Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8656

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/1003 en 08/1004 Veror
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kapvergunning voor de kap van 160 bomen op het regionaal bedrijventerrein Lorentz-Oost te Hierden is vernietigd. De verleende kapvergunning voldoet niet aan de voorwaarden van de gemeentelijke Verordening op het bewaren van houtopstand. Voorts ontbreken een kenbare belangenafweging en een afdoende onderbouwing van het standpunt van b&w Harderwijk.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nrs.: 08/1003 en 08/1004 Veror Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen: de Vereniging Belangengroep Hierden te Hierden, gemeente Harderwijk verzoekster/eiseses, hierna: eiseres, en het college van burgemeester van wethouders van de gemeente Harderwijk verweerder. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder van 29 mei 2008 (kenmerk: IOR/I08.1092) waarbij het bezwaar van eiseres van 13 maart 2008 tegen verweerders besluit van 5 februari 2008 om een kapvergunning te verlenen voor de kap van 160 bomen op het regionaal bedrijventerrein Lorentz-Oost (RBT) te Hierden, gemeente Harderwijk, ongegrond is verklaard. 2. Procesverloop Mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk, heeft bij brief van 23 juni 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van gelijke datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 juli 2008, waar namens verzoekster is verschenen [naam], bijgestaan door mr. M. Kuiper voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M.A. van Eys, mr. M. Kroes en mr. D.P.A. Merx. 3. Motivering Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres belanghebbende is in de zin van de Awb. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van deze wet wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om belanghebbende te zijn bij een besluit tot verlening van een kapvergunning dient diegene een belang te hebben dat hem persoonlijk aangaat en dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan in de regel slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op een beperkte afstand woont van de bomen of vanuit zijn woning daarop zicht heeft (bijvoorbeeld de uitspraak van 29 augustus 2007, LJN: BB2529). De Vereniging heeft volgens haar statuten tot doel het eigen gezicht en karakter van de Dorpsgemeenschap Hierden te behouden en de belangen van de bewoners te dienen, alles in de meest ruime zin van het woord. De kapvergunning waar het om gaat, heeft invloed op het eigen gezicht en karakter van de dorpsgemeenschap. Verder is gebleken dat veel leden van de vereniging in de directe omgeving wonen en vanuit hun woning zich hebben op de bomen waarom het gaat, zodat de voorzieningenrechter van oordeel is dat eiseres in haar beroep en haar verzoek om een voorlopige voorziening kan worden ontvangen. Met betrekking tot de kapvergunning overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In artikel 2, eerste lid, van de ter plaatse geldende Verordening op het bewaren van houtopstand (de Verordening) is bepaald dat het verboden is zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen. Artikel 3, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de vergunning schriftelijk moet worden aangevraagd door degene die krachtens zakelijk recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. In artikel 4 van de Verordening is aangegeven dat burgemeester en wethouders de vergunning kunnen weigeren dan wel onder voorschriften kunnen verlenen in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorps-/stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer, terwijl in artikel 5, eerste lid, is bepaald dat tot de hiervoor bedoelde voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herbeplant. Ook kan daarbij ingevolge het tweede lid worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. De voorzieningenrechter stelt vast dat op 14 februari 2008 een publicatie heeft plaatsgevonden in het plaatselijke blad ‘het Kontakt’, waarbij is medegedeeld dat op 5 februari 2008 een kapvergunning is verleend voor het kappen van 160 bomen op het RBT Lorentz-Oost. Vast staat verder dat een schriftelijk besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Verordening en een schriftelijke aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Verordening ten tijde van de publicatie ontbraken. Verweerder heeft zich bij het thans bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het ontbreken van een “fysieke” kapvergunning moet worden gezien als een gebrek van formele aard, welk gebrek is geheeld bij de beslissing op bezwaar. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het later op schrift gestelde besluit van 5 februari 2008, waarbij een kapvergunning is verleend voor 160 bomen op bedoeld bedrijventerrein. De voorzieningenrechter deelt niet het standpunt van verweerder dat met de thans op schrift gestelde kapvergunning de gebreken zijn geheeld. Niet alleen ontbreekt een schriftelijke aanvraag van een verzoeker, ook ontbreekt in de kapvergunning de vermelding van degene aan wie de kapvergunning is verleend zodat (nog steeds) niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 2 en 3 van de Verordening. Ook ontbreekt bij de vergunning een bepaling, zoals aangegeven in de Procedures Kapverordening, dat van de vergunning eerst gebruik mag worden gemaakt wanneer de kapvergunning onherroepelijk is geworden, dan wel een overweging waarom van deze bepaling in het onderhavige geval wordt afgeweken. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat zowel het primaire besluit als de beslissing op bezwaar niet voldoen aan de ter zake geldende regelgeving. Daarnaast is de voorzieningenrechter met eiseres van oordeel dat verweerder ook in de bezwaarfase ten onrechte heeft nagelaten met betrekking tot de individuele bomen, dan wel bomengroepen en houtwallen te motiveren waarom de kapvergunning is verstrekt. Een kenbare belangenafweging en onderbouwing van verweerders standpunt dat met het kappen geen strijd ontstaat met overige wet- en regelgeving, ontbreekt daardoor eveneens. Zo is onder meer niet duidelijk waarom de enkele bomen van de betreffende houtwal, die blijkens de beslissing op bezwaar gespaard zouden kunnen worden, toch moeten worden gekapt om het terrein exploitabel te maken en is onvoldoende gemotiveerd waarom de bomen aan de Pieriksteeg moeten worden gerooid. Tevens deelt de voorzieningenrechter het standpunt van eiseres dat verweerder ook in de bezwaarfase ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of aan de verleende kapvergunning voorwaarden in verband met een herbeplanting dienden te worden opgenomen. In het inmiddels ter plaatse van kracht geworden bestemmingsplan is immers opgenomen dat er naar wordt gestreefd om het RBT in zijn totaliteit landschappelijk goed in te passen en zo mogelijk de huidige landschappelijke waarden te behouden c.q. te versterken. Het plan vermeldt dat er daarom is gestreefd naar behoud en versterking van de houtwallenstructuur van de voormalige stadslanderijen. Ook in het thans bestreden besluit wordt aangegeven dat het RTB wordt aangelegd met zoveel mogelijk behoud van de reeds bestaande groenstructuur en dat het deel van de bestaande groenstructuur dat moet wijken voor het RTB ruim gecompenseerd gaat worden. Toepassing van artikel 5, eerste lid, van de Verordening zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voor de hand hebben gelegen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt het bestreden besluit wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2, 3:4 en 7:12 van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Tevens ziet de voorzieningenrechter wegens de hiervoor vermelde aan het primaire besluit klevende gebreken, aanleiding om dit besluit te herroepen, hetgeen betekent dat de betrokken bomen thans niet mogen worden gekapt. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal in verband daarmee worden afgewezen. Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 3 punten (beroepschrift 1 punt, verzoek om voorlopige voorziening 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt) toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd. Tevens is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in de bezwaarfase. Met toepassing van voormeld besluit worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten (bezwaarschrift 1 punt, verschijnen tijdens de hoorzitting 1 punt) toegekend, met een wegingsfactor 1. 4. Beslissing De voorzieningenrechter: - verklaart het beroep tegen het besluit van 29 mei 2008 gegrond; - vernietigt het besluit van 29 mei 2008; - herroept het besluit van 5 februari 2008; - wijst het verzoek om voorlopige voorziening af; - bepaalt dat de gemeente Harderwijk het betaalde griffierecht in de hoofdzaak en in het verzoek om een voorlopige voorziening (2 x € 288,--) aan eiseres vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van € 966,- ter zake van rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Harderwijk; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in bezwaar tot een bedrag van € 644,-- ter zake van verleende rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Harderwijk. Aldus gegeven door mr. Tj.Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.