsing van de executie (welk spoedeisend belang ook terecht door de voorzieningenrechter is aangenomen), hebben zij niet gesteld dat zij los daarvan tevens een spoedeisend belang hebben bij opheffing van het executoriale beslag. Naar het oordeel van het hof valt ook niet in te zien dat [geïntimeerden ] dat spoedeisend belang bij opheffing van het beslag in dit geval hebben. Gesteld noch gebleken is immers dat het beslag onrechtmatig is gelegd. [geïntimeerde 1] heeft weliswaar tijdens het pleidooi gezegd dat zijn vrouw en hij het beslag als beklemmend ervaren, maar hij heeft ook gesteld dat er geen bezwaar is tegen het beslag zolang ABN AMRO niet overgaat tot uitwinning van de woning. 7. Uit het ontbreken van spoedeisend belang bij dit deel van de vordering vloeit voort dat deze in zoverre niet voor toewijzing in een kort-gedingprocedure in aanmerking komt. Dit brengt mee dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat de gevorderde opheffing van het executoriale beslag alsnog moet worden afgewezen. 8. Hoewel de grieven gelet op het voorgaande geen bespreking behoeven, overweegt het hof ten overvloede het volgende. 8.1. Naar het oordeel van het hof heeft ABN AMRO terecht aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het beslag. Weliswaar staat vast dat op dit moment de woning bij executie minder oplevert dan de erop rustende eerste hypothecaire lening, doch wanneer deze onderwaarde omslaat in een meerwaarde komt ABN AMRO bij opheffing van het beslag in een nadeliger verhaalspositie te verkeren. Het op 26 november 2004 gevestigde recht van tweede hypotheek zal immers bij herleving van het door de voorzieningenrechter opgeheven beslag niet, maar bij hernieuwde beslaglegging wél aan ABN AMRO kunnen worden tegengeworpen (zie artikel 505 lid 2 Rv). 8.2. [geïntimeerden ] hebben - kort samengevat - betoogd dat het ABN AMRO niet is toegestaan het executoriaal beslag te handhaven voor conservatoire doeleinden, omdat een dergelijk beslag niet mag strekken tot bewaring van recht. Het is volgens [geïntimeerden ] niet de bedoeling van de wetgever geweest de mogelijkheid te bieden aan een natuurlijk of rechtspersoon om een object dat in eigendom toebehoort aan een ander voor onbepaalde tijd ter zekerheidsstelling beslagen te houden. 8.3. Het hof wijst erop dat dit betoog wordt gelogenstraft door artikel 503 Rv, waarin is bepaald dat de schuldeiser gehouden is het bevel tot betaling als bedoeld in artikel 502 Rv te vernieuwen indien de schuldeiser een jaar na het bevel heeft laten verlopen. Het is niet vereist - hoewel het wel vaak zo zal gaan - om spoedig nadat het bevel tot betaling is gedaan, tot uitwinning over te gaan. Het is de schuldeiser toegestaan om, bijvoorbeeld in het geval er met de schuldenaar een betalingsregeling is aangegaan of, zoals in dit geval, in afwachting van het alsnog ontstaan van overwaarde op een uit te winnen onroerende zaak, de uitwinning uit te stellen. Slotsom 9. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en de vordering tot opheffing van het executoriale beslag dient alsnog te worden afgewezen. Gelet op de omstandigheid dat het executoriale beslag daardoor herleeft en mede in aanmerking genomen dat ABN AMRO zich uitdrukkelijk heeft neergelegd bij het oordeel van de voorzieningenrechter dat ABN AMRO thans geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het arrest van 13 maart 2007 over te gaan, zal het hof ABN AMRO verbieden de woning execuriaal te verkopen totdat de woning een overwaarde heeft ten opzichte van de op de woning rustende hypothecaire lening van de SNS-bank. [geïntimeerden ] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief II, 3 punten). De beslissing Het gerechtshof: 1. vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in het dictum daarvan het executoriale beslag op de woning [adres] te [plaats] is opgeheven; en in zoverre opnieuw rechtdoende: verbiedt ABN AMRO om de woning aan de [adres] te [plaats] executoriaal te verkopen totdat de woning een overwaarde heeft ten opzichte van de op de woning rustende hypothecaire lening van de SNS-bank; wijst de vordering tot opheffing van het executoriale beslag op de woning [adres] te [plaats] af; 2. veroordeelt [geïntimeerden ] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van ABN AMROop € 388,44 aan verschotten en € 2.682,00 aan salaris voor de procureur; 3. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mrs. Peper, voorzitter, Kuiper en Zandbergen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 juli 2008 in bijzijn van de griffier.