Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8696

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/880122-08 VEV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brandstichting, onbetrouwbaarheid verklaring, gemeen gevaar, verminderd detentie geschikt


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector straf parketnummer 17/880122-08 ad informandum gevoegd parketnummer 17/880122-08 verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], wonende te [adres]. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 1 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden. Telastelegging Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Vordering officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd: - veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. telastegelegde; - medeweging van het onder 1. en 2. ad informandum vermelde; - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest; - oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt medewerking van verdachte aan een nader (psychiatrisch) onderzoek en volgen van aanwijzingen van Talant; - oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2.000,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Partiële vrijspraak De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte van het onder 3. telastegelede dient te worden vrijgesproken, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. De bekennende verklaring van verdachte tegenover de politie is onder druk tot stand gekomen en derhalve onbetrouwbaar. Hierbij dient bedacht te worden dat verdachte, gezien zijn geestelijke ontwikkeling, gevoelig is voor druk. De rechtbank overweegt als volgt. Ter terechtzitting heeft verdachte het onder 3. telastegelegde ontkent. Verdachte heeft eerder bij de politie een bekennende verklaring afgelegd (proces-verbaalnummer 2008016770-4). De bekennende verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door technisch bewijs of enig ander bewijs. De rechtbank is derhalve van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen en zij zal verdachte van het onder 3. telastegelegde vrijspreken. Derhalve behoeft het verweer van de raadsman dat de bekennende verklaring van verdachte niet betrouwbaar is, geen bespreking. Bewijsoverweging Ten aanzien van het onder 1. telastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht eist dat er sprake is geweest van een gemeen gevaar dat zich heeft uitgestrekt tot andere goederen dan het goed waarin brand is gesticht. Noch uit de stukken, noch uit het verhandelde ter terechtzitting, is gebleken dat zich goederen in de nabijheid van de auto bevonden op het moment van de brandstichting. De rechtbank is van oordeel dat het watertoevoerslangetje van de auto niet gezien kan worden als een goed dat los staat van de overige onderdelen van de auto zodat, indien er slechts sprake zou zijn geweest van gemeen gevaar voor de overige delen van de auto, dit niet zou opleveren het strafbare feit brandstichting en ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen. Uit de verklaring van [naam] (proces-verbaalnummer 2007087027-6) blijkt echter dat ten tijde van de brandstichting goederen aanwezig waren in de auto, waaronder een aantal mappen met kilometerstanden, gevonden voorwerpen en een thermoskan met koffie. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat geen ontslag van alle rechtsvervolging hoeft te volgen voor het onder 1. telastegelegde. Bewezenverklaring De rechtbank acht het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij op 21 augustus 2007, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, te weten een Peugeot Expert, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker tegen, althans in de onmiddellijke nabijheid van, een watertoevoerslangetje van de auto gehouden, ten gevolge waarvan de grill en de motor en de motorkap van die auto gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was; 2. hij op 4 december 2007, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht in de berging van een flat, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een lucifer gehouden tegen een hoeveelheid terpentine welke op een doekje zat, ten gevolge waarvan dat doekje en de vloer en een kozijn en een houten muur en elektrische bedrading gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de overige nog niet verbrande delen van de berging en de belendende bergingen en de boven de bergingen gelegen flatwoningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de boven de bergingen gelegen flatwoningen te duchten was; De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificatie Het bewezene levert op de misdrijven: 1. opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. 2. opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Strafbaarheid verdachte De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de onder 1. en 2. op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan; - de vordering van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in brand steken van een auto en brandstichting in de berging van een flat. Over verdachte is door de reclassering een voorlichtingsrapport opgemaakt. De rechtbank neemt de conclusie van dat rapport over. Uit het rapport blijkt dat er een kans bestaat dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. Verdachte heeft verstandelijke beperkingen en is in zijn leven van jongs af aan gepest. Beide factoren zorgen ervoor dat verdachte zich kwetsbaar voelt en dat hij tot nu toe onvoldoende sociale vaardigheden heeft om problemen die hij tegenkomt op te lossen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat juist het pestgedrag op zijn werk, waar de werkgever volgens verdachte niets aan deed, de reden is dat hij de auto van de werkgever in brand heeft gestoken. Over verdachte is tevens door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie een rapport opgemaakt in het kader van een trajectconsult. De conclusie van dat rapport, dat door de rechtbank wordt overgenomen, is dat verdachte nader moet worden onderzocht door een psychiater om de problemen van verdachte beter in kaart te brengen. De rechtbank heeft ook kennis genomen van een notitie van een GZ-psycholoog waaruit blijkt dat verdachte verminderd detentie geschikt is en medische informatie van verdachte waaruit blijkt dat zich bij verdachte tengevolge van zijn voorlopige hechtenis lichamelijke klachten hebben geopenbaard. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte bij beschikking van 2 juli 2008 opgeheven met ingang van 3 juli 2008. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van de voorlopige hechtenis moet worden opgelegd. Tevens zal verdachte een forse, deels voorwaardelijke werkstraf worden opgelegd. Met inachtneming van de adviezen zal aan het voorwaardelijk deel de voorwaarde van toezicht van de reclassering worden gesteld en houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zich laat onderzoeken door een psychiater of psycholoog. Dit laatste onderzoek is bedoeld om nadere diagnose bij verdachte te kunnen stellen en op basis van de uitkomsten van dat onderzoek de juiste begeleiding en training te verzorgen. Verdachte zal zich ook moeten houden aan de aanwijzingen die Talant aan hem stelt. Benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3. telastegelegde, dient [slachtoffer] niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 14d, 22c(oud), 22d, 57(oud) en 157 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 3. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van honderdzes dagen. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid. Bepaalt, dat van deze werkstraf een gedeelte, groot 90 uren, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of na te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde: - zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Noord-Nederland te Leeuwarden; - ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling; - zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook indien dit inhoudt het ondergaan van een onderzoek in een daarvoor aangewezen instelling en het zich houden aan aanwijzingen van Talant. Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast. Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. B. Veelders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2008.