Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8699

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/946 en 08/980 Beslu
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tijdelijke verkeersmaatregel bestaande uit het afsluiten van 1 rijbaan van de 's-Heerenbergseweg te Zeddam. Maatregel is bedoeld om veiligheid van wegverkeer te verzekeren gedurende een bouwproject. Juiste belangenafweging verweerder. Besluit blijft in stand.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nrs.: 08/946 en 08/980 Beslu Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen: [eiseres], handelende onder de naam [naam] Chocolaterie & Banketbakkerij, te Zeddam, verzoekster/eiseres, hierna: eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Montferland verweerder. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder van 8 mei 2008, waarbij de bezwaren van onder anderen eiseres, gericht tegen het verkeersbesluit van 27 december 2007, bekend gemaakt op 22 januari 2008, ongegrond zijn verklaard. 2. Procesverloop De gemachtigde van eiseres, [gemachtigde], heeft bij brief van 14 juni 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank. Eerder was bij brief van 10 juni 2008 verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 juli 2008, waar de gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. C. Poels en ing. J.M.R. Vogel. 3. Motivering Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt. Het onderhavige geding betreft een tijdelijke verkeersmaatregel, bestaande uit het afsluiten van één rijbaan van de ’s-Heerenbergseweg te Zeddam. Het verkeer in beide richtingen zal over de overblijvende rijbaan worden geleid door middel van verkeerslichten. Aanleiding voor dit verkeersbesluit zijn de bouwwerkzaamheden - meer specifiek het inrichten van een met een hek afgesloten bouwterrein, waaronder het plaatsen van een kraan, voor en langs de gevel aan de ’s-Heerenbergseweg - ten behoeve van de bouw van een woonzorgcomplex, gesitueerd aan de ’s-Heerenbergseweg/hoek Vinkwijkweg nabij het Gerrit Varwijkplein. Bij brief van 23 juni 2008 heeft verweerder aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat de werkzaamheden zijn gepland direct na de bouwvakvakantie. Eiseres wil met het treffen van de voorlopige voorziening voorkomen dat de tijdelijke maatregel per direct wordt doorgevoerd. Zij stelt dat het niet kan en zo mag wezen dat een doorgaande weg voor een gedeelte wordt afgesloten terwijl er op het bouwterrein zelf voldoende ruimte is. Tevens zou afsluiting van een andere weg (Benedendorpsstraat) meer in de rede liggen. Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994) kunnen verkeersmaatregelen worden genomen die strekken tot: a. het verzekeren van de veiligheid op de weg; b. het beschermen van weggebruikers en passagiers; c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 - voor zover hier van belang - geschiedt de plaatsing van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit. Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) dienen verkeersbesluiten met redenen te zijn omkleed, waarbij in ieder geval wordt aangegeven welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij dient te worden aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Bij het nemen van een verkeersbesluit komt aan het bestuursorgaan een ruime beoordelingsmarge toe en zal de rechter zich bij de beoordeling van zodanig besluit terughoudend moeten opstellen. Hij zal dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit is kunnen komen. Verder moet het treffen van een verkeersmaatregel als een normale maatschappelijke ontwikkeling worden beschouwd waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van betrokkenen dienen te blijven. Met inachtneming van de hierboven aangegeven afweging van de betrokken belangen overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder, zoals blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting, tot de onderhavige maatregel is gekomen teneinde de veiligheid van het verkeer op de weg te verzekeren gedurende de periode dat er ten behoeve van het bouwproject zware en grote materialen en een bouwkraan aan de ’s Heerenbergseweg zullen worden geplaatst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende duidelijk gemaakt dat de veiligheid het primaire doel van de maatregel is en dat daarbij als bijkomstig voordeel is aangegeven dat het verkeer over bedoelde weg wellicht minder intensief zal worden. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verweerder van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt voor een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid aan verweerder is toegekend. In dat verband wijst de voorzieningenrechter er op dat de maatregel nog niet ten uitvoer is gelegd hoewel al geruime tijd bouwwerkzaamheden ter plekke plaatsvinden maar dat dit zal pas zal geschieden als de bouwkraan na de bouwvakvakantie op 18 augustus aanstaande, zal worden geplaatst en de werkzaamheden bij het project zullen worden voortgezet. De maatregel zal ook niet langer worden gehandhaafd dan ten behoeve van de veiligheid van het verkeer noodzakelijk is. Ter zitting heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de namens eiseres geopperde alternatieven niet haalbaar zijn. Verder is aangegeven dat voor het bestemmingsverkeer ook alternatieve routes in de bebouwde kom van Zeddam beschikbaar zijn terwijl het doorgaande verkeer gebruik kan maken van de rondweg. Niet is gebleken dat mogelijke alternatieve routes die gebruikt gaan worden de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige gevolgen voor eiseres, zoals de tijdelijke langere rijtijden en het tijdverlies dat met de maatregel gepaard gaat, niet leiden tot een zodanig onevenredig nadeel dat op grond daarvan geconcludeerd zou moeten worden dat het verkeersbesluit niet evenredig is in verhouding tot de met dit besluit te dienen doel. Met betrekking tot de door eiseres verwachte omzetdaling overweegt de voorzieningenrechter dat, mocht hiervan inderdaad sprake zijn, het eiseres vrij staat om zich ter zake van een eventuele schadevergoeding tot verweerder te wenden. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Het bestreden besluit kan daarom in stand blijven. Dit brengt met zich dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Er is geen aanleiding voor een ¬veroordeling in proceskosten. 4. Beslissing De voorzieningenrechter: - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Aldus gegeven door mr. Tj. Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.